Zuren en Basen Introductie Klas 5
pH Zuurgraad Loopt van 0 tot 14 7 = neutraal 7 – 14 = basisch Bepalen met een indicator (rodekool sap, lakmoes) Allen of het zuur of basisch is Indicatorpapier Indicatie van de pH pH meter Nauwkeurige pH bepaling
Zuren Een zuur is stof die een H+ af kan staan. Een zuur heeft een pH tussen de 0 en de 7 Voorbeelden van zuren: HCl = zoutzuur H2SO4 = zwavelzuur HCOOH = methaanzuur H3PO4 = fosforzuur HNO3 = salpeterzuur Er moet dus altijd een H in de molecuulformule zitten! Een zure stof bevat altijd H+ ionen.
Basen Een base is stof die een H+ op kan nemen. Een base heeft een pH tussen de 7 en de 14 Voorbeelden van basen: NH3 = ammoniak CH3NH2= methaanamine SO42- = sulfaat NaOH = natronloog KOH = kaliloog Een base reageert altijd met H2O, waarbij OH- ionen ontstaan.
Sterke & Zwakke Zuren Een sterk zuur = een stof die álle H+ ionen gemakkelijk afstaat. Bv: HCl: in oplossing zitten dan allen H+ en Cl- ionen. Een zwak zuur = een stof die niet alle H+ ionen afstaat. Bv: HAc: in oplossing zitten dan naast H+ en Ac- ionen ook nog HAc moleculen. Omdat HAc niet graag H+ afstaat, zal het gevormde Ac- weer reageren met H+. Het is dus een evenwicht: HAc (aq) Ac-(aq) + H+(aq)
Sterke & Zwakke Basen Sterke base = een stof waarbij álle deeltjes een H + opnemen. Bv: NaOH, in oplossing zitten dan alleen Na+ en OH- Zwakke base = een stof waarbij een deel van de deeltjes een H + opnemen Bv: NH3, in oplossing zitten dan NH4+ en OH- ionen, maar ook nog NH3. Omdat NH3 niet graag een H+ opneemt, zal de NH4+ weer reageren met de OH-, waarbij NH3 ontstaat: NH3 + H2O NH4+ + OH-
BINAS Tabel 49 = zuur en base constanten Links bovenin de sterke zuren. Alles boven H3O+= sterk aflopende reactie Links onderin de zwakke zuren Alles onder H2O = zeer zwak reageert niet als zuur Rechts bovenin de zwakke basen Alles boven H2O = zeer zwak reageert niet als base Rechts onderin de sterke basen Alles onder OH- sterk aflopende reactie