Ken jij de juiste zegswijze ? Zegswijzen Ken jij de juiste zegswijze ?
Wie als eerste het graan naar de molenaar bracht, werd het eerst geholpen. “Wie eerst komt, eerst maalt.” Wie eerst is, heeft voorrang.
Het graan werd gemalen tussen grote molenstenen. “Het ligt als een molensteen op de maag.” Dat is een zware last.
Wanneer je naar binnen gaat, sta je meteen in de leefkamer, het ‘huis’. “Met de deur in huis vallen”. Meteen ergens over beginnen.
Wanneer vrienden binnenkwamen, mochten ze even de warme haal aanraken om warme handen te krijgen. “Iemand een warm onthaal geven”. Iemand goed ontvangen.
In de “goede kamer” vindt men de bakermat In de “goede kamer” vindt men de bakermat. De moeder of de baken (vroedvrouw) verzorgde, in de mat gezeten, het kind bij het vuur. Bakeren betekent letterlijk “herhaaldelijk bakken”, in de betekenis van warmen, koesteren, verzorgen. “De bakermat van iets of iemand.” De oorsprong van iets of iemand.
Met een konkel konden de vrouwen vroeger al wandelend spinnen. Terwijl de dames naar de markt gingen, staken ze de konkel onder hun arm. Soms stapten ze echter per ongeluk op de draad. "De draad kwijt zijn." Niet meer weten hoe men verder moet.
Bovenin de konkel werd een kluts gestoken Bovenin de konkel werd een kluts gestoken. Dat is een stukje ongewassen wol die ze gebruikten om te spinnen. Als ze te veel aan het kletsen waren en niet meer aan het opletten, konden ze weleens de kluts kwijt zijn. “De kluts kwijt zijn.” Niet meer weten wat je aan het doen was.
Tegenover de schepenbank stond een houten stelling. Hier werden mensen terecht gesteld. De beklaagde moest dan op een platte steen (de matte) gaan staan. “Op het matje geroepen worden.” Voor het gerecht komen.
Bij twijfel over de schuld deed men beroep op Gods oordeel Bij twijfel over de schuld deed men beroep op Gods oordeel. God zou diegene helpen die oprecht was. Zo had men de water- of de vuurproef. Bij de vuurproef werd de beklaagde verplicht zijn hand in het vuur te steken. Was zijn hand niet verbrand, dan was hij onschuldig. “Voor iemand zijn hand in het vuur steken.” Zeker zijn van iemands onschuld.
Het ijzer werd warm gemaakt in het vuur en kon dan geplooid en gevormd worden. De smid smeedde het ijzer als het heet was. “Het ijzer smeden als het heet is.” Op het juiste moment handelen.
Roggebrood of tarwebrood waren gedurende eeuwen het belangrijkste bestanddeel voor de maaltijden. Vandaar dat we zeggen dat iets wat noodzakelijk is, broodnodig is. Wit brood at men alleen bij feestelijkheden. Na een huwelijk gingen pasgehuwden op familiebezoek. Volgens traditie werd dan wit brood aangeboden. “Ze zijn in hun wittebroodsweken.” Ze zijn pas getrouwd..
Vroeger konden enkel rijke mensen zich een stenen vloer en stenen muren voor hun huis veroorloven. “Steenrijk zijn.” Heel rijk zijn.
Een Kempense boer moest meestal hard werken voor zijn bestaan. Voor het echte zware werk gebruikte hij een paard. “Paardenarbeid verrichten.” Een zwaar werk uitvoeren.
Driemaal per week werd er geboterd. Dit gedurende de hele voormiddag. Vaak moesten honden de botermolen op gang houden. Dat was zwaar werk voor een hond. “Een hondenleven leiden.” Een slecht leven hebben.
Wanneer men tweemaal dezelfde misdaad beging, werd men met het oor aan de schandpaal genageld. Men was vrij als men zich kon losrukken, maar was dan ook getekend voor het leven... “Iemand aan de schandpaal spijkeren.” Iemands misdaad kenbaar maken.
In de kerk liet men meestal de deuren open. Zo voelden de mensen zich welkom. “Je bent zeker in de kerk geboren”. Doe de deur eens dicht, wil je ?
De kerk stond (staat) meestal in het midden van het dorp. "De kerk in het midden houden." Zorgen dat beide partijen tevreden zijn.
De kerk was (is) een van de meest grote gebouwen in een stad. “De kerk willen verzetten.” Iets onmogelijk willen doen.
Het klokkengeluid van een kerk kende vele betekenissen. Alle inwoners van het dorp kenden die betekenissen. “Iets aan de grote klok hangen.” Iets aan iedereen laten weten.
Vroeger werden rijke mensen soms in de kerk begraven. Hun lijken konden na een tijdje weleens beginnen stinken. “Stinkend rijk zijn.” Heel rijk zijn.
Vroeger kende men geen glas noch plastic Vroeger kende men geen glas noch plastic. Alles werk in kannen en kruiken gedaan. “Het is in kannen en kruiken.” Alles is geregeld.
powerpointpresentatie Einde powerpointpresentatie Rik Lemmens