Perceptie van gereduceerde woorden: Een uitdaging voor de tweetalige luisteraar? Annelie Tuinman, Holger Mitterer & Anne Cutler Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek, Nijmegen
Luisteren naar een tweede taal Opvallend moeilijk door: onbekende fonemen, b.v. Engelse /r-l/ contrast voor Japanse luisteraars Niet eerder onderzocht… invloed van variabiliteit in continue spraak op luisteren naar T2, b.v. assimilatie, epenthese en consonantreductie, zoals het wegvallen van /t/ in ‘Postbank’
Maar wat als… … een reductieproces in de T2 ook voorkomt in de moedertaal (T1)? Dan is het (mogelijk) niet problematisch voor T2 luisteraars Gekeken naar de waarneming door Duits-Nederlandse tweetaligen van /t/-reductie op het woordeinde (een reductiefenomeen dat ook in het Duits voorkomt)
De test case: /t/-reductie Eerder onderzoek laat zien dat Nederlandse luisteraars verschillende factoren gebruiken om te compenseren voor /t/-reductie subfonemische cues segmentale context (/n/ vs. /s/) en higher-level constraints, zoals lexicale identiteit Mitterer & Ernestus, in press, JPhon
De test case: /t/-reductie (2) Onderzoeksvragen: Compenseren T2 luisteraars ook voor /t/-reductie? Gebruiken T2 luisteraars dezelfde cues & constraints bij het interpreteren van continue spraak als moedertaal luisteraars? Of vertrouwen ze sterker op syntactische en lexicale constraints?
Twee perceptie-experimenten In 2 experimenten gaven Duits-Nederlandse tweetaligen & moedertaalsprekers aan of targetwoorden eindigden op /t/ Vijf realisaties van /t/ (van compleet geproduceerd tot volledig weggevallen) 2 contexten na /n/, /t/-reductie ongebruikelijk na /s/, /t/-reductie komt vaak voor Higher-level constraints Experiment 1: syntactische constraints voor de aanwezigheid of afwezigheid van /t/ Experiment 2: lexicaliteits constraints voor de aanwezigheid of afwezigheid van /t/
Experiment 1: syntactische constraints Targetwoorden waren werkwoorden (b.v. ren, bloos) Stam eindigde op /n/ of /s/ /t/ is morfemisch: ren = 1ste persoon enkv. tegenwoordige tijd ‘ik ren’ rent = 3de persoon enkv. tt ‘zij rent’ Grammatica van de zin (beginnend met ik of zij) voorspelde of het targetwoord al dan niet moest eindigen op een /t/ Taak: eindigt de werkwoordsvorm op een /t/?
Nederlands s & ‘zij’ s & ‘ik’ n & ‘zij’ n & ‘ik’ Duits
Experiment 2: lexicaliteits constraints Targetwoorden waren: /n/ /s/ Woord met /t/ charman[t] orkes[t] Woord zonder /t/ kanon[t] moeras[t] Morast
Nederlands s & lexicale /t/ Duits s & geen lexicale /t/ n & geen lexicale /t/ Duits
Perceptie experimenten: conclusie T2 luisteraars gebruiken segmentale context en subfonemische cues op een soortgelijke manier als T1 luisteraars Bekendheid met een reductie-proces door de aanwezigheid in T1 maakt het minder problematisch dan het anders had kunnen zijn bij het luisteren naar een T2 T2 luisteraars gaven echter vaker aan een /t/ te horen op het einde van werkwoorden dan voor de lexicale vormen (waar /t/ deel van het woord is en geen los morfeem)
Nieuwe vraag te beantwoorden… Waarom gaven T2 luisteraars meer /t/-antwoorden (dan de T1 luisteraars), maar alleen bij de werkwoorden? Hebben het Nederlands en Duits mogelijk verschillende /t/-reductiepatronen voor werkwoorden en lexicale vormen?
Twee productie experimenten Moedertaalsprekers van Nederlands en Duits spraken zinnen uit in hun moedertaal Experiment 3: /t/-reductie in werkwoorden Experiment 4: /t/-reductie in lexicale vormen In beide experimenten werd /t/ voorafgegaan door /n/ of /s/ Nederlandse en Duitse zinnen werden zo gelijk mogelijk gehouden, met name wat betreft de klanken van het targetwoord
Experiment 3: werkwoorden Zinsgeneratietaak Stam van cruciale werkwoord eindigde op /n/ of /s/ Stimulus: Respons: “Maarten woont bij de bushalte” (‘Martin wohnt bei der Bushaltestelle’)
Experiment 4: proper names Blending taak Stimulus: Respons: “Bij de groenteboer in Klestveen koop ik appels” (Beim Gemüsehändler in Klestfehn kaufe ich Äpfel’)
Experiment 3 en 4: Resultaten Analyse van 640 responses (4 sprekers van elke taal x 80 items) werkwoorden Voorafgaande context moedertaal % /t/ reductie /n/ Nederlands Duits 33 37 /s/ 61 29 totaal 47 lexicale vormen (plaatsnamen) Voorafgaande context moedertaal % /t/ reductie /n/ Nederlands Duits 2 15 /s/ 17 44 totaal 10 29
Discussie Nederlandse sprekers reduceerden de morfemische /t/ aan einde van werkwoorden vaker dan Duitse sprekers (47% vs. 33%) Duitse sprekers reduceerden lexicale /t/ vaker in eigennamen dan Nederlandse sprekers (29% vs. 10%)
Conclusie Duits-Nederlandse tweetaligen lijken te hebben geleerd dat morphemische /t/ vaker wordt gereduceerd in Nederlands dan in Duits Als gevolg overcompenseren Duitsers voor /t/-reductie in Nederlandse werkwoorden tijdens perceptie Voor lexicale vormen, reduceerden Nederlanders /t/ niet vaker dan Duitsers, dus is het voor Duits-Nederlandse tweetaligen niet nodig om perceptie aan te passen
/t/ niet gereduceerd /t/ niet gereduceerd /t/ gereduceerd
Vijf targetcodas