Welkom in de samenkomst
Genesis 37
Genesis 37 3. Nu was het zo, dat Israel (Jakob) meer van Jozef hield dan van zijn andere zonen, omdat hij deze zoon op hoge leeftijd had gekregen; en hij maakte hem een veelkleurige mantel. 4. Toen zijn broeders zagen, dat hun vader hem boven al zijn broeders liefhad, haatten zij hem en konden niet vriendelijk met hem spreken.
5. En Jozef had een droom en vertelde die aan zijn broeders; daarom haatten zij hem nog meer. 6. Hij zeide namelijk tot hen: Hoort toch deze droom, die ik gehad heb. 7. Zie, wij waren aan het schoven binden in het veld. Daar richtte mijn schoof zich op en bleef overeind staan, en zie uw schoven omringden haar en bogen zich voor mijn schoof neer.
12. Eens waren zijn broeders heengegaan om de schapen van hun vader bij Sichem te weiden. 13. Toen zeide Israel (Jakob) tot Jozef: Weiden uw broeders niet bij Sichem ? Kom, ik wil u tot hen zenden. En Jozef zeide tot hem: Hier ben ik. 18. En zij zagen Jozef van verre. Maar voordat hij bij hen gekomen was, smeedden zij een listige raad om hem te doden.
24. En zij namen hem en wierpen hem in de kuil. 26. Toen zeide Juda tot zijn broeders: Wat voordeel is erin gelegen, wanneer wij onze broeder doden en zijn bloed verbergen ? 27. Komt dan, laten wij hem aan de Ismaelieten (Arabieren) verkopen, doch laten wij niet de hand aan hem slaan, want hij is onze broeder, ons eigen vlees. En zijn broeders gaven daaraan gehoor. 28. Toen Midianitische kooplieden voorbijgingen trokken zij Jozef omhoog, haalden hem uit de kuil en verkochten hem voor twintig zilverlingen aan de Ismaelieten (Arabieren); en deze brachten Jozef naar Egypte.
Genesis 41 14. Toen zond Farao en riep Jozef en zij haalden hem haastig uit de kuil (gevangenis); men schoor hem en gaf hem andere kleren en hij kwam bij Farao. 15. En Farao zeide tot Jozef: Ik heb een droom gehad en er is niemand, die hem kan uitleggen, maar ik heb van u horen zeggen, dat wanneer u een droom hoort u het kunt uitleggen. 16. En Jozef antwoordde Farao: Geenszins; God zal Farao’s welzijn verkondigen.
37. En dit woord was goed in de ogen van Farao en in de ogen van al zijn dienaren. 38. En Farao zeide tot zijn dienaren: Zouden wij wel een man vinden als deze, in welke Gods Geest is ? 40. Gij zult over mijn huis zijn en op uw bevel zal mijn gehele volk geregeerd worden. 41. Voorts zeide Farao tot Jozef: Zie ik stel u aan over het gehele land Egypte.
Genesis 42 1. Toen Jakob vernam, dat er in Egypte koren was, zeide hij tot zijn zonen: Vrees niet. 2. Voorts zeide hij: Zie ik heb gehoord, dat er in Egypte koren is; trekt daarheen en koopt daar koren voor ons, opdat wij in leven blijven en niet sterven. 5. Alzo kwamen de zonen van Israel (Jakob) om koren te kopen, want er was hongersnood in het land Kanaan. 6. Jozef nu was de machthebber over het land; hij was het, die aan al het volk van het land koren verkocht. Toen nu de broeders van Jozef aangekomen waren, bogen zij zich voor hem neer met het aangezicht ter aarde