Uitleg bij 82-89, historische vaardigheden

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Staatsinrichting 1 Veranderingen herkennen/ beschrijven die in 1848 werden doorgevoerd in het kiesrecht door de liberalen o.l.v. Thorbecke.
Advertisements

Do’s and Don’ts presentaties
4.3 Politieke stromingen.
Kiesrecht Schoolstrijd/ Pacificatie Verzuiling
Politieke organisaties in de 19de en 20ste eeuw
Hoofdstuk 6 Democratisering
Politiek en staatsinrichting in Nederland en Europa.
Het socialisme Paragraaf 7..
Liberalen, socialisten confessionelen
Paragraaf 5.4 De strijd om de school.
De staatsinrichting van Nederland.
Het Politiek Systeem Civitas Hoofdstuk 8
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Geschiedenis havo 4 - een introductie
V AN H UNEBED TOT HEDEN Nederland wordt een parlementaire democratie – les 9.
V AN H UNEBED TOT HEDEN Kiesrecht en Interbellum – les 11.
19de eeuw (5.1) Vanaf 1870 beheersen 3 kwesties de Nederlandse politiek -kiesrechtstrijd -sociale kwestie -schoolstrijd Rond die 3 kwesties vindt in Nederland.
Paragraaf 2: Socialistische ideeën
Historisch overzicht Nederland
Democratie in Nederland
Hoofdstuk 3.
Opdracht 12 (H1) Liberaal VOOR censuskiesrecht
H2 Politieke stromingen
De staatsinrichting van Nederland.
4.2: De geschiedenis van de NL democratie
Paragraaf 1.2 Bestuur en cultuur.
Herhaling Staatsinrichting
Wat moet je weten aan het eind van de les?
De Nederlanden: van republiek tot parlementaire democratie
H8 Burgers en stoommachines §8.4 De emancipatiebewegingen Wat moet je weten aan het eind van de les Wat emanciperen is Waarom emancipatie mogelijk was.
Staatsinrichting, Paragraaf 2
4.2: De geschiedenis van de NL democratie Nakijken HC Opdracht vorige les afronden Huiswerk.
Vrijheid en democratie Democratisering in Nederland
Politieke partijen en stromingen tot 1940
De liberale revolutie in 1848
Wat moet je weten aan het einde van de les?
-Wat moet je weten aan het einde van de les?
4.2: De geschiedenis van de NL democratie
Par 8 Opkomst van politieke partijen in de 19e eeuw
Op weg naar een eerlijker bestuur
-Scheiding der machten -Gekozen parlement -Verlichte ideeën
Tijdvak 8: de negentiende eeuw - de industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving - discussies over de.
Koning Willem II Zoon van de krachtdadige Willem I Was in 1848 bang zijn koningschap te verliezen Werd in één nacht liberaal Stemde in met de liberale.
De twintigte eeuw 1900 – 1919.
Tijdvak 8: de negentiende eeuw
Politieke stromingen De confessionelen
Politiek – maatschappelijke stromingen:
Waarom stemde de Nederlanders, voor WOII, niet op de NSB
H10.2 Feminisme en socialisme
DE UITEENZETTING schrijfdoel lezers uitleggen hoe iets in elkaar zit of hoe iets is, vertellen wat er gebeurd is of gebeuren.
Hoofdstuk 5: Wacht op onze daden! Wat hebben de Katholieken, Protestanten, Socialisten en vrouwen bereikt?
Hoofdstuk 5: Burgers en Stoommachines
De tijd van burgers en stoommachines H10 Politieke strijd en emancipatie Vroegmoderne tijd 19 e eeuw Paragraaf 10.1 ‘Conservatisme en liberalisme’
Paragraaf 10.2 Emancipatie
Burgers en stoommachines 4.4 Democratie in Nederland
Staatsinrichting van Nederland (deel 1)
Blok 2 Vrijheid in Nederland
De Grondwet van 1848.
Paragraaf 10.3 ‘Naar de verzuilde samenleving’
Blok 2 Vrijheid in Nederland
Welke koning ondertekende de grondwetswijziging van Thorbecke?
HOOFDSTUK 1 NEDERLAND VAN 1848 TOT 1914
Cursus 3.3 Hoe zijn rechten en plichten geregeld? Klas 2 BK Lesweek 3
Politieke stromingen 2.1 t/m 2.3.
Welke koning ondertekende de grondwetswijziging van Thorbecke?
Cursus 3.3 Hoe zijn rechten en plichten geregeld? Klas 2 KGT Lesweek 3
Geschiedenis van de parlementaire democratie in Nederland
§3.4 Politieke stromingen
Ter voorbereiding op de toets van as. woensdag.
Transcript van de presentatie:

Uitleg bij 82-89, historische vaardigheden B2D Uitleg bij 82-89, historische vaardigheden

Historsiche vaardigheden? Kan je wat zeggen over: Hoe betrouwbaar bronnen zijn Of veranderingen groot of klein zijn Hoe mensen vroeger dachten Uitleg aan de hand van vragen stencil uit laatste les.

Soorten vragen Beschrijvende vraag: wat gebeurde er? Waarderende vraag: was wat er gebeurde een goede of slecht ontwikkeling? Verklarende vraag: waarom gebeurde er wat er gebeurde?

Antwoorden stencil Beschrijvende vraag 5.1: Hoeveel macht hadden de ministers in Nederland voor 1848? Waarderende vraag 5.2: Was 1848 een goed jaar voor de Nederlandse democratie? Verklarende vraag 5.3: Hoe komt het dat het socialisme in Nederland meer aanhang had dan het communisme?

Feit en mening Een feit kan je bewijzen Een mening is iets wat jij of iemand anders vindt.

Antwoorden stencil Feit over Domela Nieuwenhuis: Nieuwenhuis zat een tijd in de gevangenis. Mening over Abraham Kuyper: Kuyper is de belangrijkste politicus die de cenfessionelen ooit gehad hebben

Geschikte bronnen zoeken bij een vraag Let er op dat een bron: Over het onderwerp gaat waar je wat over wilt weten Over de juiste tijd gaat Betrouwbaar is, feiten zijn meestal bruikbaarder dan meningen

Antwoorden stencil Zoek 3 bronnen in het boek die bruikbaar zijn voor een werkstuk genaamd: kinderen in de 19e eeuw. Bron 5 is wel geschikt (blz. 10) gaat over wat er door de regering veranderd wordt voor kinderen Bron 22 laat een hoop kinderen zien, zegt wat over hun kleding etc. Bron 18 gaat over een kind dat vertelt over zijn leven als arbeider.

Continuïteit en verandering Continuïteit: een gebeurtenis is geen grote verandering, het is eigenlijk logisch en te verwachten dat iets gebeurt. Bijv. je scoort het hele jaar vieren op wiskunde en haalt nu een 3.5 Verandering: Een gebeurtenis is een grote plotselinge verandering Bijv. Je staat gemiddeld een 3.5 op geschiedenis en haalt ineens een 8

Antwoorden stencil Een continuïteit voor vrouwen in de 19e en 20e eeuw  arbeidersvrouwen bleven werken Een verandering voor vrouwen in de 19e en 20e eeuw  Vrouwen kregen kiesrecht in 1917.

Oorzaak en gevolg Oorzaken te splitsen in: Indirecte oorzaken, verklaringen Directe oorzaken, aanleiding, wat er gebeurt net voordat het gevolg plaats vindt. Gevolg  wat er daarna gebeurt Zie blz. 86, 87

Antwoorden stencil 3 oorzaken verzuiling + hun gevolg 1. Opkomst socialisme  arbeiders verenigd in hun eigen groep 2. Schoolstrijd confessionelen  confessionelen krijgen hun eigen scholen 3. Overgang naar evenredige vertegenwoordiging bij verkiezingen  Kleine groepen krijgen meer macht

Directe en indirecte oorzaken Directe oorzaak grondwetwijziging 1848 Koning Willem II is bang voor revolutie in Nederland na opstanden in andere Europese landen Indirecte oorzaak grondwetswijziging 1848 Bijv. Liberalen willen al heel lang meer macht In andere landen komt ook steeds meer democratie

Waarden en Normen Norm wat je normaal vind (voor mij bijv. dat leerlingen niet in een hoekje van de klas gaan poepen) Waarde Wat je belangrijk vind (voor mij bijv. dat leerlingen goed opletten in de les)

Antwoorden stencil Waarde van de socialisten  arbeiders moeten gelijke rechten krijgen 2 normen van de socialisten Alles eerlijk delen De sterkeren zorgen voor de zwakkeren

Wat merken we vandaag nog? Noem 2 dingen die we vandaag nog merken van wat er verteld is in hoofdstuk 5 Grondwet is er nog steeds Algemeen kiesrecht is er nog steeds Confessionelen, liberalen en socialisten zitten nog steeds in de politiek Christelijke scholen worden nog steeds door de regering betaald