Start scheikunde havo 4
In het 1e hoofdstuk ga je je kennis omtrent de kleinste deeltjes uitbreiden. Vervolgens kijk je na een voor ons heel belangrijke rangschikking van de atomen: Het periodiek systeem van de elementen
Uitgangspunt in de 3e klas was: Een atoom is een vast bolletje. (het atoommodel van Dalton)
Uitgangspunt in de 3e klas was: Een atoom is een vast bolletje. (het atoommodel van Dalton) Bij natuurkunde heb je al geleerd dat ook een atoom uit kleinere bouwstenen bestaat.
De bouwstenen van een atoom zijn: elektronen e- protonen p+ neutronen n De Nieuw-Zeelander Rutherford deed rond 1911 onderzoek aan atomen. Hij wilde weten hoe een atoom opgebouwd is.
Rutherfords Experiment Op de volgende pagina is een animatie te zien, hoe men achter de bouw van een atoom kwam. Het begint met een “tussenmodel” van Thomson. Hij dacht een atoom is een soort krentenbol. Het is in Engels, maar ga alles bekijken.
Rutherfords Experiment
Volgens Rutherfords onderzoek heeft een atoom: een massieve kern met protonen en neutronen in het midden daaromheen elektronen in de zog. elektronenwolk
De protonen hebben een positieve lading, elektronen een negatieve. Elke atoomsoort heeft een bepaald aantal protonen, elektronen en neutronen.
De Rus Mendelejew stelde in 1869 al een periodiek systeem van de elementen op, maar nu werd pas duidelijk waarom een rangschikking op deze manier handig is.
Pak je BINAS en bekijk het periodiek systeem Pak je BINAS en bekijk het periodiek systeem. Het kleinste atoom – waterstof – staat op plaats 1 links boven. Het atoomnummer is dus 1.
Helium staat op plaats 2, het atoomnummer is dus 2, enz. enz.
Twee getallen zijn belangrijk: het atoomnummer de relatieve atoommassa (oftewel massagetal)
Het atoomnummer geeft het aantal protonen in de kern aan.
Het atoomnummer geeft het aantal protonen in de kern aan. Chroom heeft dus 24 protonen.
Het aantal elektronen is gelijk aan het aantal protonen.
De relatieve atoommassa is het aantal protonen plus het aantal neutronen in de kern.
Het aantal elektronen is gelijk aan het aantal protonen. Dus chroom heeft ook 24 elektronen.
Chroom bevat dus 52-24 = 28 neutronen.
Alles begrepen? Het komt wel allemaal goed. Maak nu paragraaf 1.1 in je scheikundeboek.