Fysisch-geografische regio’s

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Het archief van Nederland 4.1 NL in beweging
Advertisements

Fysische geografie van Nederland
§6 Begin Holoceen Kenmerkend voor de laatste jaar is dat de temperatuur weer stijgt. Je kent inmiddels het gevolg => stijging van de zeespiegel.
Paragraaf 16: Water in Nederland
Wat is veen? Laagveen Hoogveen Veen in de geologische tijdschaal
De Zuiderzeewerken en de deltawerken
Het Meetjesland Situering.
Het Nederlands Landschap
Rijnwoude Kernberaad 2008 Koudekerk aan den Rijn Peter Bakker 30 september 2008.
Fysische geografie van Nederland
2 havo/vwo 2 landschap, §4.
Watermanagement
Fysische geografie van Nederland
Landschappen.
was de grote binnenzee in Nederland...
Wat is veen? Laagveen Hoogveen Veen in de geologische tijdschaal
Oude zeeklei Jonge zeeklei Polders Droogmakerijen
Basisveen jr geleden. Basisveen jr geleden. Het basisveen
§4.2 Hoofdstuk 4 Laag NL: nóg lager?.
§ 4.2 Laag NL nóg lager?.
Wisselwerking tussen overstromingen vanuit zee en van rivieren Workshop over overstromingsrisico’s, Antwerpen, 20 januari
Ir D.F. Woudagemaal Sinds 1998 op werelderfgoedlijst Vlakbij Lemmer
Werelderfgoed in Nederland. Schokland Sinds 1995 als eerste Nederlandse monument op werelderfgoedlijstSinds 1995 als eerste Nederlandse monument op werelderfgoedlijst.
Schokland Sinds 1995 als eerste Nederlandse monument op werelderfgoedlijst Sinds 1995 als eerste Nederlandse monument op werelderfgoedlijst Symbool van.
Werelderfgoed in Nederland. Schokland  Sinds 1995 als eerste Nederlandse monument op werelderfgoedlijst  Symbool van Nederlandse strijd tegen het water.
Schokland Sinds 1995 als eerste Nederlandse monument op werelderfgoedlijst Symbool van Nederlandse strijd tegen het water Was een eiland in de Zuiderzee.
Het Romeinse Rijk Hoofdstuk 2.3.
De Zuiderzeewerken en de deltawerken
De geschiedenis van Flevoland
De geschiedenis van Flevoland
Werelderfgoed in Nederland. Schokland  Sinds 1995 als eerste Nederlandse monument op werelderfgoedlijst  Symbool van Nederlandse strijd tegen het water.
3 Havo H 2 Paragraaf 7+8.
2 vmbo-T/havo 2 landschap, §6 en 7
Werelderfgoed in Nederland. Schokland  Sinds 1995 als eerste Nederlandse monument op werelderfgoedlijst  Symbool van Nederlandse strijd tegen het water.
Geschiedenis en toekomst
Werelderfgoed in Nederland. Schokland  Sinds 1995 als eerste Nederlandse monument op werelderfgoedlijst  Symbool van Nederlandse strijd tegen het water.
bp - heden Holoceen: kenmerken: - "interglaciaal"
Land & Volk Nederland Geografie, klimaat, Bevolking en talen.
Landschappen van Nederland
2 KGT Hoofdstuk 2 Landschappen §7-8
Belang van de bodem HPSP Paardensportbodems. Waarom bodem?
Geologie van Nederland
Bodemvorming in Nederland – zand, klei en veengronden
Learning community van en voor scholen Activiteiten Inventarisatie van aanbod Inventarisatie van behoefte Verbinden initiatieven/partijen Opzetten van.
Sterke economie voor Zeeland Een perspectief voor de delta.
WATER EN BODEMDALING IN GROOT-MIJDRECHT Rapport van de Onderzoekscommissie Water en Bodemdaling Groot-Mijdrecht Noord.
Preglaciaal © Theo Peenstra Meer dan jaar geleden Legenda
2 TH Hoofdstuk 4 Water § 7-8 Wereld. Bijna 7 m onder de zeespiegel Laagste punt van Nederland: hoe laag? Laagste punt.
Grieken en Romeinen H2.4 HET EINDE VAN HET ROMEINSE RIJK.
Ontstaan van Nederland
Water in Nederland.
Nederland en het water.
D- toets hoofdstuk 8 Landschappen.
Hoofdstuk 4 De Romeinen.
-Ontstaansgeschiedenis-
Na de laatste ijstijd: het Holoceen
Thema 5: werken 5a: Landbouw 5b: Noord Nederland
Nederland jaar geleden
Ir D.F. Woudagemaal Sinds 1998 op werelderfgoedlijst Vlakbij Lemmer
SUPERSTORM Arne Anseeuw.
Klimaat heeft invloed op watervoorziening van planten:
Fysisch-geografische regio’s
Hoofdstuk 7 Wat een landschap!
Fysisch-geografische regio’s
Fysisch-geografische regio’s
Fysisch-geografische regio’s
Noordelijk veengebied
Het waterspel
Ir D.F. Woudagemaal Sinds 1998 op werelderfgoedlijst Vlakbij Lemmer
Nu te koop in onze winkel!
Transcript van de presentatie:

Fysisch-geografische regio’s Hoofdstuk 10 Het Zuiderzeegebied van het boek Landschappelijk Nederland Het Zuiderzeegebied. Tot het Zuiderzeegebied worden gerekend: het IJsselmeer, de IJsselmeerpolders, de randgebieden van de vroegere Zuiderzee, inclusief de IJsseldelta en de monding van de Eem. © Berendsen en Stouthamer, 2008

Zuiderzeegebied Proefpolder Andijk Wieringermeerpolder Noordoostpolder Oostelijk Flevoland Zuidelijk Flevoland Zuiderzeerandgronden Tot het Zuiderzeegebied worden gerekend: het IJsselmeer, de IJsselmeerpolders, de randgebieden van de vroegere Zuiderzee, inclusief de IJsseldelta en de monding van de Eem. © Berendsen en Stouthamer, 2008

Zuiderzeegebied Ontstaanswijze Tot circa 3000 v Chr: Afzettingen van Calais, afgezet vanuit het westen 2000 v. Chr. groot veengebied (Hollandveen) Vorming zoetwatermeren tot eind Romeinse tijd: Almere, Flevomeer, uitbreiding door stormen Na de Romeinse tijd in N inbraken van zee  verbinding met Marsdiep en Vlie  zout water Afslag veen  ± 1600 Zuiderzee Enkele eilanden: Wieringen (keileem 7 m + NAP), Urk (keileem 9 m + NAP), Schokland (veenrest), Marken (jonge mariene afzettingen). Ontstaanswijze Tot circa 3000 v Chr: Afzettingen van Calais, afgezet vanuit het westen 2000 v. Chr. groot veengebied (Hollandveen) Vorming zoetwatermeren tot eind Romeinse tijd: Almere, Flevomeer, uitbreiding door stormen Na de Romeinse tijd in N inbraken van zee  verbinding met Marsdiep en Vlie  zout water Afslag veen  ± 1600 Zuiderzee Enkele eilanden: Wieringen (keileem 7 m + NAP), Urk (keileem 9 m + NAP), Schokland (veenrest), Marken (jonge mariene afzettingen). © Berendsen en Stouthamer, 2008

Ontstaan van de Zuiderzee Figuur 10.2 Het ontstaan van de Zuiderzee in enkele fasen. A: Laat Atlanticum (4300 - 2400 BC); B: Vroeg-Subboreaal (3000-2500 BC); C: Midden-Subboreaal (1900 BC); D: Vroeg-Subatlanticum (300 BC - 0 AD); E: Subatlanticum (300- 750 AD). Naar Pons et al., 1963 en Zagwijn 1986. De holocene ontwikkeling van het gebied is in grote lijnen te vergelijken met die van West-Nederland. Op het pleistocene zand is een dunne laag Basisveen gevormd. Daarop liggen de Beemster-afzettingen, die qua ouderdom overeenkomen van de Afzettingen van Calais. Landinwaarts van de mariene Beemster-afzettingen lag een groot veenmoeras, dat door erosie werd aangetast. Daardoor werd een dikke laag detritus gevormd, bestaande uit afgeslagen veen. Na een relatief rustige periode werd in het Midden-Subboreaal de Cardium-klei afgezet in het westelijk deel van het Zuiderzeegebied. Deze klei komt qua ouderdom ongeveer overeen met de Calais-IV en Duinkerke-0 fase (begin ongeveer 2000 BC). De rest van het Zuiderzeegebied bleef tijdens het Subboreaal deel uitmaken van het grote West-Nederlandse veengebied. Tijdens inbraken van de zee werden vanuit West-Friesland en vanuit het zogenaamde Oer-IJ (dat bij Castricum in verbinding stond met de zee) gaten geslagen in het Hollandveen, waardoor zeeboezems ontstonden. De veenafslag leidde ertoe, dat op de bodem van deze zeeboezems opnieuw verslagen veen (veenslik, detritus, gyttja) werd afgezet, de Jonge detritus gyttja. In het Oer-IJ is het pakket detritus enkele meters dik. De nauwe verbindingen met de zee slibden geleidelijk aan weer dicht, maar in het veengebied bleven enkele meren bestaan. Door erosie aan de oevers konden deze zich zelfs uitbreiden, waardoor in de Romeinse tijd het meer Flevo ontstond. Dit meer breidde zich in de Middeleeuwen verder uit tot het Almere, dat tot circa 1250 bestond. In dit meer werd mineraal materiaal toegevoerd vanuit de IJ-boezem, waardoor in brak water de Almere-afzettingen werden gevormd, die bestaan uit siltig materiaal met een korrelgrootte van 2-16 µm (sloef). Daarna ontstond er een verbinding via de Waddenzee met de Noordzee, waardoor het milieu vanaf circa 1500 AD (weer) zout werd, en de Zuiderzee ontstond. In de Zuiderzee werd een laag jonge zeeklei afgezet, die van noord naar zuid zwaarder van textuur wordt (meer klei, minder zand). Dit is het resultaat van golfslag en stroming. Het meeste zeezand werd afgezet in het gebied tussen Stavoren en Enkhuizen, waar als gevolg van de geringere breedte van de Zuiderzee de stroom­snelheden groter waren. Langs de rand van de Zuiderzee vond vaak een menging plaats met oudere, pleistocene afzettingen, waardoor het zandgehalte langs de kust weer toeneemt. Bij Urk en De Voorst (Noordoostpolder) komt zand voor, dat afkomstig is van erosie van glaciale afzettingen (keileem). Ontstaan van de Zuiderzee © Berendsen en Stouthamer, 2008

Het ontstaan van het meer Flevo Figuur 10.4 Het ontstaan van het meer Flevo (naar Stiboka 1965). Door golfafslag in een veenmeer ontstond in de Romeinse tijd het meer Flevo. Dit meer breidde zich in de Middeleeuwen verder uit tot het Almere, dat tot circa 1250 bestond. In dit meer werd mineraal materiaal toegevoerd vanuit de IJ-boezem, waardoor in brak water de Almere-afzettingen werden gevormd, die bestaan uit siltig materiaal met een korrelgrootte van 2-16 µm (sloef). Daarna ontstond er een verbinding via de Waddenzee met de Noordzee, waardoor het milieu vanaf circa 1500 AD (weer) zout werd, en de Zuiderzee ontstond. In de Zuiderzee werd een laag jonge zeeklei afgezet, die van noord naar zuid zwaarder van textuur wordt (meer klei, minder zand). Dit is het resultaat van golfslag en stroming. Het meeste zeezand werd afgezet in het gebied tussen Stavoren en Enkhuizen, waar als gevolg van de geringere breedte van de Zuiderzee de stroom­snelheden groter waren. Naar Stiboka 1965 Het ontstaan van het meer Flevo © Berendsen en Stouthamer, 2008

Schip van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) Schip van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC). Veel schepen zijn in de Zuiderzee vergaan. © Berendsen en Stouthamer, 2008

Zuiderzeegebied Profiel door Z-Flevoland voor drooglegging: Water (6 m) Afzettingen van Duinkerke + verslagen veen Hollandveen Afzettingen van Calais Twente Formatie (dekzand) Profiel door Z-Flevoland voor drooglegging: Water (6 m) Afzettingen van Duinkerke + verslagen veen Hollandveen Afzettingen van Calais Twente Formatie (dekzand) © Berendsen en Stouthamer, 2008

Figuur 10.3 NW-ZO Profiel door Oostelijk Flevoland (naar Stiboka 1965). Het pleistocene zand in de ondergrond van Oostelijk Flevoland bestaat overwegend uit dekzand. Hierop ligt het Basisveen, dat bedekt word met Beemster Afzettingen (te correleren met de Afzettingen van Calais). Tijdens inbraken van de zee werden vanuit West-Friesland en vanuit het zogenaamde Oer-IJ (dat bij Castricum in verbinding stond met de zee) gaten geslagen in het Hollandveen, waardoor zeeboezems ontstonden. De veenafslag leidde ertoe, dat op de bodem van deze zeeboezems opnieuw verslagen veen (veenslik, detritus, gyttja) werd afgezet, de Jonge detritus gyttja. In het Oer-IJ is het pakket detritus enkele meters dik. Deze afzettingen zijn in een zoetwatermeer gevormd. Daarop liggen de klastische Almere-afzettingen, die naar boven toe overgaan in de zoutwaterafzettingen van de Zuiderzee. © Berendsen en Stouthamer, 2008

Oudere plannen voor de drooglegging van de Zuiderzee Oudere plannen voor de drooglegging van de Zuiderzee (Zuiderzeewerken). Oudere plannen voor de drooglegging van de Zuiderzee © Berendsen en Stouthamer, 2008

Diepte en lithologie van de Zuiderzeebodem Diepte van de Zuiderzeebodem (links) en lithologie (rechts). In het noorden zijn diepe geulen gevormd, en is zand afgezet. In zuidelijke richting worden de Zuiderzee-afzettingen steeds kleiiger (Zuiderzeewerken). Diepte en lithologie van de Zuiderzeebodem © Berendsen en Stouthamer, 2008

Het Zuiderzeegebied Figuur 10.1 Het Zuiderzeegebied. Met uitzondering van de Proefpolder Andijk (1927) en de Wieringermeer (1930), die nog in een zout milieu zijn aangelegd, zijn de grote IJsselmeer­polders aangelegd na de totstandkoming van de Afsluitdijk (Figuur 10.1): Noordoost­polder (1937-1942), Oostelijk Flevoland (1950-1957), Zuidelijk Flevoland (1959-1968). De Markerwaard is gedeeltelijk voorzien van een ringdijk, maar zal voorlopig niet worden drooggelegd. Merk op, dat de afzettingen in de Wieringermeerpolder gerekend worden tot het Wormer Laagpakket, en niet tot het Walcheren Laagpakket. Het Zuiderzeegebied © Berendsen en Stouthamer, 2008

Inrichting van de polders Flevoland Figuur 10.5 Inrichting van de polders Flevoland (naar Van Duin et al. 1985). De oorspronkelijke bedoeling was, de IJsselmeerpolders uitsluitend in te richten voor de landbouw. Na de Tweede Wereldoorlog veranderden de inzichten echter, en als gevolg van de veranderde economische omstandigheden en de toename van de urbanisatie moesten de oorspronkelijke plannen worden bijgesteld. De Figuur geeft een overzicht van de inrichting van de polder Flevoland. Naast de agrarische bestemming vallen de steden Almere en Lelystad op. Rond de steden en langs de oostrand van de polder komen uitgestrekte bosgebieden voor (Almeerder Hout, Gelderse Hout, Overijsselse Hout, Hulkesteinse Bos, Horsterwold, Harderbos, Revebos). Naarmate de latere polders gereed kwamen, vond een verschuiving van het landgebruik plaats, van vrijwel alleen landbouw naar meer bos en stedelijke bebouwing. De grond is uitstekend geschikt voor landbouw, een voorwaarde is wel dat de waterbeheersing goed is. Inrichting van de polders Flevoland © Berendsen en Stouthamer, 2008

Te verwachten maaivelddaling in Flevoland rond 2070 Figuur 10.6 De te verwachten maaivelddaling in Flevoland rond 2070 (naar Van Duin et al. 1985). Omdat de bodem nog weinig gelegenheid heeft gehad om te rijpen, zal in de komende eeuw nog een aanzienlijke inklinking optreden. Op sommige plaatsen zal deze circa 1,5 m bedragen. De bodems in de IJsselmeerpolders behoren tot de hydromorfe vaaggronden; het zijn overwegend kalkrijke poldervaaggronden en nesvaaggronden (kleiig, met een ongerijpte ondergrond). Ook komen kalkrijke vlakvaaggronden voor. Te verwachten maaivelddaling in Flevoland rond 2070 © Berendsen en Stouthamer, 2008

Het landgebruik in de vier Zuiderzeepolders Het landgebruik in de vier Zuiderzeepolders. De oudste polder (Wieringermeer) bestond voornamelijk uit landbouwgrond; de laatste drooggelegde polder bestaat voor slechts 50 % uit landbouwgrond. Er is meer ruimte voor bos en natuurgebieden en voor steden. © Berendsen en Stouthamer, 2008

Oogsttijd in Flevoland. Foto: H.J.A. Berendsen. © Berendsen en Stouthamer, 2008

Figuur 10.8 Verkavelingspatroon in de Noordoostpolder (fragment van de topografische kaart, schaal 1 : 50.000). © Topografische Dienst, Emmen. Met uitzondering van Urk, Schokland, Marken en Wieringen dateren alle nederzettingen in de IJsselmeerpolders uit de 20e eeuw. Het verkavelingspatroon bestaat uit grote, rechthoekige blokken. De boerderijen zijn vaak omgeven door windsingels. De blokvormige percelen in de Wieringermeerpolder hebben overwegend een grootte van 250 x 800 m. © Berendsen en Stouthamer, 2008

Verkavelingspatroon van de Noordoostpolder Verkavelingspatroon van de Noordoostpolder. De boerderijen zijn omgeven door windsingels. © Topografische Dienst, Emmen. © Berendsen en Stouthamer, 2008