en ‘If-zinnen’ (klik hier als je meteen naar If-zinnen wilt.)

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammatica Unit 2 HD 2.1 t/m 2.7.
Advertisements

Gerund = WW. gebruikt als zelfstandig Nw.
Let me tell you about... (De Voltooid Tegenwoordige Tijd)
The stock market will go up De beurswaarden zullen stijgen YESNO JA NEEN Is Jefken a good person ? Is Jefken een goed mens ? YES NO JA NEEN Is Lonny a.
Als ik kon zijn waar jij bent If I could be where you are
Vragend en Ontkennend maken
Grammar Chapter 1-G3 Vragen.
The future met “will” en “shall”
Conditional Clauses If-zinnen.
You do remember, don’t you?
Let me tell you about Let me tell you about Let me tell you about Study this example: Alex is a bus driver, but now he is in bed asleep. So: He is not.
Past Simple – Past Continuous
Thursday, 10 July 2014 donderdag 10 juli 2014 Click Klik.
Moeten: must, have (got) to, should, should have
Betrekkelijk vnw. = Relative Pronoun
The English Tenses Alles op een rijtje.
All Right 1thv Unit 6 Grammar 2.1 en 2.2.
The Passive De lijdende vorm in het Engels, lastiger, en helaas meer gebruikt dan in het Nederlands.
Grammar. When : wanneer, op het moment dat : The doctor said I had to take these pills when I wake up. If : als, voorwaarde : The doctor said I had to.
Instructie grammatica
Kitestory from Holland from the children kindergarten. The story is translate by pupils of the higher groups.
In het Nederlands antwoord je vaak heel kort:
Grammatica Unit 1 HD 1.1 t/m 1.8.
Grammatica Unit 1 HD 1.1 t/m 1.8.
Question Tags unit 6 gr 2.1.
Unit 2 grammar 4.1 wederkerende voornaamwoorden
ONREGELMATIGE WERKWOORDEN
Woordvolgorde in een engelse zin
Directe rede  Indirecte rede
Hulpwerkwoorden can must may etc.
De Zegen in het Lijden. Oh, what I would do to have the kind of faith it takes, to climb out of this boat I'm in onto the crashing waves Ik zou alles.
Copyright met toestemming gebruikt van Stichting Licentie © 1994 Shepherd's Heart Music 1/12 JOY! JOY TO THE WORLD (Dennis L. Jernigan) 1. And this is.
Present simple & continuous
Sunday, 03 August 2014 zondag 3 augustus 2014 Click Klik.
Sunday, 03 August 2014 zondag 3 augustus 2014 Click Klik.
zondag 3 augustus 2014 Click Klik Sunday, 03 August 2014.
Grammar Chapter 3 – G1 If en When.
Woordvolgorde met woorden van tijd
In deze powerpoint vind je basis-grammatica: zaken die je na 3 onderbouwjaren eigenlijk niet onbekend voor mogen komen. Klik op een van onderstaande onderwerpen.
Simple en continuous tenses Met of zonder –ing. Alle tijden kun je in het Engels met of zonder –ing-form maken: I sleep… I slept… I had slept… I will sleep…
Chapter 3 Hot off the press
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Gebiedende wijs 1.Cross Victoria Street. 2.Sit still, please. 3.Read the article on this page. 4.Watch out! Als je tegen iemand wilt zeggen dat hij/zij.
Vragen stellen Vormen van ‘to be’ kunnen de enige werkwoorden in de vraagzin zijn. Ben ik je beste vriend? Am I your best friend?
Future (toekomst) Je krijgt 2 verschillende vormen van Future.
Lesson 3 PPTs komen op: Extra English Lesson 3 PPTs komen op:
Woorden als or, and, but, when, because, so en since gebruiken we om twee zinsdelen te koppelen. Voorbeeld in het Nederlands: De dvd was erg duur maar.
Last week I forgot my keys.
Definities: Present Simple en Past Simple
Past Simple (verleden tijd)
Grammar 4.2 Will, shall & to be going to
Grammar 3 Must = moeten (van jezelf) Should = Zou moeten (van jezelf) It’s getting late. I must go now. It’s getting late. I should go now. Mustn’t = moeten.
A LL R IGHT 1 THV U NIT 5 GRAMMAR 4.1 EN 4.2. M AAK DE VOLGENDE ZINNEN VRAGEND ! I am your best friend. She is at home. We are late. I can help you.
All right 1thv unit 7 gr 2.1 en 2.2.
 de kamer van de student  het haar van Laura  de pen van Brian.
grammar 3.1 en 3.2 the present perfect
 vertaal:  Ik ga elke dag naar de universiteit  Ik ga naar de universiteit in London.
Kenmerken van een persoonlijke brief
past simple en present perfect
4.1 present simple de present simple = de gewone tegenwoordige tijd: Ik loop = I walk Jij slaapt = you sleep etc! Je gebruikt deze tijd om aan te geven.
Present Simple & Present Continuous
Grammar Unit 5 HD 5.1 t/m 5.9.
The future  vorm 1: een voorspelling doen  Will + hele ww : I will see you soon  Let op: will + not = won't  Shall + hele ww: Shall I help you? 
Vragende/ontkennende zinnen. 1.Met behulp van to do Betalen wij de rekening? Do we pay the bill? Wij betalen de rekening niet. We do not pay the bill.
Present Simple Tegenwoordige Tijd.  Om aan te geven dat iets nu een gewoonte is. Er zijn een aantal woorden die aangeven dat het om een gewoonte gaat.
The Future Hoe spreek je over toekomstige activiteiten in het Engels?
Simple en continuous tenses
Hulpwerkwoorden Hoofdwerkwoorden vs hulpwerkwoorden
Toekomende tijd: met “will”
Transcript van de presentatie:

en ‘If-zinnen’ (klik hier als je meteen naar If-zinnen wilt.) Future en ‘If-zinnen’ (klik hier als je meteen naar If-zinnen wilt.)

Vertaal: Ik maak mijn huiswerk morgen: I do my homework tomorrow. (dit is tegenw. tijd: Niet voor toekomst!!) I will do my homework tomorrow. I am going to do my homework t. I am doing my homework tomorrow.

Dus voor toekomst Verl. Toek. tijd I will come. I am going to come. I am coming. I would* come. I was going to come. I was coming. Pas op: should= zou eigenlijk moeten/behoren You should write this down

Verwar will niet met het Nederlandse willen! Ik wil dat je komt. = I want you to come. [erg onbeleefd!] Ik wil graag dat je komt. = I would like you to come. [zo spreekt een leerling dus tegen een leraar!!!] Bent u bereid te komen = Are you willing to come Sir. [als je echt wilt dat die leraar ook komt!!]

Verwar will niet met het Nederlandse willen! Ze heeft liever dat jij het deed. = She’d rather you did it. Ik wou dat hij kwam. = I wish he came. [wish staat in de tegenwoordige tijd: vlg wou] ‘Wil je het raam openen? = Will you open the window? [in verzoeken: willen=will]

Verwar will niet met het Nederlandse willen! You shall do it! = Jij ZULT het doen! [shall met andere pers. dan I/we betekent: bevel! Shall I open the door for you. = In verzoeken moet je ‘shall’ en niet ‘will’ gebruiken.

Verwar will niet met het Nederlandse willen! Should betekent meestal ‘moet eigenlijk/behoort’ en kun je in die betekenis bij alle personen [dus niet alleen bij I/we gebruiken). You should open a window. We should go now.

If-zinnen = bijzinnen waarin if/een voorwaarde staat Als hij ging, zou ik blijven. Als hij zou gaan, bleef ik. Als hij ging, bleef ik. Als hij zou gaan, zou ik blijven. Vertaling (van alle bovenstaande zinnen): If he went, I would stay. If he would go, I stayed

In het if gedeelte nooit ‘zullen’, Nooit will/shall/would/should If he went, I would stay. In het if gedeelte nooit ‘zullen’, Nooit will/shall/would/should

Er zijn 3 mogelijke combinaties van tijden in if-zinnen: If he goes, I will stay. If he went, I would stay. If he had gone, I would have stayed. (Nogmaals: geen ‘zullen’ in het if gedeelte!!)

If he goes, I will stay. If he went, I would stay If he goes, I will stay. If he went, I would stay. If he had gone, I would have stayed. If I (have) enough money, I would go on a long holiday. (wat is de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes) had

If he goes, I will stay. If he went, I would stay If he goes, I will stay. If he went, I would stay. If he had gone, I would have stayed. If she misses the last bus, I (give) her a lift. will give

If he goes, I will stay. If he went, I would stay If he goes, I will stay. If he went, I would stay. If he had gone, I would have stayed. If I (have) enough money, I would have gone go on a long holiday. had had (=had gehad)

If he goes, I will stay. If he went, I would stay If he goes, I will stay. If he went, I would stay. If he had gone, I would have stayed. People (like) him more if he didn't always complain. would like

If he goes, I will stay. If he went, I would stay If he goes, I will stay. If he went, I would stay. If he had gone, I would have stayed. I (tell) you if I had known. Would have told

If he goes, I will stay. If he went, I would stay If he goes, I will stay. If he went, I would stay. If he had gone, I would have stayed. He would tell you the secret if you (not tell) everybody. did not tell

If he goes, I will stay. If he went, I would stay If he goes, I will stay. If he went, I would stay. If he had gone, I would have stayed. We will go out this evening if we (be) not too busy. are ©BtB