Herken je de verschillende typen landschappen? Nederlands landschap Herken je de verschillende typen landschappen?
Opdracht Schrijf de nummers 1 t/m 10 op je blaadje en zet er steeds het volgende bij: Welk type landschap het volgens jou is; Waarom je dat denkt. Laat ongeveer 5 regels tussen de opeenvolgende nummers zitten.
1
1 Veel sloten. Grote plas met zijkanalen. Langgerekte kavels (vrijwel alleen grasland). Geconcentreerde bebouwing & lintbebouwing. Dus: Veenlandschap (hoogveen) Waar: Friesland bij Sneekermeer (zie GB 52e 18)
2
2 Kuststrook. Weinig activiteit te zien. Weinig bebouwing. Dus: Duinlandchap Waar: Vlieland (westkust)
3
3 Meanderende rivier. Dijken. Uiterwaarden. Oeverwallen en kommen / bebouwing en veeteelt (grasland) daarachter. Kribben. Dus: Rivierkleigebied Waar: Waal bij Zaltbommel.
4
4 Zeer onregelmatige verkaveling. Veel activiteit zichtbaar: land wordt voor veel verschillende doeleinden gebruikt. Niet alleen grasland bijvoorbeeld, maar ook akkerbouw. Bebouwing staat ‘overal’. Dus: Zandlandschap (dekzand) Waar: Weert (Noord-Limburg)
5
5 Langgerekte kavels die steeds verder de zee in worden uitgebreid. Veel sloten. Dijk. Kwelders (nieuwe stukken land (klei) in het buitendijkse gebied, door de zee gesedimenteerd). Dus: Zeekleilandschap Waar: het Groningerwad (onder Schiermonnikoog)
6
6 Veel hoogteverschillen. Graften/walletjes tegen verspoeling. Veel akkerbouw. Boomgaard, dus redelijk droge maar vruchtbare grond. Dorp in een dal. Dus: Lösslandschap Waar: Heerlen
7
7 Rommelige verkaveling. Redelijk wat hoogteverschillen. Namen in de kaart (Vragenderveld, Vragenderesch). Losstaande bebouwing. Gemengde bedrijven (veeteelt en akkerbouw). Dus: Zandlandschap Waar: bij Winterswijk.
8
8 Terpdorp (dus friesland). Boerderij die vroeger aan de zeedijk stond Dijken. “Uiterdijkse landen”. Langwerpige verkaveling met veel sloten. Gebied ligt laag. Zowel gras- als akkerbouwland. Dus: Zeekleipolder Waar: Bij het Groningerwad
9
9 Rivier. Kribben. Wiel. Uiterwaarden liggen hoger dan de komgronden. Lintbebouwing langs de dijk (op de oeverwal dus). Voornamelijk grasland. Dus: Rivierkleilandschap Waar: De Waal bij Zaltbommel
10 Riviertje van waaruit het gebied ontgonnen werd
10 Lange, zeer smalle kavels met veel sloten. Watermolen. Rivier met lintbebouwing. Achterdiep (Wetering). Hoogtecijfers gebied ligt erg laag (ingeklonken). Dus: Laagveengebied Waar: Bij Gouda.
En? Hoeveel had je er goed?
Tijd over? Maak een begin met: - Lezen §4.1 Maken opdr. 1 t/m … Volgende les SO over stencil NL’s landschap. weet hoe je de landschappen kunt herkennen en weet hoe ze ontstaan zijn.