H 28: Nacalculatie bij homogene productie

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
H20:Voorraadwaardering
Advertisements

Zelfstandig Leren Lezen
Voorraadwaardering Technische en economische voorraad FIFO methode
H 29: Kostprijs bij heterogene producten
H 22: Kosten van een duurzaam produktiemiddel (dpm)
Heterogene productie Stukproductie Bouw/diensten/maatwerk
Opdracht Gerealiseerde omzet 125%
Opdracht Begroting - rekening.
20-03 Indelingen kosten.
H1 Kosten Kostprijs bevat alleen de toegestane kosten per eenheid product. Achteraf vergelijk je de toegestane kosten met de werkelijke kosten= efficiëntie.
Planning Budgetten Break-even analyse
H 27: Kostprijs bij homogene productie.
EMZ2 H1 De functionele indeling
Voorraadwaardering LIFO FIFO GEMIDDELDE INKOOPPRIJS
Omzet.
Verkoopresultaat Niveau 3 Kerntaak 5 Blz. 63.
6.1 Wat wordt de prijs? Winkeliers mogen zelf weten voor welke prijs ze hun producten verkopen. Hoe berekenen ze die prijs? Wat hebben vraag en aanbod.
Homogene productie.
A: korte (basale) herhaling H 27
H 22: Brutowinstopslagmethode
Kenmerken Veel aanbieders Vrije toe- en uitreding Homogene goederen
Brutowinstopslagmethode
Bedrijfseconomie Uitwerking opgave (pagina 396)
Agenda  Les 15  wkn 14 2e  hs 2.6 winst & verlies
kosten break-even-analyse grafisch
Nettowinstopslagmethode
Inkomen Begrippen + 6 t/m 10 Werkboek 6. 2 Begrippen Arbeidsverdeling Verdeling van het werk in een land.
A5 Management & Organisatie
Lesplanning – paragraaf 7 blz. 38
4 boeken : 2 dagen = 2 boeken per dag 6 boeken : 6 dagen = 1 boek per dag.
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Lesplanning – paragraaf 7 blz. 38 Binnenkomst Intro Vragen huiswerk Uitleg docent Zelfstandig werken, met radio?? Afsluiting van de les. Lokaal verlaten.
constante kosten, variabele kosten en marginale kosten
Vandaag Nabespreking toets Crediteuren/debiteuren
Havo
H4 Differentiëren.
Hoeveelheidsaanpassing I
Hoeveelheidsaanpassing II
Projectwijzer 1 H3 Kostprijs en kosten Middenkader Engineering.
Algemene Ondernemersvaardigheden
H12 Kostencalculaties.
Agenda  Les  wkn  hs 2 1 omzet en afzet  bestuderen tb 32 tm 36 maken 2.1 tm 2.5 (wb tm 60)
1 Zie ook identiteit.pdf willen denkenvoelen 5 Zie ook identiteit.pdf.
Stap 3; Constant of Variabel?
Budgetteren H3 Verschillenanalyse Filiaalmanager.
Balans per (na afschrijving en winstverdeling)
Retaileconomie hoofdstuk 1, paragraaf 1.7
Break-even analyse Hoeveel moet ik minimaal produceren om geen verlies te maken?= p.
J. de Lange ECONOMIE HOE KUN JE DAT NOU MAKEN?. Winstberekening Belangrijk PROGRAMMA:
Bedrijfseconomie voor de horeca deel t/m 4.6 Financieel Management Hoofdstuk 4 Bezettingsresultaat en bedrijfsresultaat.
Hoofdstuk 2 De winstmarge
Hoofdstuk 11 De Break-Even Afzet (BEA). Wat kost internet ? Vroeger moest je internetkosten betalen per minuut. Dat ging via een vorm van bellen. Joep.
Financiering Hoofdstuk 3 Verschillenanalyse. Inhoud 1 Het resultaat van een onderneming berekenen 2 Begrotingen en budgetten 3 Verschillenanalyse 4 Financiële.
Peter van den Brink Guido Kool
Productie onderneming
verwarring begrippen omzet of winst
Hoofdstuk 11 De Break-Even Afzet (BEA) Les
Welkom Havo/vwo 3..
Examenopgave Havo M&O opgave 3
Hoofdstuk 27 t/m 31 Kostprijsberekening in industriële ondernemingen
Huiswerk: Hoofdstuk 11 m&o boek, opgave 1 Oefenopgave 2 (stencil)
Welkom 8 mei 2018.
Break-Even Hoofdstuk 11 M&O.
H5 Kostencalculaties 5.1 t/m 5.3.
Bedrijfseconomie H3 Break-even Junior accountmanager.
Vakman ondernemer – Financieel plan
Financiering en inkoop
Financieel 2.
Extra uitleg H4 Domein Markten
Budgetteren H3 Verschillenanalyse Ondernemer detailhandel.
Transcript van de presentatie:

H 28: Nacalculatie bij homogene productie H 28 sluit naadloos aan bij H 27. Het verschil is dat H 27 gaat over voorcalculatie (dus op basis van verwachtingen) en H 28 gaat over nacalculatie (dus op basis van feiten) De gebruikte formules van H 27 heb je dus in H 28 wederom nodig. In H 27 volgden we eigenlijk steeds hetzelfde patroon: fabricagekostprijs uitrekenen commerciële kostprijs uitrekenen verkoopprijs uitrekenen bedrijfsresultaat uitrekenen. In H 27 berekenen we het bedrijfsresultaat op 2 manieren: 1: TO – TK 2: Ruilwinst + of – het totale bezettingsresultaat

In H 28 willen we ook het bedrijfsresultaat uitrekenen In H 28 willen we ook het bedrijfsresultaat uitrekenen. Dat gaat echter op een andere manier in vergelijking tot H 27. In H 28 hoeven we niet meer de fabricagekostprijs, de commerciële kostprijs en de verkoopprijs uit te rekenen. Dit is namelijk een typisch voorcalculatorische bezigheid. We hebben deze gegevens wel nodig in H 28. Immers de fabricagekostprijs en de commerciële kostprijs hadden we nodig om de verkoopprijs uit te kunnen rekenen. Er is namelijk geen consument die iets koopt zonder de verkoopprijs te weten. De verkoopprijs kun je dus ook moeilijk na afloop verhogen, want daar gaat de consument niet mee akkoord achteraf. Wat we in H 28 wel achteraf (en dus nacalculatorisch) moeten berekenen is het bedrijfsresultaat. Deze is dus gebaseerd op de werkelijke feiten. Om die te kunnen berekenen hebben we de voorcalculatorische fabricagekostprijs, de commerciële kostprijs en de verkoopijs nodig. Het nacalculatorische bedrijfsresultaat kun je op 2 manieren uitrekenen: 1: TO – TK 2: gerealiseerde verkoopresultaat + of – het gerealiseerde budgetresultaat

Gerealiseerde verkoopresultaat: werkelijke afzet x (verkoopprijs – commerciële kostprijs) Gerealiseerde budgetresultaat: wat had de productie mogen kosten t.o.v. wat heeft de productie gekost. Het gerealiseerde budgetresultaat wordt veroorzaakt door: 1: prijsverschillen (H 26) 2: efficiencyverschillen (H 26) 3: bezettingsverschillen (H 26) Daarmee kan dus ook het verschil tussen het voor- en nacalculatorisch bedrijfs-resultaat geanalyseerd worden.

Voorbeeld: Begrote variabele fabricagekosten € 812.500 Begrote variabele verkoopkosten € 195.000 Werkelijke variabele fabricagekosten € 803.750 Werkelijke variabele verkoopkosten € 148.250 Begrote constante fabricagekosten € 450.000 Begrote constante verkoopkosten € 90.000 Werkelijke constante fabricagekosten € 454.000 Werkelijke constante verkoopkosten € 90.000 Normale productie en afzet 60.000 stuks Verwachte productie en afzet 65.000 stuks Werkelijke productie en afzet 62.000 stuks De winst bedraagt 30% van de verkoopprijs De omzetbelasting bedraagt 19%

1: Bereken de consumentenprijs. 2: Bereken op 2 manieren het verwachtte bedrijfsresultaat. 3: Bereken op 2 manieren het gerealiseerde bedrijfsresultaat. 1: Fabricagekostprijs: 450.000/60.000 + 812.500/65.000 = 7,5 + 12,5 = € 20 Commerciele kostprijs: 20 + 90.000/60.000 + 195.000/65.000 = 20 + 1,5 + 3 = € 24,50 Verkoopprijs: 24,50/0,7 = € 35 Consumentenprijs = 35 x 1,19 = € 41,65 2: TO – TK TO = 65.000 x 35 = € 2.275.000 (+) TK = 812.500 + 195.000 + 450.000 + 90.000 = € 1.547.500 (-/-) € 727.500 (+) Ruilwinst + of – totale bezettingsresultaat Ruilwinst = 65.000 x (35 – 24,50) = € 682.500 (+) Bezet.resultaat fabricage = (65.000 – 60.000) x 7,5 = € 37.500 (+) Bezet.resultaat verkoop = (65.000 – 60.000) x 1,5 = € 7.500 (+) € 727.500 (+)

3: TO – TK TO = 62.000 x 35 = € 2.170.000 (+) TK = € 803.750 + € 148.250 + € 454.000 + € 90.000 = € 1.496.000 (-/-) € 674.000 (+) Gerealiseerde verkoopresultaat + of – totale budgetresultaat Gerealiseerde verkoopresultaat = 62.000 x (35 – 24,50) = € 651.000 (+) Gerealiseerde budgetresultaat = € 23.000 (+) € 674.000 (+) Hoe kom je aan die € 23.000? 62.000 stuks hadden mogen kosten: 62.000 x 24,50 = € 1.519.000 62.000 stuks hebben gekost € 1.496.000 Positief budgetresultaat € 23.000