Hoofdstuk 11 Vrij kapitaalverkeer
(2/14) Het vrije kapitaalverkeer (inclusief het vrije betalingsverkeer) wordt gewaarborgd door artikel 56 van het Verdrag: Lid 1: In het kader van de bepalingen van dit hoofdstuk zijn alle beperkingen van het kapitaalverkeer tussen lidstaten onderling en tussen lidstaten en derde landen verboden. Lid 2: In het kader van de bepalingen van dit hoofdstuk zijn alle beperkingen van het betalingsverkeer tussen lidstaten onderling en tussen lidstaten en derde landen verboden.
Onderscheid tussen kapitaalverkeer en betalingsverkeer is van weinig praktisch belang: Kapitaalverkeer: Financiële operaties die op belegging of investering van het betrokken bedrag zijn gericht. Betalingsverkeer: Lopende betalingen, dat wil zeggen de overmaking van geld als tegenprestatie voor een bepaalde transactie (zoals de levering van goederen of diensten). Hierna zal onder kapitaalverkeer tevens betalingsverkeer worden begrepen. (3/14)
Het verbod om het vrije kapitaalverkeer te hinderen omvat: I. Belemmeringen als gevolg van maatregelen met onderscheid. Voorbeeld: Franse maatregel die een vergunning voorschrijft voor investeringen vanuit het buitenland die de openbare orde of de openbare veiligheid in gevaar kunnen brengen. II. Belemmeringen als gevolg van maatregelen zonder onderscheid. Voorbeeld: Portugese wetgeving die – ook voor Portugezen – een vergunning voorschrijft voor het verkrijgen van een groot aandelenpakket in te privatiseren ondernemingen. (4/14)
Wie moeten het vrije kapitaalverkeer te respecteren? Lidstaten De Italiaanse wet mag niet het vrije kapitaalverkeer belemmeren door in Duitsland gevestigde personen te verbieden investeringen in Italië te doen. Particuliere organisaties en verenigingen Een organisatie van banken mag geen regels opstellen die voor klanten afschrikwekkend zijn om in andere lidstaten investeringen te doen. (5/14)
Wie ontlenen rechten aan het vrije kapitaalverkeer? Personen (natuurlijke personen en rechtspersonen), afkomstig uit lidstaat A, die willen investeren en/of betalen in een ander land (ook wanneer dat land geen lidstaat is). (6/14)
Welke rechten kunnen worden ontleend aan het vrije kapitaalverkeer? Het recht om betalingen te ontvangen (en te doen) in verband met (ver)koop van goederen en/of diensten. Het recht investeringen te doen, met name: - investeringen die ten doel hebben een vestiging in een andere lidstaat mogelijk te maken. - investeringen die belegging ten doel hebben door middel van aankoop van aandelen, obligaties of onroerend goed. (7/14)
Uitzonderingen op het vrije kapitaalverkeer: Uitzonderingen gebaseerd op doelstellingen in het Verdrag (artikel 58, lid 1). Uitzonderingen gebaseerd op doelstellingen binnen de rule of reason. (8/14)
Voorwaarden voor uitzonderingen gebaseerd op doelstellingen in het Verdrag (artikel 58, lid 1): A. De maatregel is gericht is op een doelstelling vermeld in het Verdrag (in dit geval artikel 58, lid 1). B. De maatregel leidt niet tot willekeurige discriminatie. I. Er gaan geen economische motieven achter het gestelde doel schuil. II. Er bestaat geen (volledige) harmonisatie inzake het gestelde doel. III. De maatregel is geschikt voor het gestelde doel. IV. De maatregel levert het minst belemmerende alternatief op om het gestelde doel te bereiken. (9/14)
Voorwaarde A De maatregel is gericht is op een doelstelling vermeld in het Verdrag (in dit geval artikel 58, lid 1): Deze doelstellingen zijn: Bestrijding van illegale activiteiten Bestrijding van witwassen van geld Bestrijding van handel in verdovende middelen Bestrijding van terrorisme Openbare orde Openbare veiligheid (10/14)
Voorwaarde I Er gaan geen economische motieven achter het gestelde doel schuil: In Portugal is een vergunning vereist voor het verkrijgen van een groot aandelenpakket in ondernemingen die geprivatiseerd worden. Voldoet deze maatregel aan het vereiste dat geen economische motieven mogen schuil gaan achter het gestelde doel? Doel van het Portugese verbod is: - versterking van de mededingingsstructuur van de betrokken markt - modernisering en versterking van de doeltreffendheid van de productiemiddelen Deze doelstellingen hebben een economische achtergrond en kunnen daarom geen uitzondering rechtvaardigen. (11/14)
Voorwaarden voor uitzonderingen gebaseerd op doelstellingen binnen de rule of reason: A. De maatregel is gericht is op een doelstelling voortvloeiend uit een dwingende reden van algemeen belang. I. Er gaan geen economische motieven achter het gestelde doel schuil. II. Er bestaat geen (volledige) harmonisatie inzake het gestelde doel. III. De maatregel is geschikt voor het gestelde doel. IV. De maatregel levert het minst belemmerende alternatief op om het gestelde doel te bereiken. (12/14)
Voorwaarde A De maatregel is gericht is op een doelstelling voortvloeiend uit een dwingende reden van algemeen belang: Zulke doelstellingen zijn bijvoorbeeld: Waarborgen van pluriforme en niet-commerciële televisieprogramma’s. Beschermen van zekerheid en doorzichtigheid van hypotheken. Handhaven van eisen van ruimtelijke ordening (bijvoorbeeld gericht op het handhaven van een permanente bevolking in een regio). Beschermen van kleinschalige landbouwbedrijven. Enzovoort. (13/14)
Voorwaarde IV De maatregel levert het minst belemmerende alternatief op om het gestelde doel te bereiken: In Oostenrijk is in bepaalde regio’s een vergunning vereist om eigenaar te kunnen worden van een bouwterrein. Voldoet deze Oostenrijkse maatregel aan de eis dat geen minder belemmerend alternatief voor handen is? Het doel van de Oostenrijkse maatregel is om permanente bewoning in de betreffende regio’s te stimuleren. Er is niet gekozen voor het minst belemmerende alternatief: het gestelde doel kan worden bereikt door kopers te laten verklaren dat zij de woning niet als tweede woning zullen gebruiken. Naleving van de verklaring kan worden afgedwongen via een verbod om een tweede woning te hebben. (14/14)