Hfdst 5: Politieke participatie “Political participation affords citizens in a democracy an opportunity to communicate information to government officials about their concerns and preferences and to put pressure on them to respond. (Citizens) who wish to take part politically have an array of options: they may express their views directly by communicating with public officials or indirectly by attempting to influence electoral outcomes; they may give time and effort or contribute money; they may work alone or in concert with others, they may be active at the national, state or local level” (handboek p 101) Verba, Lehmann Schlozman & Brady (1995), Van minimaal tot maximaal
Conventionele en niet-conventionele vormen van politieke participatie Conventionele actiemidelen: worden door de overheid of elites zelf georganiseerd. Overheid bepaalt regels van het spel: wie, wanneer en hoe mag participeren Vb bij uitstek: verkiezingen; ook participatie in politieke partijen Niet-conventionele actiemiddelen: vorm wordt bepaald door de participanten zelf Vb bij uitstek: betogingen: manifesteerders bepalen zelf wanneer en hoe ze op straat gaan
Is intensieve politieke participatie positief? In het verleden werd politieke participatie niet altijd even positief beoordeeld - aantasting principes van vert.democratie: ondemocratisch - “overload” (te veel eisen) + conflict tussen eisen Huidige literatuur: Hoge participatie wordt beschouwd als kenmerk van volwaardige en sterke democratie Nu klassiek onderzoek: Gabriel Almond & Sidney Verba (1963): The Civic Culture: tussen loyauteit en actieve participatie
Nadelen van een intensieve politieke participatie: ongelijkheden in participatie zijn bijzonder hardnekkig (weinig verandering sinds jaren 50: laaggeschoolden en vrouwen participeren minder) Zij die meer en zij die minder participeren: hechten belang aan andere thema’s participeren anders zijn lid van andere organisaties Risico dualisering van de samenleving
Dalende politieke participatie? Als hoog participatieniveau basiskenmerk is van sterke democratie, dan is dalende participatie een probleem voor het democratische karakter van een samenleving. (Amerikaanse) burgers zouden tegenwoordig minder interesse hebben in politiek (R. Putnam, Bowling alone, 2000) Voor Europa enkel bewezen wat betreft (1) participatie in politieke partijen en (2) ook opkomst bij verkiezingen = traditionele vormen van politieke participatie (verschuiving?)
Evolutie van deelname aan verkiezingen in Europese staten die gedurende de hele periode democratisch zijn
Evolutie van de gemiddelde deelname aan verkiezingen per decennium in 33 Europese staten tussen 1944 en 2008
Evolutie van lidmaatschap van politieke partijen in geconsolideerde Europese democratieën 2006 = 100 8
Sociale bewegingen en pressiegroepen Definities: -verschil met politieke partijen -verschil tussen sociale bewegingen en pressiegroepen -klassieke versus nieuwe sociale bewegingen Als je als burger in collectief verband wil deelnemen aan de politiek dan kan dat via een politieke partij, maar ook via een sociale beweging of pressiegroep (in België ook drukkingsgroep/ groupe de pression). Beiden verschillen van politieke partijen aan gezien hun doel NIET is DEEL TE NEMEN aan de politieke macht maar wel HET BELEID TE BEINVLOEDEN (positief of negatief) en dit door beleidsbeslissingen te bekomen die conform hun belangen zijn. Het onderscheid tussen wat een sociale beweging si en wat een pressiegroep is is niet altijd even duidelijk. In het algemeen kan men echter stellen dat PRESSIEGROEPEN bijna uitsluitend als doel hebben het beleid te beinvloeden, terwijsl SOCIALE BEWEGINGEN ook een groot aantal andere doelstellingen kunnen hebben, zoals -het beïnvloeden van de publieke opinie -het bevorderen van solidariteit onder de leden -een dienstverlening aan de leden enz. Binnen de groep van sociale bewegingen kan men een onderscheid maken tussen klassieke sociale bewegingen en nieuwe sociale bewegingen: beiden willen invloed oefenen op het beleid en hebben daarnaast meestal nog andere doelstellngen. De klassieke sociale bewegingen zijn historisch gearticuleerd rond conflicten van sociale en economische orde, nl werk en sociale zekerheid. Het gaat om werknemers en werkgeversorganisaties (onderscheid: militanetn en massa-organisaties; dienstensyndicalisme en politiek syndicalisme, band met politieke partijen: graad van onafhankelijkheid; actie- methode: vakbonden van werknemers: staking, betoging, geïnstitutionnaliseerd overleg, tussenkomst bij politieke partijen; vakbonden van werkgevers: perscampagnes, initimidatie, lock oout, juridisch arsenaal). Nieuwe sociale bewegingen: ijvere omtrent nieuwe thema’s, nieuwe actoren (niet zelfde ledenbastand als vakbonden; vaak jong, hooggeschoolde middenklasse) en gebruiken nieuwe methode’s Het geheel van organisaties dat een intermediaire functie vervult tussen burger en politiek noemen we het maatschappelijk middenveld of de civiele maatschappij (sociét civile, civil society) . Dat zijn héél soort diverse organisaties: pure belngenorganisaties, héél ideële organisaties, organisaties met heel groete budgetten, zonder budget, …
2 modellen wat betreft relatie tussen politieke besluitvorming en pressiegroepen: pluralisme en corporatisme PLURALISME (R. Dahl (1961) Who Governs?) Groot aantal onafhankelijke belangen-organisaties geen machtsconcentratie -macht is domeinspecifiek Vb: VSA
CORPORATISME (P. Schmitter/G. Lehmbruch) aantal deelnemers aan overleg wordt beperkt, overheid onderhandelt slecht met enkele grote en belangrijke instellingen voor nieuwkomers moeilijk om door te dringen tot dit domein van politieke besluitvorming vb: België, Nederland, Zweden, Oostenrijk, … Voor – en nadelen pluralisme en corporatisme Recente ontwikkelingen: ontzuiling en nieuwe sociale bewegingen
Belang van sociaal kapitaal Making democracy work (Putam, 1993): actievere regionale regeringen daar waar bevolking actief participeert Sociaal kapitaal (Putnam, 1993): aanwezigheid van netwerken en normen Vertrouwen Netwerken van engagement Wederkerigheid