Aantrekkelijk formuleren

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Redekundig ontleden Over waarom, wat en hoe....
Advertisements

HET CSE NEDERLANDS. Je spreekt toch al jaren
De samengestelde zin.
Communicatie & Presentatie
Taaloefeningen.
Thinkquest2 versie 2013 info: vanaf februari 2013.
Grammatica hst. 1 t/m 3 Woordsoorten Zinsdelen PV H1 WG LW H. 1 NG BNW
Basisschool de Wester 9 mei 2014.
Fouten met verwijswoorden
Veelvoorkomende taalfouten 2
Duidelijk schrijven voor iedereen
STAPPEN OM DE FOUT TE VINDEN.
KOMMAGEBRUIK.
HET CURRICULUM VITAE = VISTEKAARTJE NUMMER 2
Een lessenserie van drie lessen
H2 Grammatica zinsdelen
Taalkunde Grammatica A
Ingenieursvaardigheden
Schrijven in passende stijl
Zinsdelen zijn net puzzelstukken!
WELKOM OP TOV!.
STOF PW hst. 3 Fictie vertelstandpunten
Three steps to success Foutloos zinnen vertalen in drie stappen
Grammatica Nederlands
Nederlands Woordsoorten.
DE SOLLICITATIEBRIEF = VISTEKAARTJE NUMMER 1
HERHALING ZINSLEER.
Stijl Extra uitleg 4 havo.
Taaloefeningen.
Toets periode 2 4 havo.
Een leesstrategie: toepassing
Vorige keer Standaardfouten bij het formuleren Dubbelopfouten.
Vergaderen.
Taaloefeningen.
QUIZ hoofdstuk 1.
Taaloefeningen.
Samenvatting Havo 5.
Samenvatten Klas 4A de Foorakker.
SE-Seneca voorbereiding op CE 2013!
Hoofdstuk 1 Grammatica zinsdelen
Paragraaf drie en vier: incongruentie en dat/als constructie
Workshop Klantgericht Corresponderen. Doelstellingen  Aanreiken basistechnieken klantgericht corresponderen  Presentatie richtlijnen schriftelijke communicatie.
Wat zijn verwijswoorden en hoe gebruik je die?
Inhoud Deze fase bestaat uit vier onderwerpen: 1.Interesse 2.Vaardigheden 3.Persoonlijkheid 4.Passie Je werkt toe naar het ontdekken van jouw passie.
Nederlands Woensdag 6 januari 2va.
 Bepaald?  Bepaald:De het  Bepaald: de het  Onbepaald?
VRIJDAG 4 MAART NEDERLANDS. PROGRAMMA 15 minuten lezen Herhalen hoofdstuk 4 Oefeningen maken (TEST of oefenen op de site NN)
Nederlands Vrijdag 11 maart 2VA.
Leesvaardig Examentraining.
1.7 Iedereen is bezig Samengestelde zinnen. Opa heeft alles wat zijn hartje begeert. Opa wil graag een hut hebben. Kun je hier één zin van maken?
TAAL BIJ TOETSEN Extra uitleg bij een aantal lastige kwesties.
Grammatica zinsdelen H1 t/m H6
Centraal Examen Nederlands
Wat verwacht je?. Lege schriften… Alles is nog mogelijk!
Effecten van taal Onderzoek naar wat woorden, zinsconstructies en tekststructuren doen met de ontvanger.
Grammatica zinsdelen 2vwo, periode 2a.
Betrekkelijk voornaamwoord
Verschil: redekundig en taalkundig ontleden
Aantekeningen maken en navertellen
Wedekerend ww en vnw Wederkerig vnw
Essay Een essay is een beschouwende tekst over een literair, maatschappelijk of wetenschappelijk onderwerp, met een duidelijk persoonlijke inslag. Een.
Aantrekkelijk formuleren
Een instructie schrijven
Hoe schrijf je een recensie?
Recensie schrijven Klas 1e , RSFN.
Spreken en gesprekken 2.2 en 2.3 Schrijven 1.5 en 1.6 Grammatica 3.3
incongruentie en dat/als constructie
BINGO! Persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling en voorzetselvoorwerp.
E health, Domotica en E-learning
WOORDSOORTEN HAVO-2.
Transcript van de presentatie:

Aantrekkelijk formuleren 5VWO – hoofdstuk 2

Waar moet je rekening mee houden bij het schrijven van een tekst? Doel Doelgroep Medium

Waar moet je rekening mee houden bij het schrijven van een tekst? 4. Structuur 5. Formulering 6. Standaardtaal 7. Presentatie

Formuleren Correct formuleren vorige keer: standaardfouten 2) Aantrekkelijk formuleren

Opdracht Bekijk de drie teksten en markeer/onderstreep de formuleringen die jullie niet aantrekkelijk vinden. (3 minuten) Welke tips om de teksten aantrekkelijker te maken zou je kunnen geven aan de schrijvers van deze teksten? Overleg en schrijf er 4 op. (3 minuten)

Tips voor de schrijvers Tips voor woordgebruik Gebruik geen moeilijke woorden Leg moeilijke begrippen uit Varieer in woordkeus Tips voor zinsbouw Maak de zinnen niet te lang Maak de zinnen niet te ingewikkeld  Zet woorden en zinsdelen die bij elkaar horen zo dicht mogelijk bij elkaar. Varieer in zinslengte Varieer in zinsbouw

Aantrekkelijk formuleren Hoe? Aanwijzingen voor woordgebruik Aanwijzingen voor zinsbouw Gebruik van uitdrukkingen Gebruik van beeldspraak Gebruik van stijlfiguren

Woordgebruik 1. Geen lange woorden 2. Geen moeilijke woorden huisvuilverbrandingsinstallaties  instalaties voor huisvuilverbranding 2. Geen moeilijke woorden segregatie  scheiding educatie  onderwijs feminiene bezetting  er werken veel vrouwen 3. Geen deftige of formele woorden aangezien  omdat omtrent  over nochtans  toch, niettemin

Woordgebruik 4. Gebruik alleen afkortingen van woorden die je ook uitspreekt als afkorting Niet Wel enz. enzovoorts bijv. bijvoorbeeld e.d. en dergelijke compact disc cd watercloset wc Nederlandse Christelijke Radiovereninging NCRV 5. Varieer in woordkeus gebruik synoniemen en verwijswoorden

Zinsbouw 1. Varieer in zinsbouw 'De aanleg van de wisselstrook op de A9 is een groot succes. Dit succes heeft grote gevolgen. Wisselstroken worden op alle snelwegen overwogen. Verkeer en Waterstaat verwacht veel files door de aanleg van deze stroken. Aannemers doen er alles aan om 's nachts door te kunnen werken.' Al deze zinnen beginnen met het onderwerp en de persoonsvorm

2. Varieer in zinslengte Wissel enkelvoudige en samengestelde zinnen af Per zin niet meer dan 20 woorden Formuleer vooral hoofdzinnen Niet te lang Door de samenvoeging van deze bedrijven die samen ruim 85 jaar ervaring hebben opgedaan in de bouwwereld is er een nieuw bedrijf ontstaan dat geen uitdaging uit de weg gaat en de toekomst positief tegemoet ziet. Niet te kort Ik hoop dat ik je overtuigd heb. Dat je snapt dat korte zinnen beter zijn. Je zult de lezer er een plezier mee doen. En jezelf. Want je hoeft minder na te denken bij het schrijven. En je boodschap komt beter over. Doen dus!

Onderwerp en persoonsvorm (het gezegde) zo dicht mogelijk bij elkaar. 3. Zet woorden en zinsdelen die bij elkaar horen zo dicht mogelijk bij elkaar Lidwoord, aanwijzend/bezittelijk voornaamwoord zo dicht mogelijk bij zelfstandig naamwoord, NIET: De jarenlang in de kelders van het Rijksmuseum opgeslagen schilderijen. WEL: De schilderijen, die jarenlang in de kelders van het Rijksmuseum waren opgeslagen. Onderwerp en persoonsvorm (het gezegde) zo dicht mogelijk bij elkaar. NIET: De overlevenden van de ramp willen een uitkering, omdat ze als gevolgd van het instorten van het gebouw geen inkomsten hebben. WEL: De overlevenden van de ramp willen een uitkering, want als gevolg van het instorten van het gebouw hebben ze geen uitkering.

4. Gebruik zoveel mogelijk actieve zinnen Bedrijvende vorm = actieve vorm De vakbonden hebben het cao-voorstel van de werkgevers aanvaard. Sinterklaas beloont de zwarte pieten voor hun harde werk. Lijdende vorm (met een vorm van worden/zijn) Door de vakbonden is het cao-voorstel aanvaard. De zwarte pieten worden door Sinterklaas beloond voor hun harde werk.

en in deze zinnen? Tegenover het station bouwt een aannemer een prachtig, luxe hotel. Op de ijsbaan van Calgary vestigen schaatsers jaarlijks nieuwe records? De ministers hebben vandaag weer eindeloos onderhandeld in Brussel, maar opnieuw hebben ze geen besluiten genomen. De werknemer die de leidinggevende van verduistering verdacht, is op staande voet ontslagen.

Wanneer kun je de lijdende vorm wel gebruiken? Tegenover het station bouwt een aannemer een prachtig, luxe hotel. Het is onbelangrijk wie de handeling uitvoert. Op de ijsbaan van Calgary vestigen schaatsers jaarlijks nieuwe records? Het is overduidelijk wie de handeling uitvoert. De ministers hebben vandaag weer eindeloos onderhandeld in Brussel, maar opnieuw hebben ze geen besluiten genomen. Je wilt de handeling centraal zetten De werknemer die de leidinggevende van verduistering verdacht, is op staande voet ontslagen. Je wilt onduidelijkheid vermijden

5. Gebruik geen naamwoordstijl Naamwoordstijl = wanneer werkwoorden worden omgewerkt tot zelfstandige naamwoorden. Werkwoorden drukken een handeling uit en het gaat vaak juist om die handeling. NIET: De minister besloot tot het verlagen van de overdrachtsbelasting, omdat dat een stimulans zou zijn voor de doorstroming op de woningmarkt. WEL: De minister besloot de overdrachtsbelasting te verlagen, omdat hij daarmee de doorstroming op de woningmarkt wilde stimuleren. 6. Zorg voor duidelijke verbanden binnen de zinnen en tussen de zinnen door middel van voegwoorden, verwijswoorden en signaalwoorden.

Aan de slag! Opdracht 4, 6, 8, 10 (blz. 191-194)