Formuleren 4 vwo
Dubbelop Onjuiste herhaling: er wordt letterlijk iets herhaald. Voorbeeld: Op zo’n partij als de PVV moet je niet op stemmen. Tautologie: twee woorden die hetzelfde betekenen, van dezelfde woordsoort. Voorbeeld: Hij wilde naar huis, maar hij mocht echter niet van de teammanager. Pleonasme: een deel van een woord wordt herhaald, verschillende woordsoorten. Voorbeeld: Sinterklaas rijdt op een witte schimmel. Contaminatie: twee manieren van zeggen worden met elkaar vervlochten. Voorbeeld: Die galajurk kost veel te duur. Dubbele ontkenning: na een ontkennend werkwoord volgt niet nog een ontkenning. Voorbeeld: Ik probeerde te voorkomen dat de hond niet tegen mij opsprong.
Door elkaar Onjuiste herhaling. Tautologie. Pleonasme. Contaminatie. Dubbele ontkenning. Hoe kan de trainer jou ooit verbieden geen baantje te nemen! Ik wil mij verexcuseren voor mijn afwezigheid. Aan zo’n kletskous als Jannita zou ik mijn geheimen zeker niet aan toevertrouwen. Uiteindelijk waren we genoodzaakt onze plannen bij te moeten stellen. Er bleken al vanaf de eerste introductie problemen met de Mercedes A100. Als kind zijnde liep ik altijd aan de hand van mijn moeder naar het park. 1C – 2D – 3E – 4B en F – 5A
Door elkaar Zie en verbeter de verwijsfouten: De wetenschap is belangrijk, omdat hij leidt tot nieuwe ontdekkingen. hij = zij (vaag) De secretaresse deelde de directie mee dat ze de klanten tevreden moest houden. ze = onduidelijk de directie De politie greep niet in. Zij doen nooit iets. zij doen = zij doet We zullen beter op de consument moeten letten, want zij zijn leidend voor ons bedrijf. zij zijn = hij is Zouden we een docent waarover zoveel klachten zijn, niet kunnen ontslaan? waarover = over wie
Dat/als-constructie Een voorwaarde begint met ‘als’ of ‘wanneer’. Het is onduidelijk als je die voorwaarde middenin de zin zet. Dus je haalt die voorwaarde eruit en plaatst die aan het einde van de zin. Voorbeeld Daarom vind ik dat als films schokkende beelden bevatten, ze niet op school vertoond mogen worden. Daarom vind ik dat films niet op school vertoond mogen worden, als ze schokkende beelden bevatten.
Incongruentie Onderwerp en persoonsvorm staan niet in hetzelfde getal (enkelvoud of meervoud). Dat gebeurt vaak bij onderwerpen waarvan jullie denken dat het er meerderen zijn, terwijl het een enkelvoudig woord is. Voorbeeld: Het percentage zakkers stijgen al jaren. stijgen = stijgt De jeugd in de grote steden hebben geen hangplekken. hebben = heeft
Foutieve samentrekking Samengestelde zin (voegwoord!). In de tweede zin is iets weggelaten uit de eerste zin, omdat dat deel herhaald wordt. Dat mag echter alleen als die herhaling dezelfde functie of betekenis heeft of in hetzelfde getal staat. Voorbeeld: De computer is stuk en (de computer is) dus naar de reparateur gebracht. ‘De computer’ is in beide zinnen onderwerp, dus dat deel mag weggelaten worden. ‘is’ is in de eerste zin koppelwerkwoord en in de tweede hulpwerkwoord, dus dat deel mag niet weggelaten worden. Het bonnetje kwam uit de parkeerautomaat en stopte hij meteen in zijn zak. … en dat stopte hij meteen … (‘het bonnetje’ is in de eerste zin onderwerp, maar in de tweede zin lijdend voorwerp).
Door elkaar Dat/als-constructie. Incongruentie. Foutieve samentrekking. 1C – 2A en D – 3B De media stelt de politici onnodige kritische vragen, als het gaat om de moord op Theo van Gogh. Mijn jeugd in Emmeloord was geweldig en zal ik niet snel vergeten. Het rekeningrijden moet snel ingevoerd worden, want als er niets gebeurt, is Nederland snel een lange file. Een hoop conflicten ontstaan door een gebrek aan communicatie.
Foutieve beknopte bijzin In een beknopte bijzin staan geen onderwerp en persoonsvorm, maar wel. Te + heel werkwoord: Na drie uur vergaderd te hebben zagen de docenten het niet meer zitten. Onvoltooid deelwoord: Rennend voor de tram miste ik die toch. Voltooid deelwoord: Volgetankt reed de auto verder. Daarom slaat het werkwoord altijd op het onderwerp van de hoofdzin. Voorbeeld: Na drie uur vergaderd te hebben werd de vergadering een zooitje. Nadat we drie uur vergaderd hadden … Rennend voor de tram reed die net voor mijn neus weg. Terwijl ik rende voor de tram … Volgetankt zetten we de reis met de auto voort. Nadat we de auto hadden volgetankt hadden, zette we de reis voort.
Losstaand zinsgedeelte Een niet-samengestelde zin mag niet met een voegwoord of een verwijswoord beginnen. Voorbeeld: Wij hebben geen zin meer. Omdat we te veel nagekeken hebben. Wij hebben geen zin meer, omdat we te veel nagekeken hebben. We hebben geen zin meer. Wat erg lastig is. We hebben geen zin meer, wat erg lastig is.
Door elkaar Dat/als-constructie. Incongruentie. Foutieve samentrekking. Foutieve beknopte bijzin. Losstaand zinsgedeelte. 1D – 2A – 3C – 4B – 5E Een aantal werknemers wilden zich niet laten registreren. Al lang en breed met de les begonnen mocht Winston van de leraar de les niet meer in. Herman blijft voorlopig op zijn huidige adres wonen en tevreden met zijn woonsituatie. Soaps moeten verboden worden, want als jongeren naar zulke series kijken, krijgen ze een verkeerd beeld van liefde en relaties. Iedere arts zal je adviseren in de winter niet zonder jas naar buiten te gaan. Omdat je dan snel een verkoudheid oploopt.