Modale verba: verschil
Moeten of mogen? Je …………………………. hier niet zwemmen. Het stikt hier van de haaien! Je ……………………… geen chique kostuum dragen als je gaat solliciteren, maar het zal wel helpen. Je ………………………….. zeker geen korte broek dragen als je gaat solliciteren! Mijn assistent ……………………….. iedere dag zeker 100 e-mails beantwoorden. Jef ……………………. van zijn ouders alleen op vakantie gaan, en hij is nog maar 15 jaar! Zal ik je helpen met de afwas? Je ……………………. niet, maar je ……………………. wel
Mogen of kunnen? Ik ……………………… tennissen ………….............jij tennissen? ……………………… ik op dit CVO Nederlands volgen? In luchthavens ………………….. je geen shampoo in je handbagage meenemen. Ik …………………… perfect Frans spreken, maar van de lerares Nederlands …………………………. Ik alleen Nederlands spreken. Hoe laat ………………………… we naar huis vertrekken? ……………………….. Jij komende zaterdag helpen bij het verhuizen? Van de dokter ………………………. mijn zoon twee weken niet buiten spelen.
Willen of zullen? Wat …………………………… we doen? Ik …………………………. niet naar de frituur gaan. Ik ben op dieet. …………………………. we een gezelschapsspel spelen? Ik ……………………… Marie wel helpen met haar huiswerk. Mijn dochters …………………………. altijd naar Amerikaanse series kijken. Volgend weekend ………………het waarschijnlijk sneeuwen. Ze hebben beloofd dat ze nooit meer ruzie ………………… maken. Ga je volgend weekend mee naar zee? Ik …………………….. wel maar ik kan niet!