Relaties tussen organismen en milieu

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
De aardse atmosfeer.
Advertisements

Gat in de ozonlaag Kristof Van Hauwermeiren Steven Heyse Bert Sedeyn
Paragraaf 2 van hoofdstuk 2: Warmtebronnen
4.3 De mens verandert het klimaat
ONTWIKKELINGEN IN DE AGRARISCHE INDUSTRIE & MILIEUPROBLEMATIEK
2.3 systeem aarde.
Oppervlaktewater (rivieren, kanalen, meren , zee)
Gemaakt door Noah en Siddhart
Kenmerken van de aardse atmosfeer
Met deze dia en de volgende kan je laten zien dat lucht vuil of schoon kan zijn
WWf Door Wouter En Omar.
Peter Vanden Berghe Timmy Van Campenhout
Yannick Meerten Yannick Michielsen
De belangrijkste problemen
MILIEUVERONTREINIng Rien Quirynen B2.
Problemen en wat we eraan moeten doen
De milieu-problematiek
M.De Vrieze, F.Thomas, B.Teirlynck
Wat is de invloed van de lucht in ons milieu
Wat is de invloed van de lucht in ons milieu
Luchtvervuiling Emissie uitstoot van gassen in de lucht
Water BEGRIPPEN Oppervlaktewater = rivieren, kanalen, meren, de zee etc. (i.t.t. het water in de bodem) Zelfreinigend vermogen van water= mineralisatie.
Hoofdstuk 6. Een duurzame aarde..
Een duurzame aarde.. ‘Een paradijs op aarde’  1200 eilanden. De grootste is 5 km 2, De eilanden zijn in groepen atollen verdeeld. Toerisme bedraagt.
Basisboek BB 88: wereldecosystemen
Relaties in de natuur Planten produceren zuurstofgas
Mens en aarde Deel 3: de atmosfeer.
BROEIKASEFFECT en OZONLAAG
Omgaan met natuurlijke hulpbronnen Examenvragen
Veranderingen in landschapszones door menselijke activiteiten
Door Frederik Debrouwere Liesbet Crauwels
Oh, grote wereldbol !.
H 2 Bronnen van energie.
Väder- och Klimatförändringar
Blok 1 Milieu en milieuproblemen VMBO B/K
2 vmbo-T/havo 5 draagkracht, §2 en 3
VWO 5 Boek: Biologie voor jou Deel: VWO B2 deel 2
HAVO 5 Boek: Biologie voor jou Deel: HAVO B deel 1
Hoofdstuk 12: Mens en milieu
MENS EN MILIEU THEMA 3.
LEVENDE OCEANEN Oceanen zijn het prachtige leefgebied van duizenden bijzondere diersoorten. Ook hebben de oceanen een grote rol bij het regelen van het.
1 Thema 3 Mens en milieu B1 en B2.
De lucht De lucht (een mengeling van vooral stikstof, kooldioxide en zuurstof) raakt vervuild door uitstoot van gassen.
2 TH Hoofdstuk 4 Water § 2-4 Wereld. Grootste deel van het aardoppervlak = zee = zout Geschikt / Ongeschikt als drinkwater? Water Geschikt / Ongeschikt.
Deel 2 Atmosfeer Deze Powerpoints wordt gebruikt als didactisch materiaal voor de navorming “Wegwijzers voor aardrijkskunde” – Eekhoutcentrum - Kulak en.
Leskaart fotosynthese en verbranding Leskaart broeikaseffect
1.Wat kenmerkt de aardse atmosfeer?. A. Hoe is onze atmosfeer opgebouwd?
Milieu Silke, Amber, Jules, Geertje. Klimaatverandering. Altijd warmere en koudere periodes geweest Waarom nu dus druk maken? Andere situatie, mensen.
Deel 2 Atmosfeer Deze Powerpoints wordt gebruikt als didactisch materiaal voor de navorming “Wegwijzers voor aardrijkskunde” – Eekhoutcentrum - Kulak en.
Deel 2 Atmosfeer Deze Powerpoints wordt gebruikt als didactisch materiaal voor de navorming “Wegwijzers voor aardrijkskunde” – Eekhoutcentrum - Kulak en.
AARDE 3/4 vmbo 4 Weer en klimaat § 2-4. Het weer Weer Atmosfeer Toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats Luchtlaag die om.
Scheikunde H4 + structuurformules. Fossiele brandstoffen paragraaf 1 Fossiele brandstoffen: ontstaan uit resten van planten en dieren die miljarden jaren.
De mens en zijn milieu ZW4 Hoofdstuk 4. §1 De mens en het milieu Milieu: de omgeving waarin een organisme leeft Mens en milieu: de mens en zijn omgeving.
Thema Biosfeer Paragraaf 2 HET BROEIKASEFFECT.
Thema 9 Milieu.
De koolstofkringloop is de bekendste
Thema Biosfeer Paragraaf 1 Invloed van de mens.
Paragraaf 4 De Gaia-hypothese
Eutrofiëring.
Bronnen van energie Hfd 1: Energie in Nederland
Alle veranderingen in het landschap die
Thema 9 Milieu.
Hoofdstuk 2 Natuur en milieu
Duurzaamheid C en D Hoofdstuk 3 Planet.
Thema 4 Mens en Milieu.
BROEIKASEFFECT en OZONLAAG
De bodem leeft!.
Transcript van de presentatie:

Relaties tussen organismen en milieu

1. Onderzoek van een sterk pg. 43 betreden of bereden plaats Eigenschappen wegberm/grasveld veranderen door: belopen/ betreden van dit terrein Terrein wordt verhard/diichtgedrukt Gevolgen: vb.: gras op voetbalveld Tredplanten = planten die we aantreffen op sterk betreden plaatsen

1. Onderzoek van een sterk pg. 43 betreden of bereden plaats Voorbeelden tredplanten: smalle weegbree straatgras madeliefjes

1. Onderzoek van een sterk pg. 43 betreden of bereden plaats Voorbeelden tredplanten: zilverschoon witte klaver

1. Onderzoek van een sterk pg. 43 betreden of bereden plaats Kenmerken tredplanten:

1. Onderzoek van een sterk pg. 43 betreden of bereden plaats Kenmerken tredplanten: Bladeren plat op de grond Snel herstelvermogen Stevige en taaie bladeren Kleverige zaden die bv. aan de schoenen plakken

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 44 2.1 Mens en milieu Alle organismen beïnvloeden het milieu waarin ze voorkomen. Organisme met grootste invloed = de mens

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 45 2.1 Mens en milieu Organisme met grootste invloed = de mens Sinds industrieële revolutie invloed mens toegenomen Oorzaken: 1) bevolkingstoename 2) industriële productie 3) chemische en technische ontwikkeling 4) grootschalige landbouw 5) veranderde infrastructuur 6) welvaartsgroei

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 45 water lucht bodem

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 45 2.2 waterverontreiniging Oorzaken: 1) huishoudens: rioolwater bevat organische afvalstoffen 2) industrie: afvalwater  chemische stoffen 3) landbouw: pesticiden via lucht + water 4) scheepvaart: vervuiling op zee bv. aardolie 5) toerisme: afval uit horeca, beschadiging oevers

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 45 2.2 waterverontreiniging

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 45 2.2 waterverontreiniging Gevolgen: A) verstoring van de zelfreiniging van waterlopen:  afvalstoffen worden opgegeten door bacteriën  enkel de organische stoffen (vb. etensresten) = zelfreinigend vermogen van water  te veel afvalstoffen: zelfreinigend vermogen + ecosysteem verstoord

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 46 2.2 waterverontreiniging Gevolgen: A) verstoring van de zelfreiniging van waterlopen:  grote hoeveelheden afval: daling van zuurstofgasgehalte  vissen stikken  afval ↑: waterdieren + bacteriën (aeroob) sterven  anaerobe bacteriën ↑ : breken afvalstoffen af  vorming stinkende en giftige gassen BESLUIT: waterloop wordt stinkende open riool  biologisch dood

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 46 2.2 waterverontreiniging Gevolgen: B) Eutrofiëring van waterlopen  overbemesting: nitraten in oppervlakte- en grondwater  voedingsstoffen voor planten: planten ↑ + algen in water  gevolg: 1) algen produceren zuurstofgas door fotosynthese 2) slechts 4% zuurstofgas blijft in water 3) ‘s nachts: algen + waterorganismen nemen zuurstofgas op 4) overdag: te kort aan zuurstogas: waterdieren sterven  anaërobe bacteriën

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 46 2.2 waterverontreiniging Gevolgen: C) Vergiftiging van waterorganismen  giftige, schadelijke en niet biologisch afbreekbare stoffen  kunnen niet uit het lichaam verwijderd worden  worden opgeslagen in weefsels/organen: concentratie ↑ = cumulatief effect van gifstoffen Vb. 1: DDT = insecticide

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 47 2.2 waterverontreiniging Gevolgen: C) Vergiftiging van waterorganismen Vb. 2:

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 47 2.2 waterverontreiniging Welk dier heeft de meeste gisfstoffen in zijn lichaam? De aalschover en de zeehond. Ze staan aan de top van de voedselpiramide. Deze organismen hebben de meeste gifstoffen omdat deze niet afgebroken/uitgescheiden worden, maar opgeslagen worden in vetweefstel, organen, …

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 47 2.2 waterverontreiniging Gevolgen: D) Olieslachtoffers  olievlekken doden jaarlijks tienduizenden vogels  veren kleven aan elkaar: bescherming afkoeling valt weg  dieren sterven aan onderkoeling

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 48 2.2 waterverontreiniging Gevolgen: E) Conclusie  per dag 2 miljoen ton afval in rivieren en meren  zoet water (drinkwater) wordt door de mens vervuild  bord waterzuivering  opnieuw bruikbaar maken water zeer kostelijk

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 49 2.3 luchtverontreiniging Oorzaken: Verbranden van massa’s fossiele brandstoffen vb.: aardolie, aardgas, bruinkool en steenkool Vrijkomen van roet, koolstofdioxide, zwaveldioxide, stikstofoxiden en vluchtige koolwaterstoffen. Verandering van eigenschappen atmosfeer Dioxines: bij verbranding van chloorhoudende stoffen  Kankerverwekkend!

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 49 2.3 luchtverontreiniging Gevolgen: A) Zure regen Zuur ontstaat door reactie niet-metaaloxide + water Niet-metaaloxiden die van nature in lucht aanwezig zijn: CO2 , SO2 en SO3 Welke zuren vormen zij? H2SO3, H2SO4 en H2SO3 = koolzuur = zwavelzuur = zwaveligzuur

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 50 2.3 luchtverontreiniging Gevolgen: A) Zure regen Natuurlijke regen heeft geen neutrale zuurtegraad (pH) Zure regen is 100 x zuurder dan normale regen!!

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 50 2.3 luchtverontreiniging Gevolgen: A) Zure regen Gevolgen voor: 1) planten: groei wordt geremd: stam, wortels en bladeren worden aangetast. Ze verliezen hun bladeren en naalden. 2) dieren: vissterfte 3) materialen: gebouwen, kalk- steen, natuursteen en metalen worden aangetast.

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 51 2.3 luchtverontreiniging Gevolgen: B) Het broeikaseffect Zon straalt licht en warmte naar de aarde. Deel van deze energie wordt teruggekaatst in de ruimte. Grootste deel dringt door de atmosfeer en zorgt dat de atmosfeer en aardoppervlak opwarmen. Aarde straalt warmte terug: deel gaat naar de ruimte, deel wordt vastgehouden op aarde Gemiddelde temperatuur: 15°C Zonder broeikaseffect: geen leven op aarde mogelijk

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 52 2.3 luchtverontreiniging Gevolgen: B) Het broeikaseffect PROBLEEM: de mens versterkt het broeikaseffect Boosdoener: enorme hoeveelheden CO2 Zorgt ervoor dat de warmte langer vastgehouden blijft Temperatuursevenwicht verstoord: temperatuur blijft stijgen

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 52 2.3 luchtverontreiniging Gevolgen: B) Het broeikaseffect Niveau van de oceanen verhoogt: ijs smelt + water zet uit Dijken moeten worden verhoogd en versterkt. Problemen drinkwater + planten en dieren door binnendringen zout water. Droogtes en hittegolven + grotere woestijnen Voedselwinning in gedrang! Krachtige stormen Verschuiving van klimaatzones: planten en dieren met uitsterven bedreigd.

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 52 2.3 luchtverontreiniging Gevolgen: C) Aantasting ozonlaag Ozonlaag = filter die ons beschermd tegen UV-stralen, 40 km van aardopervlak Ozonlaag wordt afgebroken door cfk’s Koolstofverbindingen met waterstof, chroor en fluor Vaak gebruikt in koelinstallaties, spuitbussen

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 53 2.3 luchtverontreiniging Gevolgen: C) Aantasting ozonlaag Ozonlaag wordt dunner: meer uv-straling kan het aardoppervlak bereiken uv-straling kan staar en huidkanker veroorzaken, tast wieren in de zee aan. Wieren heel belangrijk voor productie O2 + basis voedselpiramide

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 53 2.3 luchtverontreiniging Gevolgen: D) Smog Hoge hoeveelheid van vervuilende deeltjes in de lucht Smog = smoke + fog 2 soorten: wintersmog en zomersmog Wintersmog: SO2-deeltjes die door de laaghangende luchtlaag beneden blijven. Wind of regen zorgt voor wegtrekken van de wintersmog. Zomersmog: inwerking zonlicht op uitlaatgassen, ontstaat kort na de middag, mengsel van: fijn stof, NO2 en O3

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 54 2.3 luchtverontreiniging Gevolgen: D) Smog Zomersmog: Problemen: Mens en dier: ademhalingsproblemen, hart- en vaatrisico’s Planten: verlaagde weerstand tegen ziektes Materialen: aantasting rubber en andere materialen

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 54 2.4 bodemverontreiniging Oorzaken: Storten industrieel en huishoudelijk afval Het gebruik van pesticiden in landbouw Overbemesting Ontbossen Daling grondwater door toenemend waterverbruik monoculturen

2. Invloed van organismen op het milieu pg. 54 2.4 bodemverontreiniging Gevolgen: Verlies vruchtbare grond door erosie en overstromingen Wijzigingen in de biodiversiteit en ecosysteem Zieke bomen Zieke bodem niet meer geschikt voor voedselproductie en winning drinkwater Monoculturen: kans op ziekten zeer groot

3. Mogelijke oplossingen pg. 55 3.1 Kyotoprotocol Stabiliseren versterkt broeikaseffect Westerse landen moeten hun CO2-uitstoot laten dalen Nieuw: grote vervuilers, zoals China, India en V.S., moeten hun uitstoot verminderen.

3. Mogelijke oplossingen pg. 55 3.2 verbod op cfk’s Om het gat in de ozonlaag te verkleinen  In België een verbod op productie/gebruik van cfk’s ingevoerd

3. Mogelijke oplossingen pg. 56 3.3 Smogalarm Maximumsnelheid op autosnelwegnet in Vlaanderen verlaagd tot 90 km/h  schadelijke uitstoot verminderen

3. Mogelijke oplossingen pg. 56 3.4 mestactieplan Overbemesting in landbouw tegengaan Gevaarlijk door algengroei in het oppervlaktewater

3. Mogelijke oplossingen pg. 56 3.5 MIRA = milieurapport Vlaanderen Opdracht: Beschrijft, analyseert en evalueert toestand van het milieu Evalueert het milieubeleid Beschrijft de verwachte ontwikkelingen van het milieu 3.6 Waterzuivering Afvalwater via hoofdriolen naar zuiveringsinstallaties gevoerd Gezuiverde water ≠ drinkwater Gezuiderd zodat het aan de waterlopen geen schade meer aanricht

4. Duurzame ontwikkeling pg. 57 Definitie: Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de noden van het heden, zonder behoeftevoorziening van de toekomstige generaties in het gedrang te brengen. Drie peilers: Economische groei: is noodzakelijk maar mag niet ten koste gaan van medemens en milieu. Sociale vooruitgang: moet voor iedereen voelbaar zijn. Ecologische stabiliteit: is nodig. Invloed van onze activiteiten zo laag mogelijk belasting op milieu. Indien 1 van deze peilers wordt verwaarloosd, loopt het fout!!

4. Duurzame ontwikkeling pg. 57 Ecologische voetafdruk: De oppervlakte aarde die nodig is om te voorzien in de levensstijl van een persoon, stad of land.

4. Duurzame ontwikkeling pg. 58 4.1 belang van natuurverenigingen is een natuurvereniging in Vlaanderen die bijdraagt tot de zorg voor natuur: Meer natuur creëren hoe drukker het leven <-> hoe meer nood aan groen en natuur Deskundig beheer soortenrijkdom in natuurgebieden verhogen zeldzame en bedreigde diersoorten krijgen betere levenskansen Natuur voor iedereen: natuurgebieden worden voor iedereen opgensteld