Hoofdstuk 2: steden in het Noorden

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Hoofdstuk 3A: Wonen in de stad
Advertisements

Samenvatting: Stedelijke gebieden
Hoofdstuk 1A: Europeanen
5 stedelijke problemen – 5 stedelijke oplossingen
5 vwo Stedelijke gebieden § 5
TAAK 3 WONEN, WAAR KIES JE VOOR?
1.
27 Het stedelijke landschap
SOCIO-ECONOMISCHE SITUATIE IN EIGEN OMGEVING
Hoofdstuk 3 Stedelijke gebieden
Steden: van hier tot Tokyo
2 havo/vwo H3 steden, §2 1.
Par 3.1: Van stad naar stedelijke zone
Kies KLEUR in groen.
17 stadsgewesten in België
Indonesië.
Hoofdstuk 4. Europa in beweging.
Brugklas hoofdstuk 4.
De Amerikaanse stad..
§ 20: Verkeer en inrichting
§ 18: De stad uit, de stad in Urbanisatie: de groei van het aantal stadsbewoners (= verstedelijking) Suburbanisatie: de verstedelijking van het platteland.
Hoofdstuk 1 Patronen op de wereldkaart: bevolking Paragraaf 9 t/m 11
Over steden en verstedelijking
5 stedelijke problemen – 5 stedelijke oplossingen
Hoofdstuk 4 Nederland: stedelijke gebieden Paragraaf 5 t/m 8
1.5 Drie Amerikaanse steden global cities
ZOU JIJ DAAR WILLEN WONEN?
2 havo/vwo H3 steden, §2 1.
Hoofdstuk 3 Wereld: stedelijke gebieden in de VS Paragraaf 6
Hoofdstuk 3 Wereld: stedelijke gebieden in de VS Paragraaf 4
4 havo 3 Stedelijke gebieden § 4-5
Stadsgeografische aspecten van verkeer en vervoer
Raïssa De Vooght en Narshis Windey
Hoofdstuk 2 Arm en rijk in Nederland en Europa.
2 vmbo-T/havo 2 steden, §6 en 7
2 vmbo-T/havo 4 steden, §2 en 3
A ARDRIJKSKUNDE S TEDELIJKE FUNCTIES O NZE LESDOELEN : Aan het einde van deze les weten jullie wat de stedelijke functies zijn. We leren goed.
Hoofdstuk 1 Arme en rijke Nederlanders.
Een wereld van verschil
M. GIMBRERE Tijd van burgers en stoommachines,
Een wereld van verschil
Nakijken lesbrief Opdracht 5: Gebied E (Laagland v. Oost-China)
3/4 vmbo 1 Arm en Rijk § 2-4.
1 VWO Hoofdstuk 1 Bevolking § 2 - 4
Hoofdstuk 4 Bevolkingsontwikkelingen in de wijk.
Aardrijkskunde Hoofdstuk 2 – les 3.
Hoofdstuk 6 De Chinese bevolking.
2 hv Steden, van hier tot Tokyo § 1-4
2 TH Hoofdstuk 3 Steden, van hier tot Tokyo §6 en 7
2TH Hoofdstuk 3 Steden, van hier tot Tokyo §2 en 3
Nederland verandert Dhr. S Duivenvoorde Schooljaar
1. globalisering. 1 Weg uit Nederland a Daar zijn de lonen lager. Daar is de productie dus goedkoper. Tot 1989 bestond het IJzeren Gordijn nog. De uitwisseling.
Krimp in de gemeente Sudwest Fryslan en de gemeente Leeuwarden.
Woonvisie Drechtsteden Presentatie Infokamer Raad 30 maart 2010.
De stad verandert Blok 3.
Blok 1 Wonen in een stad Deelvraag:
Blok 3 De stad verandert Deelvraag: Hoe de stad verandert na 1870?
Hoofdstuk 9 De economische sprong van Europa
Ruimtelijke ordening Een kwestie van keuzes.
Hoofdstuk 3 Bronnen van energie: Brazilië
Over steden en verstedelijking
4 havo 3 Stedelijke gebieden § 4-5
Hoofdstuk 2 Nederland als industriële samenleving § 4
Cursus 4.3 Ander soort samenleving Klas 2 KGT Lesweek 2
Blok 1 Wonen in een stad Deelvraag:
1 vmbo-T/havo 1 bevolking, §2 en 3
Globale ontwikkeling steden
Cursus 4.3 Ander soort samenleving Klas 2 KGT Lesweek 2
Blok 3 De stad verandert Deelvraag: Hoe de stad verandert na 1870?
1TH Hoofdstuk 1 | Steden.
Transcript van de presentatie:

Hoofdstuk 2: steden in het Noorden Casestudy van Parijs, pp. 61-82

1. Parijs, een wereldstad (p. 63) 1.1. De oppervlakte van steden (we gaan ervan uit dat de steden vierhoekig zijn  theoretisch!) Bereken de oppervlakte van (in km2) Turnhout: 5 x 5 = 25 (+/- 40 000 inwoners, kleinere provinciestad) Antwerpen: 16 x 13 = 208 (8 x Turnhout) Brussel (Gewest): 16 x 16 = 256 (10 x Turnhout) Parijs: 45 x 45 = 2025 (81 x Turnhout, 8 x Brussel)  Besluit: De wereldstad Parijs is 8 x groter dan Brussel en 81 x groter dan Turnhout

1. Parijs, een wereldstad (p. 63) Teken deze steden als vierhoekjes op de kaart (schaal: 1 km = 1 mm): gebruik de gegevens uit kolommen 2 en 3 Let op: dit is maar een schematische en sterk vereenvoudigde voorstelling!

1.2. Het centrum van Parijs: een concentratie van functies, pp. 64-65 Belangrijkste gebouwen Sorbonne (universiteit) Eifeltoren Sacré Coeur (kerk) La Défense (zakenwijk) Louvre (museum) Winkelstraten Frans Parlement (‘Assemblée nationale’)

Handelsfunctie: kopen en verkopen van goederen Plaats drie voorbeeld op p. 65 bij een functie in de tabel. Schrijf er telkens ook de letter van de juiste foto (pp. 64-65) bij (Let op! Niet iedere functie heeft een foto) Handelsfunctie: kopen en verkopen van goederen Culturele functie: kunst en cultuur Woonfunctie: gebouwen waarin mensen wonen Dienstenfunctie: commerciële en niet-commerciële dienstverlening (privé + overheidsdiensten) Industriële functie: fabrieken Bestuursfunctie: leidende rol van overheden in de samenleving Recreatieve functie: ontspanning

De functies in de stad Naam functie Voorbeelden Letters van de foto’s Handelsfunctie Supermarkt, slager, bakker, … f Culturele functie Museum, opera, kerk, … b, c, e Woonfunctie Villa’s, flatgebouwen, eengezinswoningen, … geen Dienstenfunctie (commercieel én niet-commercieel) Ziekenhuis, bankinstelling, station, transportbedrijf, … a, d Industriële functie Brouwerij, fabriek Bestuursfunctie Administratie, vredegerecht, belastingcontrole, … g Recreatieve functie Café, zwembad, bowlingzaal, …

2. De structuur van Parijs 2.1. Algemeen: de structuur van een stad en haar omgeving, p. 66 Stadskern: Hart van de stad; bestuur + handel + diensten + cultuur Dichtbebouwde stedelijke wijken: Arbeiderswoningen (19de eeuw); woonfunctie  A + B = Kernstad oude, dicht gegroepeerd, centrale deel van het stadsgewest

2.1. Algemeen: de structuur van een stad en haar omgeving, p. 67 C. Stadsrand: gemeenten in kleine ring rond de stad  woonfunctie + handel + industrie A + B + C = morfologische agglomeratie  stedelijke woonkern: aaneensluitend bebouwd (huizen, openbare gebouwen, industriële + handelsgebouwen, verkeerswegen, parken, sportterreinen, enz.); begrensd door landbouwgebied, bossen, braakliggende en woeste gronden, met verspreide bewoning.

2.1. Algemeen: de structuur van een stad en haar omgeving, p. 67 D. Banlieue (voorstad): buitenste zone stadsgewest  woonfunctie (ruimte en groen)  A + B + C + D = Stadsgewest  hele ruimtelijke structuur met basisactiviteiten van de stedelijke gemeenschap (wonen, werken, winkelen, opvoeden, cultuur, ontspanning). Tussen deze activiteiten bestaan intense relaties; functioneel geheel, in belangrijke mate naar de kernstad gericht is.

2.1. Algemeen: de structuur van een stad en haar omgeving, p. 67 E. Forensenzone: gemeenten buiten het stadsgewest  inwoners werken in stad en reizen dagelijks (pendelen)  A + B + C + D = stedelijk leefcomplex  stadsgewest + forensenzone

Het stadsgewest Brussel Bron: VAN DER HAEGEN (H.), VAN HECKE (E.) en JUCHTMANS (G.). ‘Kaart 1.6. Stadsgewesten.’ In: MERENNE (B.) (red.). België ruimtelijk doorgelicht. Brussel, DWTC Gemeentekrediet, 1997, p. 14. Het stadsgewest Brussel Agglomeratie Banlieue Forensenzone

2.2. De problemen van een wereldstad (p. 68) Volledige Parijse stadsgewest = 7 000 km2  +/- 10 000 000 inwoners Koninkrijk België = 31 000 km2 Wat is een groot probleem in Parijs? Overbevolking: te veel mensen op een te kleine oppervlakte Tabel: wat stel je vast, qua tewerkstelling, voor de binnenstad (kernstad)?

Tabel over bevolking van Parijs (p. 68) De kernstad (binnenstad) is in oppervlakte slechts 1,4 % van het totale stadsgewest. Toch wonen hier 21 % van alle inwoners en worden 36,7 % van alle inwoners hier tewerkgesteld

Wijken met kantoorgebouwen (p. 68) Foto’s p. 63-64: waar zie je kantoorgebouwen? Foto d: La Défense Meeste hoofdzetels van bedrijven in La Défense  grootste deel mensen werkt hier In welk stadsdeel ligt deze wijk? (fig. 2: kaart Parijs, p. 64) Stadsrand

La Défense Waarom is het hier niet aangenaam om te wonen? Veel verkeer Veel milieuvervuiling (slechte luchtkwaliteit) Overbevolking: te veel mensen Waarom willen mensen zo dicht mogelijk bij de stad wonen? Zo hoeven ze zich minder te verplaatsen voor werk, winkelen, recreatie en cultuur

Figuur 3: Het stadsgewest Parijs (p. 70) Figuur 3: Het stadsgewest Parijs (p. 70). Benoem de delen A, B, D en E (zie pp. 66-67) C: Boulevard Périphérique A D B E

Benoem de stadsdelen die op fig. 3 (p. 70) zijn aangeduid Dit is een oefening over de structuur van de stad (zie pp. 66-67) Van A naar E A. Stadskern: (handel en diensten) B. Kernstad (= stadskern + oude woonwijken) C. Ringlaan: Boulevard Périphérique D. Stadsrand (met nieuwere woonwijken en bedrijfsterreinen) E. Banlieue (met landbouwgebieden en groenzones)

Is er een oplossing mogelijk? (p. 69) Hét grote probleem: overbevolking Villes nouvelles: dicht bij werkgebieden, maar met voldoende ruimte (gebouwd vanaf de jaren 1960) Waar? Op de grens van de stadsrand en de banlieue Dit zijn de gearceerde gebieden op fig. 3

Is er een oplossing mogelijk? (p. 69) Door de Villes nouvelles wordt de agglomeratie minder druk. In de toekomst is er plaats voor nieuwe functies, namelijk om te werken, te winkelen en te ontspannen

3. Urbanisatie, suburbanisatie, re-urbanisatie van de Europese stad Pp. 71-73

3. 1. Verstedelijking (= urbanisatie) p. 71 18de eeuw  uitvinding stoommachine, ontstaan fabrieken In fabrieken heb je arbeiders nodig  bazen zochten arbeiders in steden, waar veel mensen woonden Door grote werkgelegenheid komen nog meer mensen naar de steden 19de eeuw: steden groeiden sterk

3. 1. Verstedelijking (= urbanisatie) p. 71 Veel mensen wonen in steden fabrieken komen naar steden (op zoek naar arbeiders) Nog meer mensen komen naar steden (werkgelegenheid)  steden groeien

3.1. Verstedelijking (= urbanisatie) p. 71 Dit proces wordt verstedelijking of urbanisatie genoemd Tweede Wereldoorlog: einde van urbanisatie  nieuwe fase: suburbanisatie Andere werelddelen: urbanisatie is nog bezig (Latijns-Amerika) of nog niet begonnen (delen van Afrika)

3.2. Suburbanisatie p. 71 Na Tweede Wereldoorlog (Vanaf 1945): Heropbouw van Europa  Economie groeit Hogere lonen  meer koopkracht (vb. aankoop van auto) Veel mensen willen niet meer in de stad leven Waarom niet? Overbevolking, vervuiling, de stad is volgebouwd Welk vervoersmiddel? De auto (voor de Tweede Wereldoorlog hadden weinig mensen een auto)

Suburbanisatie: gezinnen vertrekken uit de stad en gaan in de stadsrand wonen Kernstad Migratie van kernstad naar stadsrand

3.2. Suburbanisatie p. 71, p. 72 Beweging van huishoudens (families) die vroeger in stad woonden, maar naar de stadsrand migreerden = suburbanisatie Daling van bevolking kernsteden Sociaal-ruimtelijke structuur van de stad veranderde: rijke en hoogopgeleide bevolking migreerde eerst naar stadsrand

3.2. Suburbanisatie p. 72 Jaren 1960: komst van arbeidersmigranten verbonden met hogere welvaart: goedkope, ongeschoolde arbeiders vervangen autochtonen in bouwnijverheid en arbeidsintensieve jobs (vb. steenkoolmijnen) Waar moeten deze mensen wonen?  Goedkope woningen in oude buurten (19de eeuw) van kernstad

Suburbanisatie p. 72 Suburbanisatie (jaren ‘60 – ’70): stad wordt groter  stadsgewest Sociaaleconomisch, demografisch en etnisch ruimtelijk contrast Dit betekent: Autochtone gezinnen en rijkere vreemdelingen (jong + relatief rijk): stadsrand (periferie) Alleenstaanden (jongeren + ouderen) + grote migrantengezinnen: kernsteden

Suburbanisatie p. 72 Opdracht: teken een schematische kaart van een theoretisch stadsgewest in de periode van suburbanisatie

19de eeuwse arbeidershuizen Suburbane stadsrand 19de eeuwse arbeidershuizen Historische stadskern Arm, allochtoon, alleenstaanden en grote gezinnen Rijk, autochtoon, kleine gezinnen

Re-urbanisatie, p. 73 Jaren 1980: problemen met suburbanisatie Elke dag enorm veel auto’s naar steden  dat zorgt voor fileproblemen Oplossing? De stad terug populair maken! Politici: grote investeringen (stad schoonmaken, infrastructuurwerken, …) Langzaamaan wordt stad weer populair

Re-urbanisatie, p. 73 Heropleving voor grote bedrijven en rijkere gezinnen? Stadsvernieuwing (infrastructuur, ‘schone’ buurten) Vermijden files Werk, cultuur, winkelcentra zijn dichtbij

Voorbeeld: stadsvernieuwing in Bilbao, Spanje

Re-urbanisatie, p. 73 Maar wat gebeurt er met mensen die in de stad wonen (arme, grote migrantengezinnen, arme alleenstaanden)? Rijke gezinnen komen in stad wonen: prijzen van huizen stijgen Arme mensen kunnen hier niet meer wonen (te duur) Gentrificatie (Engels: gentry = rijke mensen): verdringing van armere bevolking  nieuwe woonsituatie is meestal slechter dan oude

Woordenlijst, p. 73 Koopkracht: hoeveelheid geld die je hebt om goederen te kopen Sociaal-ruimtelijke structuur: opdeling van de stad volgens rijkdom van inwoners Etnisch: betreft afkomst van mensen Herlokaliseren: een bedrijf gaat zich op een andere plaats vestigen Welvaart / welvarend: rijkdom / rijk

Opdracht 21 mei Bekijk de figuren op pp. 74-78: figuren 1 tot en met 5 en beantwoord de vragen Op de site vind je de figuren in kleur LET OP! De opdrachten op pp. 79, 80 en 81 hoef je niet te doen Gebruik ook de informatie uit je cursus en uit deze PowerPointpresentatie