Havo 11 2013-2014.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Vraag en aanbod.
Advertisements

Break-even-analyse oftewel “quitte spelen”
H 22: Kosten van een duurzaam produktiemiddel (dpm)
Opdracht Begroting - rekening.
Opdracht: ‘Tel uit je winst’
Marktvormen Economie.
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Omzet.
Agenda  Les 13  wkn 13 2 e  hs 2.4 overige kosten  bestuderen tb 32 tm 47 maken 2.15 tm 2.20 (wb tm 84)
Markt en marktvormen.
Winstmaximalisatie monopolist
Agenda  Les 15  wkn 14 2e  hs 2.6 winst & verlies
kosten break-even-analyse grafisch
gemiddeld & marginaal…
Welkom H3b 12 maart Studiewijzer Nog maar 3 lessen te gaan en een laatste proefwerk! WeekLes Week 10: 5 maartT/m opdr. 31 Week 11: maartT/m.
Totale Constante Kosten (TCK)
Toegevoegde Waarde Productie = inkomen.
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Lesplanning 3.2 blz Binnenkomst Intro Nakijken 3.1, klaar? Dan alvast 3.2 maken Uitleg 3.2 Gezamenlijk lezen blz Zelfstandig werken,
constante kosten, variabele kosten en marginale kosten
Vandaag Nabespreking toets Crediteuren/debiteuren
H4 Differentiëren.
Hoeveelheidsaanpassing I
Hoeveelheidsaanpassing II
Hoofdstuk 11 Kostenstructuur.
Hoofdstuk 2.
Alle kosten op een rij Kosten.
H.5 Winst en toegevoegde waarde
Break-even analyse Hoeveel moet ik minimaal produceren om geen verlies te maken?= p.
J. de Lange ECONOMIE HOE KUN JE DAT NOU MAKEN?. Winstberekening Belangrijk PROGRAMMA:
TO = P*Q TO = 8q TO = Totale opbrengst q = hoeveelheid 8 = de prijs qTO
Hoofdstuk 6 Productie.
Hoofdstuk 11 De Break-Even Afzet (BEA). Wat kost internet ? Vroeger moest je internetkosten betalen per minuut. Dat ging via een vorm van bellen. Joep.
De optimale productiegrootte (bij een markt van volkomen concurrentie)
Constante kosten / variabele kosten. Ondernemer zijn Waarom ben je ondernemer? Om geld te kunnen verdienen. Voordat je kunt beginnen: Ga je:
Samenvatting Lesbrief Vraag en aanbod Hoofdstukken 1-6.
Omzet-kosten-winst HAVO 3
Welkom VWO 5..
constante kosten, variabele kosten en marginale kosten
Lesbrief Vervoer H2.
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Lesbrief Markt & Overheid
Hft 2 Totale Kosten TK MODULE MARKT.
verwarring begrippen omzet of winst
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Hoofdstuk 11 De Break-Even Afzet (BEA) Les
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Hoofdstuk 9 M&O + in groepjes Havo3 iPad.
Vmbo 2 economie Goede producten?
Wanneer er maar één aanbieder is
Break-even-analyse oftewel “quitte spelen”
Samenvatting Lesbrief Vraag en aanbod
Economie Vraag & aanbod : winst voor hoeveelheidsaanpassers
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Welkom Havo 5..
Havo 4 Lesbrief Vervoer.
Begroten & Budgetteren
Welkom Havo/vwo 3..
Huiswerk: Hoofdstuk 11 m&o boek, opgave 1 Oefenopgave 2 (stencil)
Welkom 8 mei 2018.
Break-Even Hoofdstuk 11 M&O.
PRODUCEREN OMZET, AFZET, WINST.
Hoofdstuk Break-evenpoint
constante kosten, variabele kosten en marginale kosten
HUISWERK: Oefenopgave 4 stencil. Boek M&O hoofdstuk 11, opgave4
Hoofdstuk Kosten indelen
Prijszetter binnen grenzen
Afzet is hetzelfde als de verkochte hoeveelheid
Extra uitleg H4 Domein Markten
Transcript van de presentatie:

Havo 11 2013-2014

Planning Dit jaar: drie lesbrieven: Vervoer, Verdienen & uitgeven en Conjunctuur Per lesbrief: een of twee toetsen, een of twee groepsopdrachten en een SE. Over lesbrief Vervoer: toets over hoofdstuk 2 en 3 en over hoofdstuk 4 en 5. Rapportcijfer: gewogen gemiddelde van cijfers van toetsen, SE en groepsopdrachten.

Planning: hoofdstuk 1 en 2 Les 1: Introductie lesbrieven Les 2: marktaandeel Les 3: Kosten, opbrengsten en winst/verlies Les 4: Quitte spelen (break even punt) Les 5: Quitte spelen Les 6: Gemiddelde kosten Les 7: Marginale kosten en opbrengsten

Werkwijze Elke les: korte uitleg op smartbord Powerpoints op vakportaal economie Daarna stof verwerken in: Groepen Individueel of in tweetallen Computerlokaal

Regels Als je iets wilt vragen/zeggen, steek je vinger op. Alleen mobiele telefoons gebruiken met mijn toestemming. Niet door de klas lopen Niet eten in de klas (drinken mag wel) In tweetallen naast elkaar zitten (dus niet met drie of vier)

Spanje Ibiza

Marktaandeel Marktaandeel: welk deel van de markt is in handen van een bedrijf. Te berekenen in afzet (aantal) en omzet (geld) Marktaandeel afzet: afzet onderneming/afzet totale markt * 100% Marktaandeel omzet: omzet onderneming/omzet totale markt * 100%

Marktaandeel 2011

Opdracht Marktaandeel afzet berekenen smartphones Marktaandeel omzet berekenen smartphones

Martkaandeel afzet Afzet (aantal) Marktaandeel afzet Apple 10 25% Samsung 20 50% Blackberry Totaal 40 100%

Martkaandeel afzet en omzet Marktaandeel prijs omzet Marktaandeel omzet Apple 10 25% 800 8.000 33,33% Samsung 20 50% 600 12.000 Blackberry 400 4.000 16,67% Totaal 40 100% 24.000

2.2 Opbrengst, kosten en winst Totale winst (TW) = totale opbrengsten (TO) – totale kosten (TK) Winst: doel van een bedrijf

Opbrengst Opbrengst = omzet Omzet = prijs * afzet ( p * q)

Voorbeeld Spijkerbroekenfabriek verkoopt 10.000 broeken voor € 15. Afzet is 10.000 Omzet is 10.000 * € 15 = € 150.000

Opbrengstfunctie Benzinepomp. Een liter kost € 1,90 Opbrengstfunctie: TO = 1,9q Wat is opbrengst als er 1000 liter wordt verkocht (q = 1000) Wat is de opbrengst als er 300 liter wordt verkocht?

Kosten (1) Kosten moet je maken om iets te kunnen produceren (zonder schoolgebouw of leraren geen onderwijs) B.v. huur van een gebouw, salarissen, inkoop, energiekosten en afschrijvingen

Kosten (2) Totale kosten (TK) = totale constante kosten (TCK) en totale variabele kosten (TVK) Constante kosten veranderen niet met toe- of afnemen van de productie/verkoop Variabele kosten veranderen wel met toe of afnemen van de productie/verkoop

Kosten (3) Benzinepomp Constante kosten: € 1.000.000 Variabele kosten: € 0,3 per liter Kostenfunctie: TK = 1.000.000 + 0,3q Wat zijn de totale kosten bij 1000 liter?

Kosten (4) Afschrijvingen Stel je koopt een machine van € 100.000 die 10 jaar meegaat Je verdeelt de aankoopkosten dan over 10 jaar; elk jaar € 10.000 aan kosten. De € 10.000 noemen we afschrijvingen. Je schrijft ieder jaar € 10.000 af op de aankoopwaarde van € 100.000

Break even punt BEP = break even punt Het punt (omzet of afzet) waarbij de kosten gelijk zijn aan de opbrengsten en er dus geen verlies of winst is. We noemen dat ook wel quitte spelen. Belangrijk om dat een bedrijf wil weten hoeveel hij van een product moet verkopen om uit te kosten te komen.

Voorbeeld Fietsfabriek Ton Gesink verkoopt fietsen voor € 1.000 per stuk Zijn constante kosten zijn € 150.000, vooral bestaande uit de huur van het fabriekspand en het salaris van de directeur De variabele kosten zijn € 500 per fiets, bestaande uit materiaal en personeel.

Voorbeeld Hoeveel fietsen moet Ton verkopen om quitte te spelen. Dus waarbij de kosten gelijk zijn aan de opbrengsten.

BEP 300 fietsen. Hoe kunnen we dat berekenen/bepalen Met TO en TK functie Met het tekenen van een tabel

Voorbeeld De opbrengstfunctie of TO functie: TO = 1.000q De kostenfunctie: TK = 150.000 + 500q BEP: bij welke omzet (TO) of afzet zijn de kosten gelijk aan de opbrengsten:

Voorbeeld TO = TK 1000q = 150.000 + 500q 500q = 150.000 , q = 300, dus bij 300 fietsen is hij uit de kosten, speelt hij quitte

En met een tabel Bord

Break even afzet en omzet Break even afzet: de afzet waarbij we quitte spelen Break even omzet: de omzet waarbij we quitte spelen Bij Ton: 300 fietsen is break even afzet Bij Ton: 300 * € 1.000 = € 300.000 is break even omzet. Break even omzet is dus break even afzet x verkoopprijs

Opdrachten Opdracht 2.9

Voorbeeld en stappenplan Spijkerbroekenfabriek Verkoopt spijkerbroeken voor € 100 De constante kosten zijn € 100.000 De variabele kosten zijn € 50 per broek

Stap 1 Vertaal de tekst in totale opbrengstenfunctie en totale kostenfunctie, dus: TO = 100q TK = 100.000 + 50q

Stap 2 Bij het Break even point zijn de totale kosten gelijk aan de totale opbrengsten. Zet de totale opbrengstenfunctie en de totale kostenfunctie dan in een vergelijking, als volgt TO = TK 100q = 100.000 + 50q

Stap 3 Los de vergelijking op Trek 50q af van 100q 50q = 100.000 Deel vervolgens beide kanten door 50 q = 2.000 (is break even afzet)

Stap 4 Om de break even omzet te berekenen Vermenigvuldig de break even afzet (q) met de prijs. 2.000 * € 100 = € 20.000

Voorbeeld: zwembad Flevoparkbad Een kaartje kost € 3 TO = 3q De constante kosten zijn € 463.000 De variabele kosten zijn laag: € 0,1 per bezoeker. TK = 463.000 + 0,1q Bij 22.000 bezoekers wordt € 400.000 verlies gemaakt. Pas bij 160.000 bezoekers wordt quitte gedraaid

Lowlands TO = 235q € 9.000.000 € 35 per bezoeker. Ook goed is € 35 x 55.000 = € 1.925.000. TK = 9.000.000 + 35q TO = TK → 235q = 9.000.000 + 35q → 200q = 9.000.000 → q = 45.000

f. TW = TO - TK (bij 55.000 bezoekers). TO = 235 x 55.000 = 12.925.000. TK = (9.000.000) + (35 x 55.000 = 1.925.000) = 10.925.000. TO - TK = 2.000.000 g. GVK = 1.925.000/55.000 = 35. GCK = 9.000.000/55.000 = 163,64

Gemiddelde kosten De kosten per product die gemaakt worden bij de afzet van een bepaalde hoeveelheid kosten GTK = GCK + GVK GCK = TCK/afzet GVK = TVK/afzet

Gemiddelde kosten Ton Gesink produceert en verkoopt 500 fietsen. Bereken de gemiddelde kosten per fiets

Gemiddelde kosten Aantal fietsen Totale Constante kosten Constante kosten per fiets Variabele kosten Totale variabele kosten Variabele kosten per fiets 500 150.000 300 250.000 1.000 150 500.000 2.000 75 1.000.000

Gemiddelde kosten Dus naarmate je meer fietsen maakt, worden de kosten per fiets lager. Je kunt immers de gelijkblijvende constante kosten over meer fietsen uitsmeren.

Voorbeeld Bij Break even punt zijn TK = TO Voorbij BEP verdient Gesink op elke fiets € 500 Tot het moment dat hij niet meer fietsen kan maken omdat zijn fabriek te klein is. Bereken de maximale totale winst, ervan uitgaande dat Gesink maximaal 500 fietsen kan maken (de productiecapaciteit is 500)

Marginale kosten Fietsfabriek Ton Gesink verkoopt fietsen voor € 1.000 per stuk Zijn constante kosten zijn € 150.000, vooral bestaande uit de huur van het fabriekspand en het salaris van de directeur De variabele kosten zijn € 500 per fiets, bestaande uit materiaal en personeel.

Marginale kosten Marginale kosten: de extra kosten om 1 extra fiets te maken. In het voorbeeld is dat € 500, gelijk aan de variabele kosten Marginale opbrengsten: de extra opbrengsten bij de verkoop van een extra fiets (is gewoon de verkoopprijs, in ons voorbeeld € 1.000) Dus de verkoop van een extra fiets levert € 400 op.

Marginale kosten Zolang de marginale opbrengsten hoger zijn, dan de marginale kosten, ga je door met produceren In ons voorbeeld zijn de marginale opbrengsten € 1.000 en de marginale kosten € 500. De marginale kosten kunnen op een gegeven moment hoger worden dan de marginale opbrengsten. Dan stop je met produceren!!!!!

Marginale kosten De marginale kosten kunnen op een gegeven moment hoger omdat je de productie moet uitbesteden of omdat arbeid heel duur wordt of door hoge transportkosten.

Afschrijvingen Afschrijvingskosten: jaarlijkse kosten van waardevermindering van een machine, gebouw of voertuig. Ik koop een machine voor € 100.000 en gebruik die machine 10 jaar. Na 10 jaar is de machine nog € 10.000 waard. Jaarlijkse afschrijvingskosten: (€ 100.000 - € 10.000)/10 = € 9.000 Ik smeer de kosten van de machine uit over het aantal jaren dat ik de machine gebruik.

Afschrijvingen Jaarlijkse afschrijvingskosten: (aanschafwaarde – restwaarde)/aantal jaren. Bereken de afschrijvingskosten: GGCA bouwt een nieuwe school voor € 8.000.000. De school gaat 20 jaar mee en heeft na 20 jaar een restwaarde van € 1.000.000. Bereken de jaarlijkse afschrijvingskosten