Optimaliteitstheorie & Semantiek Petra Hendriks Maart 2004.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammar Chapter 4 – G1 What en Which.
Advertisements

Uitleg bijwoordelijke bepaling (bwb)
Zijn Indonesiërs ongevoelig voor contrastaccenten onder het woordniveau? Vincent J. van Heuven Vera Faust Leiden University Centre for Linguistics.
Grammatica hoofdstuk 2 blz 68-69
Herfst Spreekwoorden Spel
Communicatie & Presentatie
Begrijpend lezen Bespreek met uw buurman of buurvrouw
Uitleg lijdend voorwerp (lv)
“Goed bezig, nu voor later” Veiligheid, een kwestie van gedrag?
Natuurlijke-Taalinterfaces
DAT IS HET ! Joep was zo’n figuur, waar je echt helemaal gek van kon worden. Hij was altijd goed gehumeurd en had altijd iets positiefs te melden. Als.
DE 4 KAARSEN.
Fouten met verwijswoorden
TAALPROBLEMEN ODD ONE OUT.
© De Coninck Sofie en © Onze maatschappij is multicultureel.
Duidelijk schrijven voor iedereen
Dag 3. Dag 3 Hallo jongens en meisjes, Dag 3 van het dagboek Hallo jongens en meisjes, Daar ben ik weer. En hoe is het bij jullie? Zijn jullie al bezig.
Discourse Analysis 2011 PROCESSING. PRONOUNS 3 Inleiding > Age differences in Adults’ Use of Referring Expressions. Petra Hendriks, Christina Englert,
Taal en cognitie: Optimaliteitstheorie Henriëtte de Swart.
Variatie in betekenis Werkgroepopdracht 1b.
In het Nederlands antwoord je vaak heel kort:
Inleiding taalwetenschap
Sociolinguïstiek Bijeenkomst 3.
Compositionaliteit, bereik en lambda’s
1 Datastructuren Sorteren: alleen of niet alleen vergelijkingen College 5.
Taal en cognitie: Optimaliteitstheorie
Semantiek 1.
Dynamische Semantiek Henriëtte de Swart.
Taal en cognitie: Optimaliteitstheorie Henriëtte de Swart.
Taalwetenschap in de CKI-bachelor
Taal en cognitie: Optimaliteitstheorie Henriëtte de Swart.
Taal en cognitie: Optimaliteitstheorie
Interrogative sentences
Voor een lieve vriend of vriendin
Natuurlijke-Taalinterfaces week 3 1. evaluatie van een formule in een model 2. vraag-antwoord dialogen 3. Modellen en applicaties.
Natuurlijke taalverwerking week 4
Aan een buitengewoon persoon!
LEESVAARDIGHEID Tips & Tricks.
WELKOM OP TOV!.
Natuurlijke-Taalinterfaces Week 7 Discourse Representation Theory.
Grammar Chapter 3 – G1 If en When.
Grammar Chapter 6 G 3 Some en Any. Some en Any In klas 1 heb je al iets over some en any geleerd, nl dat beide woorden te maken hebben met een onbepaalde.
Annelie Tuinman, Holger Mitterer & Anne Cutler
De zon stond nog maar half boven de berg en voor de helft was ze al onder.
Taaltheorie en Taalverwerking Week 5: – Natuurlijke Taal Syntax. (Uitbreiding op CFG: Features.) – Human Parsing: Center-Embedding.
Er was eens een meisje die had 4 vrienden
MET DANK AAN COLLEGA’S IN DEN LANDE ! vee 2012
Grammatica Nederlands
Welke keuze maak jij voor jezelf?
Kirti Zeijlmans MSc Rijksuniversiteit Groningen Voor meer informatie:
WERKWOORDSPELLING Hoe doe je dat ?.
Kunstmatige Intelligentie, 2009/2010, 2e semester Taaltheorie en Taalverwerking Remko Scha Week 11 Discourse.
De appel valt niet ver van de boom.
Stage: Basisschool de Klingerberg
Taal en logica Over het gebruik van eerste orde propositie/predikatenlogica voor de analyse van natuurlijke taal.
Semantiek De studie van betekenis. Vragen Wat is betekenis? Betekenis van wat?
Waarom begrijpen we elkaar wel en niet?.  De man sloeg de hond met de stok.
MTAS Multi Tier Annotation Search
Bronnen van macht. Formele macht Hiërarchisch Formeel Positie Legitieme macht.
Methodiek: Plancyclus
VIAVINCI PRIMO Opleiding Taalexpert 1 Keuzemodule Nederlands als tweede taal 11 november 2015.
Wat reist er met je mee !? Over reflecteren op jouw professionele identiteit.
Jan Engelen & Nicole Goossens 13 oktober 2010 Woordenschat en Tekstbegrip Onderzoek op de basisschool.
NEXT LW 2 Bijv.nw. 3 Zelfst. nw. 4 PV 5 Ond Taal Team 1 Team 2 Team 3 Team 4 Team 5 Team 6.
Problemen in de interactie en communicatie bij kinderen met een aan autisme verwante stoornis. M. Serra & R.B. Minderaa.
Grammatica zinsdelen H1 t/m H6
Syntactische Annotatie CHILDES
Sergio Baauw (UiL OTS – UU / UvA)
Natuurlijke-Taalinterfaces
spreekwoorden en uitdrukkingen
Transcript van de presentatie:

Optimaliteitstheorie & Semantiek Petra Hendriks Maart 2004

Semantiek Semantiek = betekenisleer. Pragmatiek = leer van betekenis in een bepaalde context of gebruik. Een goede semantische theorie moet kunnen verklaren hoe de betekenis van een samengestelde uitdrukking wordt opgebouwd uit kleinere betekeniseenheden.

Compositionaliteit Taal is recursief. Betekenissen kunnen dus niet gegeven worden door eindige lijst van zinnen met bijbehorende betekenissen. Algoritme voor afleiden van betekenissen nodig  Principe van Compositionaliteit van Betekenis.

Principe van Compositionaliteit Principe van Compositionaliteit van Betekenis: De betekenis van een samengestelde uitdrukking is een functie van de betekenissen van de samenstellende delen en de manier waarop ze zijn samengevoegd. Standaardaanname in de taalkunde: Manier van samenvoeging = syntactische structuur.

Zinsbetekenis De betekenis van een zin is afhankelijk van de betekenis van de woorden: Marie zag Jan. Marie hoorde Jan. Maar ook van de manier waarop die worden samen- gevoegd: Marie zag Jan. Jan zag Marie.

Problemen met compositionaliteit Idiomen: een blauwtje lopen, boter op het hoofd hebben. Figuurlijk taalgebruik, o.a. metaforen en ironie: de avond valt, het schip der woestijn. Anaforen: zichzelf, hem, het. Context-afhankelijke betekenissen: gisteren, hier, ik. Mismatches tussen syntactische en semantische structuur, o.a. bereik van kwantoren, en ellipsis: drie kwamen.

Oplossing OT Syntactische structuur is een zachte constraint op interpretatie. Interpretatie is onderhevig aan constraints van verschillende aard (syntactisch, semantisch, prosodisch, pragmatisch). Syntactische constraints kunnen geschonden worden indien er sterkere constraints zijn waaraan anders niet voldaan kan worden.

Conflicterende constraints Constraints op interpretatie kunnen conflicteren.

Voorbeeld Algemene tendens om talige elementen te interpreteren als anaforen. Pragmatische constraint op betekenissen: Don’t Overlook Anaphoric Possibilities (DOAP): –Opportunities to anaphorize text must be seized. (Williams, 1997)

Anaforische interpretaties Heike Drechsler stopt na de Olympische Spelen van Athene met atletiek. De 40-jarige Duitse won twee olympische titels verspringen en talloze andere kampioenschappen, ook op de 100 meter. Haar deelname in Athene is overigens nog lang niet zeker, want zij moet de limiet van 6,75 meter nog springen. (Volkskrant, 11 maart 2004)

Hem Jan liep op straat. Marie zag hem.  hem = Jan Deze interpretatie gehoorzaamt DOAP.

Hem Jan keek in de spiegel. Toen zag Jan hem.  hem  Jan Deze interpretatie schendt DOAP. Hoe kan dat?

Conflict Blijkbaar is er een conflict tussen DOAP en een sterkere constraint. Syntactische constraint op betekenissen: Principle B: –If two arguments of the same semantic relation are not marked as being identical, interpret them as being distinct.

Hem Input: Jan zag hem.Principle BDOAP hem = Jan*!  hem = iemand anders *

Zichzelf Input: Jan zag zichzelf. Principle BDOAP  zichzelf = Jan zichzelf = iemand anders *

Hem Input: Jan liep op straat. Marie zag hem. AgreementPrinciple BDOAP hem = Marie*!*  hem = Jan hem = iemand anders *!

Automatische pronomenresolutie Gerlof Bouma ontwikkelde een systeem voor automatische pronomenresolutie. Systeem maakt gebruik van grammaticale informatie aangeleverd door de parser Alpino. Systeem vindt de optimale betekenis voor de pronomina hij, zij/ze, hem, haar, hun/hen, zijn, zichzelf (maar niet het). Input = pronomen. Output = optimale antecedent voor het pronomen.

Gerlof Bouma’s constraints (1) Constraints m.b.t. agreement: Respect Human Sex: –Use the appropriate pronoun for a human referent. Agree: –Agree semantically or syntactically. *Change Your Mind: –If the antecedent is a pronoun, there has to be syntactic agreement.

Gerlof Bouma’s constraints (2) Constraints m.b.t. binding: Principle A: –Zichzelf takes a co-argument as an antecedent. Disjoint Reference Principle (= Principle B): –Never take a co-argument as an antecedent. Binding + Agreement constraints  BA

Gerlof Bouma’s constraints (3) Constraints m.b.t. prominentie van het antecedent: Subject/Object (Su/Ob): –The antecedent is a subject/object. Sentential Proximity (SP): –Don’t have a sentence boundary between the pronoun and the antecedent. Pronoun (Pr): –The antecedent is a pronoun.

Gerlof Bouma’s constraints (4) Overige constraints: Parallelism (Pa): –The pronoun and the antecedent are in the same argument position. Human (Hu): –The antecedent has a human referent. Possessives Hack (PH): –Possessives take their antecedent in the current sentence.

Webdemo Webdemo van Gerlof Bouma’s systeem voor automatische pronomenresolutie:

Optimalisatie van vorm en betekenis OT syntaxis: –Input = betekenis –Output = (gestructureerde) vorm –Richting van optimalisatie: van betekenis naar vorm OT semantiek: –Input = vorm –Output = (gestructureerde) betekenis –Richting van optimalisatie: van vorm naar betekenis

Problemem met unidirectionele modellen van optimalisatie Beaver & Lee (te verschijnen): Als OT produktie (OT syntaxis) en OT interpretatie (OT semantiek) gecombineerd worden in één model, dan is het resultaat een model waarin niet persé een consistente relatie tussen betekenissen en vormen bestaat. Voorbeeld: betekenis ‘Jan’ ==> vorm hem ==> betekenis ‘Piet’. Dit is onwenselijk.

Bidirectionele optimalisatie Oplossing: Bidirectionele OT (Blutner, 2000): Input en output zijn vorm-betekenis-paren.

Bidirectionele OT (sterke versie) Een vorm-betekenis paar is optimaal (  ) wanneer: –Er geen paar is met een betere vorm voor die betekenis. –Er geen paar is met een betere betekenis voor die vorm.

Blokkering Sterke bidirectionele OT kan verklaren waarom de vorm woedendheid niet mogelijk is: – De eerste vorm is beter want korter. Daardoor wordt de tweede vorm geblokkeerd.

Maar: sterke bidirectionele OT is te sterk! Er zijn gevallen waarin de langere vorm niet geblokkeerd wordt, maar een andere, bijzondere betekenis krijgt. Voorbeeld: – Dit kan sterke bidirectionele OT niet verklaren.  Zwakke bidirectionele OT

Bidirectionele OT (zwakke versie) Een vorm-betekenis-paar is superoptimaal (  ) wanneer: –Er geen ander superoptimaal paar is met een betere vorm voor die betekenis. –Er geen ander superoptimaal paar is met een betere betekenis voor die vorm.

Superoptimaliteit Een vorm-betekenis-paar is alleen dan niet superoptimaal, wanneer er een superoptimaal paar is met een betere vorm of betekenis. Niet-optimale (= verliezende) paren doen niet meer mee in de verdere competitie. Zwakke bidirectionele OT creëert hierdoor extra vorm-betekenis-paren. Elk paar dat optimaal in de sterke versie van bidirectionele OT is tevens superoptimaal, maar niet omgekeerd.

Superoptimale paren Voorbeeld: – Eerste paar is optimaal en dus ook superoptimaal. Tweede en derde paar zijn niet-optimaal, want ze verliezen van het eerste paar. Daardoor is vierde paar superoptimaal.

Ongemarkeerde vormen Ongemarkeerde vormen worden meestal gebruikt voor ongemarkeerde situaties: –‘Kill’: directe causatie, bijv. iemand met een pistool neerschieten.

Gemarkeerde vormen Gemarkeerde vormen worden meestal gebruikt voor gemarkeerde situaties: –‘Cause to die’: indirecte causatie, bijv. veroorzaken dat een pistool in de handen van de schutter ontploft door iets in de loop te stoppen.

Verwerving van betekenissen De Hoop & Krämer (2004): Verwerving van de interpretatie van indefinieten: een meisje enkele jongens

Indefinieten Betekenis 1 = verwijzend: –o.a. specifiek, anaforisch, zeer prominent. Betekenis 2 = niet-verwijzend: –o.a. niet specifiek, niet-anaforisch, laag prominent, predikatief.

Indefiniete subjecten Vorm 1= subject in eerste zinspositie: Een konijn kwam uit de hoed. Vorm 2 = subject in zinsinterne positie: Er kwam een konijn uit de hoed.

Indefiniete objecten Vorm 1= bijwoord-object -werkwoord (unscrambled form):...dat ik gisteren een ei heb gebakken. Vorm 2 = object-bijwoord-werkwoord (scrambled form):...dat ik een ei gisteren heb gebakken.

De verwerving van indefinieten Wanneer volwassenen een referentiële interpretatie toekennen aan een indefiniet subject, doen kinderen dat meestal ook. Bergsma-Klein (1996): Een meisje gleed twee keer uit. Leeftijd: 4;0-7;0. Dezelfde respons als volwassenen: 74%.

De verwerving van indefinieten Wanneer volwassenen een niet-referentiële interpretatie toekennen aan een indefiniet subject, doen kinderen dat vaak niet. Termeer (2002): Er ging twee keer een jongen van de glijbaan af. Leeftijd: 8;7-10;4. Dezelfde respons als volwassenen: 32%.

De verwerving van indefinieten Wanneer volwassenen een referentiële interpretatie toekennen aan een indefiniet object, doen kinderen dat juist niet. Krämer (2000): Het meisje heeft een appel niet geplukt. Leeftijd: 4;0-7;7. Dezelfde respons als volwassenen: 15%.

De verwerving van indefinieten Wanneer volwassenen een niet-referentiële interpretatie toekennen aan een indefiniet object, doen kinderen dat ook. Krämer (2000): Het meisje heeft geen appel geplukt. Leeftijd: 4;0-6;10. Dezelfde respons als volwassenen: 100%.

Patroon in experimenten Volwassenen Referentiële interpretatie subject Niet-referentiële interpretatie subject Referentiële interpretatie object Niet-referentiële interpretatie object Kinderen (% volwassen respons) 74% 32% 15% 100%

Vergelijking tussen talen Algemeen patroon in talen: Subjecten zijn meestal referentieel. Objecten zijn meestal niet-referentieel. Kinderen maken fouten als ze van dit patroon moeten afwijken. Waarom?

Indefiniete subjecten * *  ** * *  F1M2M1 M1: subjecten zijn referentieel. M2: indefinieten zijn niet-referentieel. F1: subjecten staan in eerste zinspositie.

Indefiniete objecten  ** * ***  F1M2M1 M1: objecten zijn niet-referentieel. M2: indefinieten zijn niet-referentieel. F1: indefiniete objecten scramblen niet.

Volwassenen vs. kinderen De interpretatie van indefinieten door volwassenen kan worden gemodelleerd door zwakke bidirectionele OT. Ongemarkeerde vormen met ongemarkeerde betekenissen zijn gemakkelijk voor kinderen. Gemarkeerde vormen met gemarkeerde betekenissen zijn moeilijk voor kinderen. De interpretatie van indefinieten door kinderen kan daarom het best worden gemodelleerd door unidirectionele OT.

Optimalisatie-strategieën Als de analyse van de Hoop & Krämer (2004) correct is, dan verschilt de grammatica van volwassenen van die van kinderen in de gehanteerde optimalisatie- strategie: –Volwassenen: zwakke bidirectionele OT. –Kinderen tot zeker 7 jaar: unidirectionele OT.

De rol van pragmatiek De Hoop & Krämer (2004) voorspellen dat kinderen een andere optimalisatie-strategie gaan gebruiken ergens na hun 7de jaar. Deze transitie lijkt overeen te komen met het gebruik van pragmatische kennis door kinderen. Deze transitie heeft niet alleen effect op de interpretatie van indefinieten, maar ook van scalaire implicaturen en pronomina.

Conclusie Unidirectionele interpretatieve OT = semantiek. Zwakke bidirectionele OT = pragmatiek.