1
1 Paulus, een dienstknecht van God... lett. slaaf 2
1... een apostel van Jezus Christus... lett. afgevaardigde 3
1... naar [het] geloof der uitverkorenen Gods... 4
1... en [de] erkentenis van de waarheid die naar de godsvrucht is... Gr. eu-sebia = goede verering > eerbied voor GOD 5
2... in [de] hoop des eeuwigen levens... lett. op verwachting van aionisch leven 6
2... dat God, die niet liegt God is geen man, dat Hij liegen zou; of een mensenkind, dat Hij berouw zou hebben. Zou Hij zeggen en niet doen, of spreken en niet volbrengen? Numeri 23 7
2... dat God, die niet liegt, vóór eeuwige tijden beloofd heeft... 8
2... terwijl Hij te zijner tijd zijn woord heeft openbaar gemaakt in de verkondiging, 3 die mij is toevertrouwd in opdracht van God, onze Heiland Mij 8 Mij, verreweg de geringste van alle heiligen, is deze genade te beurt gevallen, aan de heidenen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkondigen... >> Efeze 3 9
2... terwijl Hij te zijner tijd zijn woord heeft openbaar gemaakt in de verkondiging, 3 die mij is toevertrouwd in opdracht van God, onze Heiland... 9 en in het licht te stellen [wat] de huishouding van het geheimenis [inhoudt], dat van aionen her verborgen is gebleven in God, de Schepper van alle dingen... Efeze 3 10
4 aan Titus, mijn waar kind krachtens (ons) gemeenschappelijk geloof: genade zij u en vrede van God, de Vader, en van Christus Jezus, onze Heiland. 11
5 Ik heb u op Kreta achtergelaten met de bedoeling, dat gij in orde zoudt brengen hetgeen nog verbetering behoefde (lett. ontbrak) Titus-brief: instructies voor na Paulus’ heengaan
in alle steden 5... en dat gij, zoals ik u opdroeg, in alle steden... lett. stadsgewijs of van stad tot stad 13
oudsten 5... [als] oudsten zoudt aanstellen... Gr. presbuteros > presbyters lett. ouderen 14
5... mannen 6 die onberispelijk zijn... = niet in staat van beschuldiging 15
5... één vrouw hebben... 16
5... die gelovige kinderen hebben, die niet in opspraak zijn wegens losbandigheid of van geen tucht willen weten indien echter iemand zijn eigen huis niet weet te besturen, hoe zal hij voor de gemeente Gods zorgen? 1Timotheüs 3 17
opziener 7 Want een opziener... de lett. de opziener 18
opziener 7 Want de opziener... Gr. episcopos = op-ziener of om ziener omgezien Lucas 1:68 Hij heeft omgezien naar zijn volk... om te zien Handelingen 7:23... naar zijn broeders (...) om te zien. omzien Jakobus 1:27...omzien naar wezen... 19
7 Want de opziener... kudde opzieners de gemeente Gods te weiden 28 Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft. Handelingen 20 20
7 Want de opziener WEIDT de kudde Gods, die bij u is, niet gedwongen, maar UIT VRIJE BEWEGING, naar de wil van Gód, niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid, 3 NIET ALS HEERSCHAPPIJ VOEREND over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden der kudde. 1Petrus 5 22
kerkeraad broederraad synode ‘de belijdenis’ 23
7 Want de opziener moet onberispelijk zijn als [een] beheerder van het huis Góds... Gr. oikonomos > econoom, lett. huisbeheerder rentmeester 24
7... niet aanmatigend, niet driftig, niet aan de wijn verslaafd, niet opvliegend, niet op oneerlijke winst uit, lett. winstbejag 25
8 maar gastvrij, met liefde voor wat goed is, bezadigd... lett. bezonnen 26
8... rechtvaardig, vroom... lett. minzaam, vriendelijk 27
8... ingetogen... lett. > IN-HOUDEN = beheerst 28
zich houdende aan 9... zich houdende aan het betrouwbare woord komt op voor de zwakken... 1Thessalonika 5 lett. opkomende [voor] 29
vermanen naar de leer, zodat hij ook in staat is te vermanen... lett. bemoedigen, aanmoedigen 30
de gezonde leer 9...op grond van de gezonde leer en de tegensprekers te weerleggen. de leer van God 10 om de leer van God, onze Redder, in alles te versieren. 11 Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen... Titus 2 31
de gezonde leer 9...op grond van de gezonde leer en de tegensprekers te weerleggen. 10 de gezonde leer, 11 in overeenstemming met het Evangelie der heerlijkheid van de zalige (lett. de gelukkige) God, dat mij is toevertrouwd. 32