Havo 3 Grammaire chapitre 4
Tout (onbepaald vnw.) Tout kan in het NL veel dingen betekenen (alles, de/het hele, alle, allemaal, iedere) Tout past zich aan bij het zn. dat erachter staat. Volgorde: toutlidwoord zn.
Verschillende vormen Tout le livre (m enk.) het hele boek Toute la journée (v enk.) de hele dag Tous les enfants (m mv) alle kinderen Toutes les femmes (v mv) alle vrouwen
Let op! Tous en tout hebben een andere betekenis als ze niet worden gevolgd door een zn. Dan betekent tout: alles en tous: allemaal/allen Exemples: J’ai tout acheté ik heb alles gekocht Je vous vois tous ik zie jullie allemaal Il voit tout hij ziet alles Tout le monde iedereen
Het ww. rire (lachen) et sourire (glimlachen) Leer deze werkwoorden in de présent, imparfait, passé composé en futur. Gebruik le conjugueur op de site van je docent.
De wederkerende werkwoorden Dit zijn werkwoorden die in het NL met zich beginnen: zich wassen, zich concentreren. In het Frans gebruik je i.p.v zich se. se laver, se concentrer.
Let op de volgorde in de volgende gevallen Présent: je me lave (ik was me) Ontkenning: je ne me lave pas ik was me niet (ne achter het pers.vnw en pas als laatst) Passé composé: je me suis lavé (e) (ik heb me gewassen) leer dus het ww. être uit je hoofd. Ontkenning van de passé composé: je ne me suis pas lavée (ik heb me niet gewassen)
Hoe leer je de wederkerende ww.? Oefen met le conjugueur ( se concentrer, se lever). Maak de proeftoets en let op de volgorde!