WINTER Even was de wereld
Even was de wereld wit Met een satijnen deken
Van fijne draden gesponnen Was in de nacht begonnen
Koning Vorst liet zijn adem gaan, over daken en velden.
Die er spierwit bij kwamen te staan, en kwam de sneeuw aanmelden.
En in de vroege morgen, liet de natuur zich gaan.
Toen de zon haar stralen Als een glinstering neer deed dalen
De takken van de bomen Leken wel van kristal
Het vee werd van het veld gehaald Voor beschutting in de stal
En met de tranen in de ogen Door de meedogenloze wind
Kijk ik naar die schoonheid, waarin ik mij bevind !
TOT ZIENS