Opdracht 1 1.Alle personen trekken even hard alle krachten zijn even lang 2.De krachten “grijpen aan” op de plek waar de handen trekken 3.De krachten hebben de richting waarin de handen trekken (Eigenlijk trekt elk persoon met 2 handen er zijn 2 krachten per persoon)
Opdracht 2 Het gaat om krachten op wielrenner+fiets samen: 1.Zwaartekracht 3.Luchtwrijving 5.Aandrijfkracht 1 4.Rolwrijving Grijpt aan in zwaartepunt Naar beneden Van de aarde op w+f Van de lucht op w+f Grijpt eigenlijk overal aan Je tekent de kracht op 1 punt Remt w+f af naar rechts Van de weg op w+f Waar de fietsbanden de weg raken Remt w+f af naar rechts 2.Normaalkracht Van de weg op w+f Waar de weg de fietsbanden raakt 2 2 Naar boven Van w+f op de weg Waar de achterfietsband de weg raakt Versnelt w+f naar links 5 moet groter zijn dan 3 en 4 samen, want w+f versnelt
Opdracht 3 a) b) c)