Lesplanning 3.2 blz Binnenkomst Intro Nakijken 3.1, klaar? Dan alvast 3.2 maken Uitleg 3.2 Gezamenlijk lezen blz Zelfstandig werken, oordopjes verdienen? Afsluiting van de les. Lokaal verlaten.
Omzet = de verkoopopbrengst in een bepaalde periode Inkoopwaarde = bedrag dat is betaald voor de inkoop van de goederen/ diensten Brutowinst = verschil tussen omzet en inkoopwaarde. Dus: omzet - inkoopwaarde Overige bedrijfskosten= kosten die nodig zijn om te produceren of om je winkel open te houden (elektriciteit, arbeid, enz.) Nettowinst = verschil tussen brutowinst en bedrijfskosten, dit is voor de eigenaar van het bedrijf/ winkel Dus: brutowinst - bedrijfskosten Omzet = AFZET x VERKOOPPRIJS afzet= aantal verkochte producten verkoopprijs = gemiddelde prijs per producht
VRAAG: Joyce verkoopt in haar kledingwinkel 5000 kledingstukken. Gemiddeld worden deze voor €44,- per stuk verkocht. De inkoopwaarde daarvan is €88.000,- en de overige bedrijfskosten zijn €77.000,- Wat is de omzet, de brutowinst en de nettowinst? Omzet = € ( €44 x 5000) Inkoopwaarde= € Brutowinst = € Overige bedrijfskosten = € Nettowinst =€ Brutowinst = omzet - inkoopwaarde Nettowinst = brutowinst - bedrijfskosten - - Omzet = de verkoopopbrengst in een bepaalde periode Omzet = AFZET x VERKOOPRIJS afzet= aantal verkochte producten verkoopprijs = gemiddelde prijs per product
€ 90 x 200 = € €72 per schoen x 200 schoenen = € Totale brutowinst = totale omzet – totale inkoopwaarde € € = €3.600 Brutowinst = €3.600
Twee manieren uitrekenen
Omzet per schoen Inkoopprijs per schoen € 90 - €72 = €18 brutowinst per schoen Deel : geheel x 100 = …% €18 x 200 = €3.600 totale bruto winst Omzet = €90 x 200 = € Deel : geheel x 100 = ….% dus-> €18 : € 90 x 100 = 20% dus -> €3.600 : € x 100 = 20%