De kinderbijslagfondsen FINANCIËLE CONTROLE Luc Vermeersch Informatiesessie over kinderbijslag RKW - 22 november 2012
ORGANISATIE KINDERBIJSLAGSECTOR VOOR WERKNEMERS RKW = regulator van sector Paritair beheerd (vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers + andere geïnteresseerde organisaties) 17 Kinderbijslagfondsen 14 vrije kinderbijslagfondsen 2 bijzondere kinderbijslagfondsen 1 kinderbijslagfonds = Rijksdienst Organisatie van de kinderbijslagsector De Rijksdienst heeft als opdracht om de functie van regulator van het stelsel van de kinderbijslag uit te oefenen. De Rijksdienst is een overheidsinstelling die paritair beheerd wordt door vertegenwoordigers van representatieve werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties en andere sociale organisaties. Momenteel zijn er 17 kinderbijslagfondsen: 14 vrije, twee bijzonder kinderbijslagfondsen, terwijl de Rijksdienst zelf ook optreedt als kinderbijslagfonds.
ROL VAN DE RIJKSDIENST Regulator van de kinderbijslagsector Verdelen van de geldmiddelen Controle op de besteding v/d middelen Advies en ondersteuning beleid Kinderbijslagfonds Rol van de Rijksdienst In de rol van regulator of bewaker van de geldstromen, verdeelt de Rijksdienst enerzijds de geldmiddelen onder de verschillende kinderbijslagfondsen en oefent anderzijds controle uit op de aanwending ervan. Daarnaast ondersteunt en adviseert de Rijksdienst het beleid inzake kinderbijslag. Naast regulator heeft de Rijksdienst ook een rol als kinderbijslagfonds. De Rijksdienst betaalt de gezinsbijslag voor de gezinnen van de (ex-)werknemers van de werkgevers die de RKW kozen als kinderbijslagfonds. Daarnaast is de RKW ook nog exclusief bevoegd voor de betaling van de gezinsbijslag voor: de gezinnen van werknemers van wie de werkgever ambtshalve of van rechtswege aangesloten is bij de RKW (horeca, diamantsector, …); de gezinnen in het stelsel van de gewaarborgde gezinsbijslag; de gezinnen van voormalige NMBS-werknemers; de gezinnen van wie het recht een residuair karakter heeft (gezinnen van studenten, personen met een handicap, kinderen met een handicap die recht hebben voor zichzelf en huispersoneel); de gezinnen van werklozen die sinds 1990 nooit in de privé-sector gewerkt hebben; de gezinnen van wie het recht een specifieke internationale dimensie vertoont (bv. grensarbeiders); de gezinnen van (wezen van) voormalige personeelsleden van de Staat, Gemeenschappen, Gewesten en autonome overheidsbedrijven; de gezinnen van de personeelsleden van de overheidsinstellingen die de betaling van de kinderbijslag toevertrouwd hebben aan de Rijksdienst (= derden).
ORGANISATIE KINDERBIJSLAGFONDSEN Vrije kinderbijslagfondsen: vzw’s toegelaten per koninklijk besluit (ca 1930) Bijzondere kinderbijslagfondsen instellingen van openbaar nut – categorie D opgericht per koninklijk besluit van 3 december 1930 De “vrije” kinderbijslagfondsen liggen aan de basis van het kinderbijslagstelsel. Ze werden rond 1930 opgericht op eigen initiatief van de werkgevers in de vorm van verenigingen zonder winstoogmerk en toegelaten per koninklijk besluit. Er zijn ook twee “bijzondere” kinderbijslagfondsen: één voor het havenbedrijf en één voor de binnenscheepvaart. Het zijn instellingen van openbaar nut, categorie D, opgericht per koninklijk besluit. De werkgevers van die sectoren moeten zich verplicht bij die bijzondere fondsen aansluiten. Deze bijzondere kinderbijslagfondsen werden opgericht per koninklijk besluit. Deze fondsen worden paritair beheerd door vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties van de betrokken sector.
PERSONEEL KINDERBIJSLAGFONDSEN Vrije kinderbijslagfondsen rechtstreeks: 981,33 FTE (2011) gemeenschappelijk: volgens verdeelsleutel Bijzondere kinderbijslagfondsen geen eigen personeel vergoeding voor beheer door vrije kinderbijslagfondsen Uit de sociale balans van de vrije kinderbijslagfondsen blijkt dat deze in 2011 gemiddeld 981,33 voltijdse equivalenten tewerkstelden. Daarnaast komen de vrije kinderbijslagfondsen tussen in de kosten van “gemeenschappelijke personeelsleden”. De vrije kinderbijslagfondsen zitten verweven in administratieve dienstengroepen, met o.m. sociaal secretariaten, sociaal verzekeringsfondsen, mutualiteiten, … Binnen die dienstengroepen werden kostendelende verenigingen opgericht voor de verdeling van de kosten van de personeelsleden die gemeenschappelijk zijn aan die instellingen. Het betreft functies in verband met Human Ressources, informatica, verzending, onthaal, commerciële ondersteuning, economaat, gebouwen, telefonie , … De loonkost van het gemeenschappelijk personeel wordt verdeeld volgens de werkelijke prestaties die door deze personeelsleden voor de verschillende instellingen werden geleverd. Dit wordt bij voorkeur gemeten aan de hand van timesheets. De bijzondere kinderbijslagfondsen beschikken niet over eigen personeel. Het beheer wordt uitgevoerd door personeel van twee vrije kinderbijslagfondsen, die hiervoor vergoed worden overeenkomstig een samenwerkings-overeenkomst die door de minister werd goedgekeurd.
VERDELING VAN DE GELDMIDDELEN Strikte scheiding tussen kinderbijslag en beheer Geldmiddelen voor de uitbetaling van de kinderbijslag (reservefonds) Geldmiddelen voor de werking van de fondsen (administratieve reserve) De Rijksdienst is belast met de verdeling van de geldmiddelen. In de kinderbijslagsector zijn er twee soorten geldmiddelen. Enerzijds de gelden bestemd voor de uitbetaling van de kinderbijslag en anderzijds de gelden bestemd voor het beheer van de kinderbijslagfondsen, de administratiekosten. Er is een aparte financiering van kinderbijslag en van beheer. Beide geldmiddelen worden strikt gescheiden. De kinderbijslagfondsen gebruiken geen gelden bestemd voor de uitbetaling van kinderbijslag om hun werkingskosten te financieren. De kinderbijslagfondsen hebben twee reserves. Het reservefonds voor de kinderbijslagverrichtingen en de administratieve reserve voor de beheersverrichtingen. Dit komt verder aan bod.
FINANCIERING VAN DE KINDERBIJSLAG Voorschotten Ter beschikking op het gepaste moment Vaste maandelijkse betaaldag: 8ste van de maand Vaste wekelijkse tijdstippen voor regularisaties Op basis van werkelijke behoeften Financiering van de kinderbijslagverrichtingen Aan de kinderbijslagfondsen worden maandelijks voorschotten ter beschikking gesteld. Deze liquiditeiten worden telkens slechts ter beschikking gesteld op het gepaste tijdstip op basis van de werkelijk gerechtvaardigde maandelijkse behoeften. De vaste maandelijkse betaaldag van de kinderbijslag is vastgelegd op de 8ste van de maand. Daarna zijn er vaste wekelijkse tijdstippen voor regularisaties. Elke aanvraag om voorschotten wordt getoetst aan de uitgaven over de vorige periode, de evolutie van het aantal bediende sociaal verzekerden (demografische statistieken) en de op de financiële rekeningen beschikbare sommen. De kinderbijslagfondsen worden achteraf in de responsabiliseringstoelage ook beoordeeld op de mate waarop de middelen in het financieel circuit werden beperkt (beperking van de slapende gelden).
FINANCIERING VAN DE KINDERBIJSLAG (2) Afrekening via driemaandelijkse financiële aangifte Vergelijking van de ontvangen voorschotten met de werkelijk uitbetaalde kinderbijslag Terugstorting van de ten onrechte uitgekeerde kinderbijslag Driemaandelijks dienen de kinderbijslagfondsen een financiële aangifte in. Op basis van deze aangifte worden de voorschotten vergeleken met de werkelijk uitbetaalde kinderbijslag. Daarnaast wordt de financiële aangifte ook gebruikt door de kinderbijslagfondsen om de in de loop van dat trimester de onterechte uitgekeerde kinderbijslag terug te storten aan de Rijksdienst. Uiteindelijk resulteert de driemaandelijkse financiële aangifte in de opmaak van een rekening-courant uittreksel dat een saldo vertoont van te betalen aan of te ontvangen van de Rijksdienst.
FINANCIERING VAN DE ONTERECHTE BETALINGEN (CASCADE) Door eigen reservefonds Door eigen administratieve reserve (beschikbaar deel) Door kredietopeningen ten laste van het globaal beheer van de sociale zekerheid Onterechte betalingen van kinderbijslag Het basisprincipe voor de kinderbijslagfondsen is dat de fondsen zelf instaan voor de voorlopige financiering van de debiteuren van ten onrechte uitgekeerde bijslag met hun eigen reservefonds, in afwachting van de recuperatie van de onterechte betaalde kinderbijslag. Bij ontoereikendheid van het reservefonds zijn de kinderbijslagfondsen verplicht het beschikbaar deel (het deel dat niet aangewend is tot financiering van de roerende en onroerende investeringen die noodzakelijk zijn voor de goede werking van het kinderbijslagfonds) van de administratieve reserve aan te wenden tot voorlopige financiering van de onverschuldigde betalingen. Pas daarna kan een beroep gedaan worden op de Rijksdienst en aldus op het globaal beheer van de sociale zekerheid voor het verkrijgen van een kredietopening.
ONTERECHTE BETALINGEN: CATEGORIEËN Debetten A: fout van de administratie Dubbele voorwaarde: uitbetalingsinstelling beging een juridische fout of een materiële fout, én sociaal verzekerde wist niet of kon niet weten dat hij geen recht (meer) had op (een deel van) de uitkering Debetten C: betaling in de plaats van een instelling van een andere kinderbijslagregeling Debetten B: andere debetten Er is sprake van een onverschuldigde betaling ingevolge een fout van de administratie (debet A) indien aan de volgende dubbele voorwaarde is voldaan: - de uitbetalingsinstelling heeft bij de beslissing tot toekenning een rechtsfout (niet toepassing van de relevante rechtsregel) of een materiële fout begaan (het fonds heeft per vergissing geen rekening gehouden met de feitelijke toestand); en - de bijslagtrekkende wist niet, of kon niet weten, dat hij geen recht had op de ten onrechte uitgekeerde bijslag. Debetten C zijn de niet-verschuldigde betalingen ingevolge een betaling in de plaats van een instelling van een andere kinderbijslagregeling (bijvoorbeeld zelfstandigen), en dit ten belope van het bedrag verschuldigd door de andere kinderbijslagregeling. De debetten B zijn de andere debetten, waar niemand fout aan heeft. Die zijn meestal het gevolg van de strategische keuze die men in het stelsel gemaakt heeft om onderbreking van betaling van kinderbijslag zoveel mogelijk te vermijden.
DEFINITIEVE DEKKING VAN DE DEBITEUREN A, B EN C Ten laste van het eigen reservefonds: De verjaarde debetten Invordering onzeker of te bezwarend Terugvordering om sociale redenen niet aangewezen of technisch onmogelijk Ingeval van overlijden debiteur (Handvest sociaal verzekerde) Als de debetten niet gerecupereerd kunnen worden, wordt er uiteindelijk overgegaan van een voorlopige financiering van de onterechte betaling naar een definitieve afboeking ten laste van het reservefonds van de debetten: die verjaard zijn (art. 120bis KBW); waarvan de invordering al te onzeker of te bezwarend is (art. 119bis KBW); - waarvan de terugvordering om sociale omstandigheden niet aangewezen is of (technisch) onmogelijk is; - bij niet terugvordering in toepassing van art. 22 § 3 van het Handvest van de sociaal verzekerde (ingeval van overlijden van de debiteur).
ONTERECHTE BETALINGEN: VERJARINGSTERMIJN Debetten B 3 JAAR (5 JAAR bij fraude) Debetten A 1 JAAR Voorstel: Verjaringstermijn: 0 JAAR Ambtshalve afschrijving van eigen reservefonds Bijkomende stijving van het reservefonds: 1,5% van de teruggevorderde debetten B en C Tenlasteneming door het Globaal Financieel Beheer van de oninvorderbare debetten B Momenteel bedraagt de verjaringstermijn voor de debetten B 3 jaar of 5 jaar ingeval van fraude. Voor de debetten A bedraagt de verjaringstermijn 1 jaar. Het Grondwettelijk Hof verklaarde artikel 120bis KBW ongrondwettelijk omdat het de kinderbijslaginstellingen toelaat gedurende een jaar de gezinsbijslag terug te vorderen die ten onrechte betaald is ingevolge een fout van de instelling (arrest nr. 1/2010 van 20 januari 2010). Het Beheerscomité van de Rijksdienst heeft dan ook aan de Minister voorgesteld om in de kinderbijslagwetgeving de onmogelijkheid tot terugvordering van debetten A in te schrijven. De kinderbijslagfondsen zullen deze debetten A dan ambtshalve moeten ten laste leggen van hun eigen reservefonds. Zonder corrigerende maatregelen zouden alle kinderbijslagfondsen hierdoor op korte of middellange termijn in een uitzichtloze situatie gebracht worden. Daarom werden de volgende 2 corrigerende maatregelen voorgesteld. 1. Er wordt voorgesteld om de kinderbijslagfondsen een vergoeding toe te kennen van 1,5% van de teruggevorderde massa aan onverschuldigde betalingen, in de vorm van een bijkomende stijving van hun reservefonds 2. De onverschuldigde betalingen waaraan de fondsen geen schuld hebben en die definitief oninvorderbaar zijn, zouden ten laste worden genomen door het Globaal Financieel Beheer. Het betreft onder meer de debetten waarvan de kinderbijslagsector het slachtoffer is ingevolge sociale fraude.
AANWENDING RESERVEFONDS (UITGAVEN) 1. Definitieve dekking van de debiteuren A, B en C 2. Voorlopige dekking van de debiteuren A, B en C Indien het reservefonds nog niet uitgeput is: 3. Voorlopige financiering van de lopende kinderbijslagverrichtingen Het reservefonds wordt in eerste instantie aangewend voor de definitieve dekking van de debiteuren. Verder wordt het reservefonds aangewend voor de voorlopige financiering van het reservefonds. Indien het reservefonds dan nog niet uitgeput is, wordt het reservefonds nog aangewend voor de voorlopige financiering van de lopende kinderbijslagverrichtingen.
STIJVING VAN HET RESERVEFONDS (INKOMSTEN) Overdracht van criterium 2 (33,33 %) van de responsabiliseringstoelage Overdracht van een deel van de overschotten (min. 5% indien reservefonds ontoereikend is) Intresten van de financiële rekeningen bijslag De kinderbijslagfondsen wiens reservefonds lager is dan 125 % van de nog terug te vorderen bijslagen zijn verplicht om 33,33 % van de opbrengst van criterium 2 van de responsabiliseringstoelage over te dragen naar het reservefonds Voor de kleinere kinderbijslagfondsen is dit wanneer hun reservefonds lager is dan 150 % van de nog terug te vorderen bijslagen. De kinderbijslagfondsen wiens reservefonds lager is dan de openstaande debetten van onverschuldigde bijslag zijn verplicht minstens 5% van de overschotten op de resultatenrekening over te dragen naar het reservefonds. Tenslotte verhoogt het reservefonds door de intresten van de financiële rekeningen bijslag.
FINANCIERING VAN DE BEHEERSVERRICHTINGEN Betoelagingssysteem = gesloten enveloppe Toelagen Toelage op basis van de werklast Toelage op basis van de kwaliteit van het beheer Financiering van de beheersverrichtingen Vanaf 1999 werd het betoelagingssysteem van de kinderbijslagfondsen ingrijpend herzien. De Rijksdienst schafte een betoelagingssysteem af die kostengenererend werkte en verving dit door een gesloten enveloppe die er voor zorgt dat de kinderbijslagfondsen de overschotten mogen houden die ze creëren bij het beheer als een goed huisvader. Bij tekorten daarentegen moeten de kinderbijslagfondsen putten uit hun reserves (administratieve reserve) of een aanvullende toelage vragen aan de bij hen aangesloten werkgevers. De kinderbijslagfondsen worden betoelaagd op basis van objectieve parameters die afgestemd zijn op de werkelijke werklast verbonden aan het dossierbeheer. Daarnaast wordt een deel van de toelage verleend in functie van de kwaliteit van het beheer van de kinderbijslagfondsen.
TOELAGE WERKLAST (2011) Mutaties van werkgevers 84,66 EUR Uitbetaalde kinderbijslag 1,40 % Uitgevoerde controles 33,87 EUR Mailboxberichten Hoog gewicht Gemiddeld gewicht Laag gewicht 13,55 EUR 6,78 EUR 3,39 EUR Socioprofessionele berichten 0,53 EUR Aantal betalingen 1,07 EUR De toelage werklast wordt toegekend op basis van 6 objectieve parameters die de werklast van het dossierbeheer bepalen. Met de mutaties van de werkgevers worden de inschrijvingen en de schrappingen van de werkgevers in het Nationaal Repertorium van de Werkgevers bedoeld. Deze worden betoelaagd omdat ze zorgen voor werklast. Er wordt ook een toelage toegekend voor iedere uitgevoerde betaling aan de wettelijke bijslagtrekkende (meestal de moeder). Daarnaast krijgen de fondsen een toelage van 1,4 % van het bedrag van deze werkelijke betaalde bijslag. De kinderbijslagfondsen moeten bepaalde situaties controleren aan huis bij de bijslagtrekkenden en rechthebbenden. Daarvoor ontvangen ze een toelage die verondersteld wordt kostendekkend te zijn. Op deze controles wordt nog later ingegaan in de presentatie betreffende de sociale fraude. Verder betoelaagt de Rijksdienst ook de elektronische berichten (mailboxberichten) die de fondsen vanuit het Nationaal Rijksregister van de natuurlijke personen spontaan ontvangen ingeval zich bij de actoren een wijziging voordoet aan één van de negen wettelijke gegevens (adres, samenstelling gezin, burgerlijke stand, overlijden, ...). Omdat niet elke wijziging dezelfde weerslag heeft op het werkvolume, werd geöpteerd voor een gemoduleerde toelage, in functie van de werklast: hoge werklast (gezinssamenstelling en overlijden), gemiddelde werklast (adres en burgerlijke stand) en lage werklast (wijziging nationaliteit, …). Tenslotte betoelaagt de Rijksdienst de socio-professionele berichten die de kinderbijslagfondsen elektronisch ontvangen betreffende arbeidsprestaties,werkloosheid, ziekte, enzovoort. Op de mailboxen en de socio-professionelde berichten wordt verder ingegaan in de presentatie betreffende de administratieve controle.
RESPONSABILISERINGSTOELAGE De kwaliteit van het administratief beheer 50 % De kwaliteit van het financieel beheer 20 % De kwaliteit van de informatiestromen naar de Rijksdienst 15 % De kwaliteit van de interne organisatie 7,5 % De klantvriendelijkheid in de contacten met de sociaal verzekerde 5 % De kwaliteit van de integraties in het Kadaster 2,5 % De beheersprestaties worden beoordeeld aan de hand van zes criteria, namelijk: de kwaliteit van het administratief beheer 50 % Dit is het resultaat van het nazicht door de administratieve controle bij de kinderbijslagfondsen. Dit wordt later verder toegelicht in de presentatie van de administratieve controle. - de kwaliteit van het financieel beheer 20 % de kwaliteit van de informatiestromen naar de Rijksdienst 15 % - de kwaliteit van de interne organisatie 7,5 % de klantvriendelijkheid in de contacten met de sociaal verzekerde 5 % de kwaliteit van de integraties in het Kadaster 5 %
RESPONSABILISERINGSTOELAGE 2012 Crit. 1 Crit. 2 Crit. 3 Crit. 4 Crit. 5 Crit. 6 Totaal Gem. 95,29 % 96,33 % 97,26 % 99 ,00% 95,22 % 97,39 % 96,12 % Min. 91,96 % 93,56 % 92,38 % 92 ,00% 84,88 % 85,00 % 93,39 % Max. 99,01 % 98,87 % 99,53 % 100 % 98,91 % In deze slide vindt u de resultaten van de responsabiliseringstoelage die in december 2012 wordt toegekend. Het betreft de beoordeling over de kwaliteit van de dienstverlening in 2011. In totaal werd een gemiddelde score genoteerd van 96,12%, met een minimumscore van 93,39% en een maximumscore van 98,91%.
TOELAGE VRIJE KINDERBIJSLAGFONDSEN Responsabiliseringstoelage 11.684.284,60 EUR 12,31% Toelage op basis van de werklast 83.265.976,71 EUR 87,69% Mutaties van werkgevers 4.092.887,70 EUR 4,31% Uitbetaalde kinderbijslag 50.856.991,93 EUR 53,56% Uitgevoerde controles 516.077,19 EUR 0,54% Mailboxberichten 10.519.462,37 EUR 11,08% Socioprofessionele berichten 4.442.575,54 EUR 4,68% Aantal betalingen 12.837.981,98 EUR 13,52% Totale toelage 2011 94.950.261,31 EUR 100,00% Hier vindt u een overzicht van de in toelagen die in 2011 toegekend werden aan de vrije kinderbijslagfondsen. In totaal werd afgerond 95 miljoen EUR toegekend. Daarvan werd 12,31% toegekend op basis van de kwaliteit van het beheer. 87,69% werd toegekend op basis van de werkelijke werklast.
TOELAGE BIJZONDERE KINDERBIJSLAGFONDSEN TOELAGE ≤ BEGROTING BK1 Arbeiders gebezigd door de Ladings- en Lossingsondernemingen en door de Stuwadoors in de Havens, Losplaatsen, Stapelplaatsen en Stations 758.399,11 EUR BK4 Arbeiders der Ondernemingen voor Binnenscheepvaart 173.180,77 EUR Totale toelage 2011 931.579,88 EUR Hier vindt u een overzicht van de toelagen van de bijzondere kinderbijslagfondsen. Deze instellingen van openbaar nut (categorie D) maken een begroting op onder toezicht van de inspectie van Financiën. De uitgaven worden begrensd door de begroting. De begroting is het maximum dat de bijzondere kinderbijslagfondsen kunnen uitgeven. De uitgaven worden voor 100% ten laste genomen door de Rijksdienst. De controledienst ziet erop toe de uitgaven verband houden met de activiteit van uitbetaling van kinderbijslag.
DOOR DE RKW TERUGBETAALDE KOSTEN Vrije KBF Bijzondere KBF Totaal Betalingskosten 839.083,11 2.291,28 841.374,39 Kosten voor medische onderzoeken 161.346,37 922,12 162.268,49 Ambtshalve intresten handvest sociaal verzekerde 31.616,97 0,00 TOTAAL 1.032.046,45 3.213,40 1.035.259,85 De Rijksdienst betaalt ook bepaalde kosten terug aan de kinderbijslagfondsen. Het betreft: de uitgiftekosten van de betalingen van kinderbijslag: de kosten circulaire cheques en de kosten van internationale betalingen; de kosten voor medische onderzoeken bij betwistingen bij de arbeidsgerechten over de mindervaliditeit van kinderen; - de intresten verschuldigd overeenkomstig het Handvest van de sociaal verzekerde, indien de kinderbijslag niet tijdig betaald wordt.
AANWENDING ADMINISTRATIEVE RESERVE (UITGAVEN) Financiering van de noodzakelijke roerende en onroerende investeringen Aanzuivering van de tekorten van de beheersrekening Voorlopige financiering van de debiteuren na aanwending van het reservefonds De administratieve reserve wordt aangewend voor: de financiering van de roerende en onroerende investeringen; de aanzuivering van de tekorten op de resultaatrekening; de voorlopige financiering van de debiteuren indien het reservefonds hiervoor ontoereikend is.
TOEZICHT OP DE KINDERBIJSLAGFONDSEN Evaluatiecriterium van de fondsen = kwaliteitsniveau van de dienstverlening aan de sociaal verzekerde Administratieve controle: bewaking van de consistente toepassing reglementering Financiële controle: controle van de aanwending van de financiële middelen De Rijksdienst is als regulator belast met het organiseren en aansturen van het kinderbijslagstelsel met de meewerkende instellingen. Het toezicht van de Rijksdienst op de kinderbijslagfondsen evolueerde van een veeleer bureaucratische, ex-post administratieve en financiële controle van de kinderbijslagfondsen, naar een opdracht waarbij het kwaliteitsniveau van de dienstverlening aan de sociaal verzekerde het ultieme evaluatiecriterium voor de werking van de fondsen is geworden. Bij elk van de deeltaken van de Rijksdienst als regulator van het stelsel staat de sociaal verzekerde centraal. - De administratieve controle: bewaakt de consistentie van de toepassing van de reglementering in de verschillende kinderbijslagfondsen; - De financiële controle: controleert de aanwending van de ter beschikking gesteld financiële middelen door de kinderbijslagfondsen;
FINANCIËLE CONTROLE Controle van de kinderbijslagverrichtingen Uitbetaalde kinderbijslag: 3.651.957.627,76 EUR (2011) Terug te vorderen bijslag: 14.720.432,64 EUR (31/12/2011) Reservefonds: 15.027.361,47 EUR (31/12/2011) In de volgende slides worden enkele cijfers van de kinderbijslagfondsen weergegeven die het voorwerp uitmaken van een nazicht door de financiële controle. Uitbetaalde kinderbijslag: 3,6 miljard euro Terug te vorderen bijslag: 14,7 miljoen euro op 31 december 2011 Reservefonds: 15 miljoen euro op 31 december 2011
FINANCIËLE CONTROLE Controle van de beheersverrichtingen – 2011 Ontvangen toelagen: 94.950.261,31 EUR 931.579,88 EUR De uitgaven: 94.133.856,18 EUR Administratieve reserve: 55.328.468,60 EUR (31/12/2011) Ontvangen toelagen in 2011: 94.950.261,31 EUR en 931.579,88 EUR De uitgaven: 94.133.856,18 EUR voor de vrije kinderbijslagfondsen en 931.579,88 EUR voor de bijzondere kinderbijslagfondsen Administratieve reserve: 55.3 miljoen euro op 31 december 2011
BOEKHOUDPLAN VRIJE KINDERBIJSLAGFONDSEN Uniformiteit: normalisatie boekhoudprincipes + optimalisering financiële rapportering In overeenstemming met nieuwe VZW-wet voorbeelden: - Dubieuze debiteuren - Provisies (risico’s en kosten) en schulden (vakantiegeld) geen provisie voor sociaal passief: continuïteit Reeds van toepassing vanaf 1 januari 2005 Jaarlijkse financiële rapportering: tot kleinste detail van het boekhoudplan Voor de kinderbijslagfondsen werd vanaf 2005 een nieuw boekhoudplan opgesteld met een bijhorende financiële standaardrapportering. Dit boekhoudplan werd opgemaakt met volledige equivalentie met de boekhoudkundige verplichtingen die aan vzw‘s opgelegd worden door de vzw-wet. Enkele voorbeelden: dubieuze debiteuren; aanleggen van reserves voor risico’s en kosten; boeken van de schuld voor vakantiegeld. Voor alle duidelijkheid wordt aangestipt dat de kinderbijslagfondsen nog steeds hun jaarrekening opmaken op basis van continuïteit, waardoor er geen provisies voor sociaal passief worden aangelegd. Tegelijk met het boekhoudplan werd een model ontwikkeld voor de jaarlijkse financiële rapportering tot op het kleinste detail van het boekhoudplan.
BOEKHOUDPLAN VRIJE KINDERBIJSLAGFONDSEN Dieptezicht / Transparantie: inzicht in de financiële verrichtingen Groter inzicht in de gehele financiële werking van de fondsen, inclusief verbonden entiteiten Snelle informatiedoorstroming en –verwerking: knipperlichtfunctie Aggregatie gehele stelsel benchmarking Regels voor een rechtmatige en efficiënte aanwending van de beheerskosten, inclusief gemeenschappelijke kosten Neerlegging jaarrekening bij Balanscentrale volgens standaardschema’s: transparantie voor publiek Deze financiële rapportering zorgt voor de nodige transparantie in de gehele financiële verwerking van de kinderbijslagfondsen. Vermits een aantal kinderbijslagfondsen verweven zitten in een administratief complex, moet de financiële rapportering tevens een inzicht bieden in de relatie tussen die fondsen en het complex en moet de structuur van de verdeling van de gemeenschappelijke kosten tot uiting komen. De financiële rapportering laat toe om een bedrijfsmatige audit van de kinderbijslagfondsen uit te voeren. De financiële toestand van de fondsen (rendabiliteit, liquiditeit, solvabiliteit en cashflow) wordt opgevolgd op basis van knipperlichten. De aggregatie van het ganse stelsel en een geïntegreerde verwerking laat toe om een optimale onderlinge vergelijking (benchmarking) van de fondsen uit te voeren.. De kinderbijslagfondsen leggen hun jaarrekening neer bij de balanscentrale van de Nationale Bank van België. Hierdoor wordt de financiële informatie van het geheel van de kinderbijslagfondsen ter beschikking gesteld van het publiek, waardoor deze sector ook vergeleken kan worden met andere sectoren. Met het boekhoudplan werden eveneens regels opgesteld voor een rechtmatige en efficiënte aanwending van de beheerskosten.
RECHTMATIGE EN EFFICIËNTE AANWENDING BEHEERSKOSTEN Werkelijke kosten die een band vertonen met de kinderbijslagactiviteit Gemeenschappelijke kosten (kosten doorgerekend door verbonden entiteit): drie principes aparte boeking van de gemeenschappelijke kosten (detectie van verhoogd risico) vaststelling type verdeelsleutels: uniforme en objectieve principes documentatieplicht voor verdelende organismen: nagaan van realiteit van de doorgerekende kosten Het feit dat een gesloten enveloppe wordt toegekend belet niet dat de kinderbijslagfondsen regels moeten naleven voor de administratiekosten die ze aangaan. De aangerekende administratiekosten moeten met de werkelijkheid overeenstemmen en een band vertonen met de activiteit van het kinderbijslagfonds, zijnde de uitbetaling van kinderbijslag. Wat betreft de verrekening van kosten tussen verbonden entiteiten voor de kinderbijslagfondsen die deel uitmaken van een administratief dienstencomplex werd specifiek een aantal principes opgesteld. Afzonderlijke boeking Vooreerst moeten de gemeenschappelijke kosten uit oogpunt van identificatie afzonderlijk in de boekhouding opgenomen worden (vlugge detectie van een verhoogd risico). Type verdeelsleutels Vervolgens gelden voor de verdeling van de gemeenschappelijke kosten type verdeelsleutels die moeten garanderen dat in alle kinderbijslagfondsen dezelfde objectieve principes inzake verdeling van de kosten worden toegepast. Documentatieplicht De kinderbijslagfondsen moeten er tenslotte op toezien dat de documentatieplicht gerespecteerd wordt teneinde de realiteit van de doorgerekende gemeenschappelijke kosten te kunnen nagaan.
JURIDISCHE OMKADERING VRIJE KINDERBIJSLAGFONDSEN (ART. 28 KBW) Verplichting herstelplan op te maken De kwaliteit van het administratief beheer < 92,5% Schulden i.v.m. beheersverrichtingen > 125% van de eigen middelen (inclusief provisies) Tweede fase (na aanpassing verjaringstermijn debetten A) Daling vermogen reservefonds in 1 jaar met 25% Daling vermogen adm. reserve in 1 jaar met 25% Het instrumentarium voor het reguleren van het kinderbijslagstelsel werd in 2011 geoptimaliseerd en afgestemd op de risico’s die inherent zijn aan de werking van de kinderbijslagfondsen die gefinancierd worden door gelden van het Globaal Financieel Beheer. Deze optimalisatie gebeurt in 2 fasen. De eerste fase is al in werking getreden, terwijl de tweede fase in werking zal treden samen met de aanpassing van de verjaringstermijn voor de debetten A. Het nieuw instrumentarium is een ‘getrapt’ systeem. In bepaalde omstandigheden worden de kinderbijslagfondsen verplicht een herstelplan op te maken. Uiteindelijk zou de erkenning van een kinderbijslagfonds ingetrokken kunnen worden ingeval dat de in een herstelplan uitgewerkte herstelmaatregelen na een redelijke termijn van drie jaar onvoldoende zijn gebleken om het beoogde herstel te bewerkstelligen. Toelichting zie slide.
JURIDISCHE OMKADERING VRIJE KINDERBIJSLAGFONDSEN (ART. 28 KBW) Mogelijkheid tot intrekking erkenning De kwaliteit van het administratief beheer 3 jaar < 90% Schulden i.v.m. beheersverrichtingen > 200% van de eigen middelen (inclusief provisies) Bij niet-naleving van machtigingsprocedure voor aangaan lening (art. 170) of voor aan- en verkoop onroerende goederen (art. 170bis) en bij niet voorziene beleggingen (art. 170bis) – mits ernstig nadeel Tweede fase (na aanpassing verjaringstermijn debetten A) Daling vermogen reservefonds in 3 jaar met 60% Daling vermogen adm. reserve in 3 jaar met 60% Toelichting zie slide.