Hoofdstuk 4 De economie in de Zilveren Eeuw Hoe ontwikkelden landbouw, nijverheid en handel zich in de Zilveren Eeuw?
4.1 De terugval van een handelsnatie
oorzaken: Oorlogen met Frankrijk en Engeland Mercantilisme Toenemende concurrentie Voorbijlandvaart; producten direct van producent naar afnemer gebracht. Stapelmarkt wordt overgeslagen
oorzaken Verzanding havens en rivieren Trage tempo trekvaart Veranderende vraag Hoge lonen, hoge belastingen
Graanhandel Teruggang doordat er meer graan geproduceerd werd terwijl de bevolking niet meer groeide→ dalende prijzen
Visserij Haringvisserij last van hoge lonen, opkomende concurrentie en verminderde consumptie. Walvisvaart groeit eerst nog wel maar daarna last van overbevissing en concurrentie
Conclusie: Het aandeel van de Republiek in traditionele producten als graan, haring en hout liep terug daarvoor in de plaats kwamen nieuwe producten en nieuwe markten Dus totale achteruitgang handel bleef beperkt. Handel bleef bron van welvaart en werkgelegenheid. Na 1750 zelfs weer opleving Wel groei in: Rivierhandel met Duitse achterland Financiële en Commissiehandel; handelsagent die in opdracht van koopman goederen verkoopt Koloniale handel (VOC)
4.2 Koloniale handel VOC Goederen stroom wordt groter maar ook het assortiment nam toe→ maar winsten namen niet toe door gestegen kosten.
Handelswaar VOC specerijen textiel suiker porcelein koffie en thee
Koloniale handel; WIC Steeds meer landen verboden hun planters om slaven van de WIC te kopen dus schakelde de WIC over op de ontwikkeling van suiker- en koffieplantages in Suriname. Maar de WIC is nooit echt een winstgevende onderneming geworden.
Geldhandel Er werd veel geld verdiend met geldhandel, vooral na 1750 groeide de Amsterdamse kapitaalmarkt In de tweede helft van de 17e eeuw ontstonden in de Republiek de eerste verzekerings-,bankiers- en commissionairshuizen opgericht door kooplieden die hun geld en internationale contacten gebruikten om naast de handel in goederen ook bezig te houden met financiële dienstverlening
Aantrekken geld beleggers voor bedrijven en planters Verstrekken leningen aan bedrijven (VOC en WIC) en planters (Suriname) Bank en -effectenwezen Verkoop aandelen buitenlandse bedrijven Firma Hope & Co Verzorgen internationale betalingsverkeer tussen staten Gaven leningen aan buitenlandse bedrijven en vreemde mogendheden Amsterdam wordt na 1750 hét Europese centrum voor verzekeringen, commissiehandel, internationale betalingen en kredietverlening
Geldhandel Elite bulkte van het geld. Wat ermee te doen? Binnen Republiek in 18e eeuw weinig investeringsmogelijkheden → obligaties Holland lost na 1750 schuld af→ geld gestoken in VOC, WIC en de Surinaamse plantages en in buitenlandse avonturen
Nijverheid Last van toenemende buitenlandse concurrentie Mercantilistische maatregelen Gewesten proberen eigen nijverheid te beschermen maar Nederlandse welvaart afhankelijk van export dus verval wordt niet tegengegaan Hoge lonen Technologische voorsprong gaat verloren Wel makkelijk aan grondstoffen te komen Grote beschikbaarheid wind, turf en water blijft VOC nog steeds belangrijk als opdrachtgever
Achteruitgang in: Textielnijverheid Scheepsbouw Wel groei in: jeneverstokerij papierindustrie suiker
Landbouw achteruitgang na 1660 door: Toename landbouwproductie in Duitse Rijk, Frankrijk en Engeland Afname bevolkingsgroei Hoge lonen, hoge pachtprijzen en hoge belastingen Paalworm Veepest Veel boeren gaan failliet maar commerciële structuur blijft bestaan. Boeren die de crisis overleefden gingen efficiënter produceren of schakelden over op andere producten
Landbouw in landgewesten Minder last van crisis: Produceerden voor eigen gebruik Lagere lasten; minder personeel, minder belasting, pacht vaak in natura betaald Gemengde bedrijven→ schakelen makkelijker over op andere producten
Na 1750 herstel landbouw Groei Europese bevolking Daling belastingen en pachtprijzen Introductie aardappel Steeds meer gewassen verbouwd die goed te eten zijn met aardappelen Republiek wordt grote exporteur van agrarische producten→ landbouw wordt drager economie
Economische bloei In Friesland, Groningen en oostelijke gewesten economische bloei door herstel landbouw Vooral streken die goede verbinding met Holland en Duitsland hadden profiteerden Opleving handel Oostzee→ Friese havens profiteren hiervan Gebieden met bloeiende plattelandsnijverheid deden het goed. Veluwe (papier), rivierenland (steen en dakpannen), Twente en Tilburg (textiel)
Wel groei in: Koloniale handel Financiële dienstverlening; bankieren en commissiehandel Groei handel met Duitse achterland Jeneverstokerij, papier- en suikerindustrie Landbouw na 1740
Einde bevolkingsgroei Met name nijverheidssteden krijgen te maken met de-urbanisatie, in het oosten en zuiden van de Republiek wel groei Afname immigratie naar Holland Immigranten nu vooral afkomstig uit Duitse gebieden, met name vrouwen→ dienstmeisjes Sterfte in steden bleef hoog als gevolg van slechte hygiëne en ziekten als pokken en malaria
Bevolkingsopbouw in steden Vrouwenoverschot in Hollandse steden kwart vrouwen bleef ongehuwd Gemiddelde huwelijksleeftijd stijgt (van 24,5 naar 28 jaar) Gemiddeld aantal kinderen daalt