De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Hoofdstuk 3.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Hoofdstuk 3."— Transcript van de presentatie:

1 Hoofdstuk 3

2 Nederland = representatieve democratie
Wat betekent dit??

3 Verandering van Republiek naar
Constitutionele Monarchie.

4 Bataafse Republiek Staatsgreep van Patriotten (per stad namen de patriotten het bestuur over) Willem V vluchtte naar Engeland. Verkiezingen voor de Nationale Vergadering. (via districtenstelsel-126 distr.) Overleg over opstellen grondwet leidde tot felle discussie.

5 Wat was de invulling van de Bataafse
Republiek? Eenheidsstaat (Unitarissen) of Federatie van zelfstandige gewesten.(Federalisten)

6 Via staatsgreep die door de Fransen werd
gesteund, kregen de radicale Unitarissen de macht in handen. Zij gingen de grondwet maken. De ‘democratische’ eenheidsstaat bleef rommelig en liep al snel ten einde.

7 1814: weer monarchie. (erfelijk) (Congres van Wenen)
Willem I – 1840 1815: nieuwe grondwet (veel beslissingen via Koninklijke Besluiten) Willem II kreeg te maken met voedselrellen en revolutie-dreiging.

8 1848: Willem II veranderd zonder overleg
met ministers de grondwet in democratische zin. Dus in 24 uur veranderde Willem II van conservatief naar liberaal. Thorbecke mocht de grondwet aanpassen.

9 Verandering: rechtstreekse verkiezingen voor de Tweede Kamer.
Maar door censuskiesrecht nog geen echte democratie. Thorbecke bracht de Gemeentewet en Provinciewet, dit vormde de basis voor de bestuurlijke organisatie met drie bestuurslagen.

10 Willem III ~ niet populair.
Hij vond het moeilijk zich bijvoorbeeld niet met geloofskwesties te bemoeien. (resultaat is dat Thorbecke ontslag nam)

11 1848 ~ 1868 Veel conflicten tussen regering (koning en ministers) en Tweede Kamer. Oplossing conflict was dat de Koning gewoon de Tweede Kamer ontbond. Pas in 1868 verandering hierin ~ Gewoonterecht = bij een niet op te lossen conflict tussen ministers en parlement biedt het kabinet zijn ontslag aan.

12 Maak opdracht 2 t/m 6 (blz 30,31,32)
12

13 Opdracht 5: veranderingen die hebben bijgedragen tot grondwetswijziging: angst voor revolutie (1848: revolutiejaar Europa) Onvrede Liberalen (over bewind Willem II) Economische problemen (voedselrelletjes) Invloed kleine krantjes (liliputters) --> veroorzaakten onrust, riepen arbeiders op om zich te organiseren 12

14 Opdracht 6 In hoeverre was er in 1848 wel of geen sprake van democratie? 13

15 NIET WEL: Door censuskiesrecht geen echte democratie
Ministeriële verantwoordelijkheid Parlement meer rechten (ipv koning) Rechtstreekse Tweede Kamer verkiezingen NIET Door censuskiesrecht geen echte democratie 14

16 Inspiratie socialisme = Marxisme
klassenstrijd! Oplossing: via revolutie kan de onderlaag de macht grijpen Maar --> revolutie ontstond niet spontaan. Dus: 2 mogelijkheden georganiseerde revolutie gebruik maken van democratie (sociaal- democraten) 15

17 3.3 Socialisten: SDB: eerste arbeiderspartij van ons land.
leider = Domela Nieuwenhuis 1887: Nieuwenhuis als eerste socialist in de Tweede Kamer.

18 In de Tweede Kamer werd niet goed naar hem geluisterd  oplossing: acties buiten het parlement.
Niet iedereen binnen de SDB was het hier mee eens  zij gingen een aparte groep vormen = SDAP o.l.v. Troelstra.

19 1897: SDAP met kleine fractie in de Kamer.
SDAP werd erg succesvol. Zij streefden naar Algemeen kiesrecht 1917: Algemeen kiesrecht Vrouwen teleurgesteld  via initiatiefwet 1919: vrouwenkiesrecht. (Marchant)

20 De democratische staat was door het algemeen kiesrecht een feit.
Toch tijdens Interbellum: populairste partijen: de Confessionelen

21 3.4 Districtenstelsel: resulteerde niet in een democratische vertegenwoordiging van het volk. (niet iedere stem telde even zwaar door bijvoorbeeld verschillen in bevolkingsdichtheid)

22 Dus kwam er het Stelsel van evenredige vertegenwoordiging:
Iedere partij krijgt zoveel zetels in de Tweede Kamer als het aantal keren dat de kiesdeler wordt behaald. Kiesdeler = het aantal uitgebrachte stemmen delen door het aantal zetels in de Kamer.

23 Raad van Europa (1949) en Verenigde Naties. 1951: EGKS  betekenis?
waarom? 1957: EEG: Betekenis? Waarom? 1991: EU: Betekenis? 22

24 3.5 Na W.O. II: oprichting Raad van Europa (1949) en Verenigde Naties.
1951: EGKS  supranationaal toezicht op gebruik grondstoffen die belangrijk zijn voor oorlogsvoering. 1957: EEG: gemeenschappelijke markt en gezamenlijk economisch beleid. 1991: Europese Unie: politieke integratie (euro) Europese wetgeving gaat boven nationale wetgeving.

25 2004: Europese grondwet  door REFERENDUM afgewezen.

26 FILM: Deans


Download ppt "Hoofdstuk 3."

Verwante presentaties


Ads door Google