Temporele structuur van teksten Henriëtte de Swart Variatie in Betekenis
Aspectuele klasse Vendler (1967), Verkuyl et al. (2004), etc. States: Jan is ziek, Sofia houdt van katten Processes (activities): Jan zwemt, Sofia schrijft brieven, Anna duwt een kar. Events (Accomplishments+ achievements): Jan eet een appel, Sofia schrijft een brief, Anna komt binnen, Jan bereikt de top, Sofia won de race.
Grammatikaal aspect Slavische (Russisch, Pools, etc.) prefixen en suffixen: perfectief/imperfectief contrast. Engelse progressive: she ate/was eating an apple. Frans: Passé Simple (perfectief), Imparfait (imperfectief).
Aspect en Discourse Stelling: we gebruiken aspectuele verschillen in de temporele opbouw van discourse. Achtergrond: we praten niet in ‘losse’ zinnen, maar samenhangende reeksen zinnen: discourse (monoloog/dialoog/tekst). Centrale notie: discourse coherentie.
Discourse coherentie Wat bepaalt discourse coherentie? I. Over wie hebben we het, en wat zeggen we over onze discourse referenten? Individuen als ‘kapstok’ voor samenhang. II. Wat gebeurt er en in welke volgorde? Temporele structuur als ‘kapstok’ voor verhaalstructuur.
Links-rechts asymmetrie Links-rechts asymmetrie: zinnen in discourse vormen een sekwentie. Natuurlijke volgorde van presentatie van gebeurtenissen: en toen en toen en toen. links-rechts volgorde gebeurtenissen die elkaar opvolgen in tijd.
‘natuurlijke’ volgorde Hanna werd wakker, rekte zich nog eens uit, en sprong kwiek uit bed. Zij nam een douche, ontbeette met een crackertje, en stapte om 8 uur op de fiets om naar het werk te gaan.
Geen ‘natuurlijke’ volgorde ???Zij nam een douche, rekte zich nog eens uit, ontbeette met een crackertje, en sprong kwiek uit bed. Hanna werd wakker, en stapte om 8 uur op de fiets om naar haar werk te gaan.
‘en toen en toen en toen..’ Zinnen in tekst: S1, S2, … Sn beschrijven events e1, e2, e3, … e n. Links-rechts volgorde weerspiegelt temporele structuur: e1 < e2 < e3 < … e n. Verbreken van deze spiegeling tussen volgorde van presentatie en temporele volgorde incoherente discourse.
Incrementele interpretatie Incrementele interpretatie: toevoegen van nieuwe informatie aan oude. Taal niet symmetrisch: links-rechts asymmetrie. Zinnen later in discourse geïnterpreteerd in de contekst gecreëerd door eerdere zinnen.
Events en states Hanna werd wakker, en rekte zich nog eens uit. De zon scheen voorzichtig door de gordijnen heen, buiten floot een vogeltje, en het rook naar jasmijn. e1 < e2 0 s3, a4, s5. States/activities drukken geen sekwentie uit, maar overlap in tijd. Volgorde presentatie states irrelevant voor temporele structuur.
Volgorde states irrelevant Hanna werd wakker, en rekte zich nog eens uit. De zon scheen voorzichtig door de gordijnen heen, buiten floot een vogeltje, en het rook naar jasmijn. Hanna werd wakker, en rekte zich nog eens uit. Buiten floot een vogeltje, en het rook naar jasmijn. De zon scheen voorzichtig door de gordijnen heen.
Events, states en events Hanna werd wakker, en rekte zich nog eens uit. De zon scheen voorzichtig door de gordijnen heen, buiten floot een vogeltje, en het rook naar jasmijn. Hanna sprong kwiek uit bed, en nam een douche. e1 < e2 0 s3, a4, s5, e2 < e6 < e7. Eerstvolgende event drukt temporele sekwentie uit t.o.v. laatst genoemd event.
Conclusie 1 In talen als het Nederlands (geen invloed van grammaticaal aspect in ovt) bepaalt situatie aspect de temporele structuur van discourse. Events zorgen voor narratieve voortgang in tijd, states/activities zorgen voor narratieve stilstand. Events: voorgrond, actie, handeling. States/activities: achtergrond, beschrijving.
Grammaticaal aspect Smith: in het Russisch geven perfectieve zinnen narratieve vooruitgang aan (temporele sekwentie). On vošel, otkryl okno, I vyšel. Hij kwam perf binnen, opende perf het raam, en ging perf naar buiten.
Imperfectief aspect Smith: in het Russisch geven imperfective zinnen temporele overlap aan, achtergrond informatie. Kogda ja vošel, on slušal radio I gotovil zavtrak. Toen ik binnenkwam perf, luisterde imp hij naar de radio en maakte imp hij het ontbijt klaar.
Frans Anne entra. Sophie monta l’escalier. (entra ps < monta ps ) Anne entra. Sophie montait l’escalier. (entra ps 0 montait imp ) Passé Simple: voortgang in narratieve tijd, gebeurtenis, dynamisch, verhaallijn. Imparfait: statische beschrijving, temporele overlap met een gegeven moment (anaforisch), achtergrond informatie.
Conclusie 2 In talen met een perfectief/imperfectief onderscheid bepaalt grammaticaal aspect de temporele structuur van de discourse. Perfectieve vormen drukken gebeurtenissen uit, en zorgen voor narratieve sekwentie. Imperfectieve vormen drukken toestanden/processen uit, en zorgen voor temporele overlap.
Modellering: DRT Discourse Representation theory (DRT) Interpretatie per zin, incrementele interpretatie op discourse niveau. Discourse referenten: ‘Kapstok’ (individuen, events, states). Discourse condities: wat we zeggen over discourse referenten. Samen: Discourse Representation Structure
Anaforische afhankelijkheid Incrementele interpretatie: nieuwe zin breidt DRS van eerste zin uit. Jan houdt van Petra. Zij is zijn baas. Wie is zij? Wie is zijn? Jan i houdt van Petra j. Zij j is zijn i baas. Tweede zin wordt geïnterpreteerd in de contekst van de eerste: update van DRS.
Modellering: DRT Jan houdt van Petra. Discourse representation structure (DRS) in Discourse Representation theory (DRT). u, v Jan=u Petra=v u houdt-van v discourse referenten discourse condities drs
Update van DRS Jan i houdt van Petra j. Zij j is zijn i baas. u,v, w, x Jan = u Petra = v u houdt van v zij = w zijn = van x w=v x = u v is baas van u anafora resolutie
Anafora resolutie Zij, zijn: persoonlijke voornaamwoord (pronomen). Anaforisch: voor hun interpretatie afhankelijk van andere referentiële uitdrukking. Anafora resolutie: oplossing van referentiële afhankelijkheid.
Temporele DRT Hanna werd wakker. u, e1, n, t1 Hanna = u t1 < n e1 t1 e1: u wordt wakker discourse referenten n: now t1: referentietijd e1 drs condities verleden tijd: t1 < n
Incrementele interpretatie Hanna i werd wakker Zij i nam een douche. u, v, e1, t1, e2, t2, n Hanna = u t1 < n e1 t1 e1: u wordt wakker zij = v v = u t2 < n e2 t2 e1 < e2 e2: v neemtdouche pronomen resolutie temporele afhankelijkheid
Discourse regel event Engels, Nederlands, etc: bepaal op grond van situatie aspect of de zin een event beschrijft (accomplishment, achievement). Als een zin een event beschrijft, introduceer een nieuwe event variabele in het universum van discourse referenten. Introduceer een relatie < tussen dit event en het laatst geïintroduceerde event in de DRS.
States Hanna werd wakker. De zon scheen voorzichtig door de gordijnen. u, v, e1, t1, n, s2, t2 Hanna = u t1 < n e1 t1 e1: u wordt wakker de zon = v s2 0 t2 e1 s2 s2: v schijnt temporele afhankelijkheid
Discourse regel state Engels, Nederlands, etc: bepaal op grond van situatie aspect of de zin een state beschrijft (mogelijk ook: process). Als een zin een state beschrijft, introduceer een nieuwe state variabele in het universum van discourse referenten. Introduceer een relatie tussen deze state en het laatst geïntroduceerde event in de DRS (e s).
event – state - event Hanna werd wakker. De zon scheen voorzichtig door de gordijnen. Zij sprong uit bed. Verkorte DRS! u,v,w,e1,t1,s2,t2,e3,t3,n t1 < n e1 t1 e1: u wordt wakker e1 s2 s2: v schijnt e1 < e3 e3: u springt uit bed relatie tussen events
Toepassing op Frans Passé Simple: de zin beschrijft een event; volg de discourse regels voor events. Imparfait: de zin beschrijft een state (process); volg de discourse regels voor states.
Passé Simple Anne entra (ps). Sophie monta (ps) l’escalier. Verkorte drs! u,v,n,e1,t1,e2,t2 Anne=u t1 < n e1 t1 e1: u komt binnen Sophie = v e1 < e2 e2 t2 e2: v loopt de trap op relatie tussen events
Imparfait Anne entra (ps). Sophie montait (imp) l’escalier. Verkorte drs! u,v,n,e1,t1,e2,t2 Anne=u t1 < n e1 t1 e1: u komt binnen Sophie = v e1 s2 e2 0 t2 s2: v loopt de trap op relatie tussen event en state
Aspectuele structuur In talen met grammaticaal aspect is situatie aspect ondergeschikt in temporele structuur discourse. [Tense [ gramm. Aspect* [ situatie aspect]] Eén tense operator (locatie in tijd). Er zijn 0, 1, 2, …n aspectuele operatoren (*). Bij afwezigheid aspectuele operator bepaalt situatie aspect of zin event/state/process introduceert in DRS.
Vergelijking met Smith Smith (1991/97): twee componenten theorie Situatie aspect en grammaticaal aspect hebben verschillende betekenissen (situatie structuur vs. point of view). DRT: situatie aspect en grammaticaal aspect allebei gedefinieerd in termen van states, events (evt. processes).
Evaluatie In DRT is temporele structuur gebonden aan aspectuele informatie. Is die relatie wel zo strict? Spelen behalve aspect ook andere noties een rol in bepalen van temporele structuur discourse?
Problemen met states Hanna deed het licht uit. Het was stikdonker in de kamer. e1 < s2, niet e1 0 s2. Hanna ging naar binnen. De zon brandde op haar schouders. s2 < e1, niet s2 0 e1. DRT regel voor states: overlap. Niet altijd!
Problemen met events Het was een prachtig concert. Hanna zong een lied, en Peter begeleidde haar op de piano. e2, e3 s1, maar niet e2 < e3. Peter viel. Hanna duwde hem. e2 < e1, niet e1 < e2. DRT regel voo events: temporele sekwentie. Niet altijd!
SDRT SDRT: Situated DRT. Lascarides & Asher (1993): indirecte relatie tussen aspect en temporele structuur van discourse. Neem aan dat een discourse coherent is. Rhetorische relaties tussen zinnen bepalen op grond van aspectuele en andere informatie. Rhetorische relatie wordt afgebeeld op temporele structuur.
Rhetorische relaties Narration: narratieve volgorde als ‘gewone’ opvolging tussen zinnen. Axioma voor Narration: als Narration(S1,S2), dan e1 < e2. In woorden: als relatie Narration wordt vastgesteld tussen twee zinnen, dan beschrijven de twee zinnen opeenvolgende gebeurtenissen.
Background Background: Als S1 een event beschrijft, en S2 een state, dan vormt s2 de achtergrond van e1. Axioma voor Background: Als Background(S1,S2), dan s2 0 e1. Narration + Background DRT
Oorzaak en gevolg Peter viel. Hanna duwde hem. Rhetorisch: Het duwen van Hanna veroorzaakt het vallen van Peter. Temporeel: Oorzaken gaan vooraf aan gevolgen. Uitkomst van SDRT: duwen < vallen.
Explanation Explanation: Als S1 een event beschrijft en S2 een event (of een state), en e2 (of s2) veroorzaakt e1, dan is er een relatie van Explanation tussen S1 en S2. Oorzaken gaan vooraf aan gevolgen: als e2 (of s2) de oorzaak is van e1, dan e2 (s2) < e1 of e2 (s2) 0 e1, maar niet e1 < e2.
Ook met states Hanna ging naar binnen. De zon brandde op haar schouders. s2 < e1, want s2 is oorzaak/reden van e1.
Resultaat Hanna deed het licht uit. Het was stikdonker in de kamer. Result: Als S1 een event beschrijft, en S2 een state (of een event) en e1 veroorzaakt s2 (e2), dan is er een relatie van Result tussen S1 en S2. Temporele structuur: s2 volgt onmiddellijk op e1 (e1 s2).
Elaboratie Het was een prachtig concert. Hanna zong een lied, en Peter begeleidde haar op de piano. ‘Hoofgebeurtenis’= concert. Deelgebeurtenissen = een lied zingen, begeleiden. Deelgebeurtenissen vormen ‘lijststructuur’, soms narration, soms overlap.
Evaluatie SDRT biedt rijker systeem dan SDRT, meer temporele relaties beschreven. Probleem: relatie tussen aspect en temporele structuur is nu wel erg zwak. Niet alle temporele/rhetorische relaties mogelijk in taal. Anne tomba. Pierre la poussa. (Frans) Alleen e1 < e2, niet e2 < e1, geen Explanation
Conclusie DRT: incrementele interetatie basis voor analyse van temporele structuur van discourse. Maar: directe relatie tussen aspect en temporele structuur is te strict. SDRT: rhetorische structuur voegt belangrijke informatie toe over discourse relaties. Maar: indirecte relatie tussen aspect en temporele structuur te zwak.
Verder.. Grammaticaal aspect: beperkt mogelijke discourse relaties (b.v. geen Explanation relatie tussen twee zinnen in Passé Simple). Rhetorische structuur bepaalt temporele structuur binnen de mogelijkheden die aspectuele informatie toelaat.