Eindelijk zwanger… … en toch niet blij? Een onderzoek naar het welbevinden van Nederlandse zwangeren na een subfertiele periode 1 Goedemorgen/ middag allemaal Welkom bij de presentatie van ons onderzoek met als Titel: eindelijk zwanger…. En toch niet blij. Ik ben Indira Rojer en zal een beknopte presentatie geven over ons onderzoeksopzet naar het welbevinden van Nederlandse zwangeren na een subfertiele periode. 11 december 2008
Irma van der Meer, Indira Rojer, Kalinka Van Vehmendahl, Amanda van der Wal Anette Zijlstra Samen met irma vd meer, kalinka van vehmendahl, amanda vd wal en anette zijlstra is deze opzet tot stand gekomen. Dan moeten jullie even allemaal gaan staan… dan stel ik julie zo voor…
Inleiding Vraagstelling Methode van onderzoek Aanbevelingen Ruimte voor vragen Deze presentatie zullen de volgende punten aan de orde komen. Ik zou u willen vragen om uw vragen tot het eind van de presentatie te bewaren.
Inleiding De inleiding: In Nederland maakt 25% van de vrouwen die zwanger willen worden een subfertiele periode door. Dit is dus een behoorlijk aandeel van de zwangere populatie. Catja Warmelink (onze externe begeleidster) lanceerde daarbij ook nog de hypothese dat “vrouwen die eindelijk zwanger zijn, tijdens de zwangerschap meer gestresst, depressief en/of eenzaam zijn dan gemiddeld.” en wanneer men de literatuur hierop raadpleegt zijn er inderdaad artikelen die deze hypothese bevestigen. Het feit dat er zo’n grote groep zwangeren in Nedeland is die een subfertiele periode heeft meegemaakt plus het feit dat er in de literatuur aanwijzingen gevonden zijn die de hypothese van Warmelink bevestigen gaf dit voor ons reden om nader onderzoek in te stellen Voor ons onderzoek hebben we daarom de volgende vraagstelling geformuleerd:
Vraagstelling “Is de mate van welbevinden bij Nederlandse zwangeren na een subfertiele periode voorafgaand aan deze zwangerschap lager dan de mate van welbevinden bij Nederlandse zwangeren die geen periode van subfertiliteit hebben doorgemaakt?” Kortom, zit er verschil in het welbevinden tussen zwangeren met een subfertiliteitsverleden en zwangeren die dit niet hebben
Begripsverklaring Subfertiliteit Welbevinden Freya Voordat we verder gaan met de presentatie lijkt het ons verstandig om eerst wat begrippen uit te leggen die in deze presentatie regelmatig terug keren.. Onder Subfertiliteit wordt verstaan: Het gedurende meer dan 12 maanden uitblijven van de zwangerschap bij onbeschermde, op conceptie gerichte coitus Onder Welbevinden wordt verstaan = het lichamelijke of geestelijke welzijn van de persoon, kortom een goede gezondheid en het gelukkig voelen. En Freya is = een patientenvereiniging voor vruchtbaarheidsproblematiek.
Methode van onderzoek (1) Transversaal Kwantitatief Vergelijkend Om een antwoord te krijgen op onze onderzoeksvraag hebben we gekozen voor een transversaal, kwantitatief vergelijkend onderzoek. Voor transversaal is gekozen omdat een longitudinaal onderzoek gezien het beperkte tijdsbestek niet haalbaar was. Om het welbevinden meetbaar te maken is er gekozen voor een kwantitatief meetinstrument en het punt vergelijkend vloeit logisch voort uit onze vraagstelling. En dan ziet het onderzoeksmodel er als volgt uit
Methode van onderzoek (2) Onderzoeksmodel Zwanger na subfertiliteit & Zwanger zonder subfertiliteit Welbevinden Persoonlijke omstandigheden De persoonlijke omstandigheden hebben invloed op zowel het welbevinden als wel of niet zwanger zijn na een subfertiele periode. Het wel of niet zwanger zijn na een subfertiele periode heeft invloed op persoonlijke omstandigheden en het welbevinden Vb: een echtpaar kan al meer dan 12 mnd bezig zijn om zwanger te raken maar door hun persoonlijke omstandigheden is zo dat een van beide veel van huis in verband met werk.
Methode van onderzoek (3) Index groep Zwangeren die een periode van subfertiliteit hebben doorgemaakt Controle groep Zwangeren die geen periode van subfertiliteit hebben doorgemaakt De beoogde onderzoekspopulatie bestond uit 90 zwangeren na een subfertiele periode, de indexgroep, en 90 zwangeren die deze periode van subfertiliteit niet hebben door gemaakt. De respondenten uit de index groep zouden geworven worden bij de patiëntenvereniging Freya en de controle groep zou geworven worden bij drie verloskundigen praktijken waar elke zwangere gevraagd zou worden of ze mee wilden doen met het onderzoek tot dat er per praktijk 30 zwangeren gevonden waren die bereid waren om mee te doen.
Methode van onderzoek (4) Inclusiecriteria Nederlandse taal machtig zijn Minimaal 12 weken zwanger Email-adres Exclusiecriteria Alle zwangeren worden geïncludeerd op voorwaarde dat ze de Nederlandse taal in woord en geschrift machtig zijn en minimaal 12 weken zwanger. De indexgroep heeft als één extra inclusiecriterium en wel dat ze in het bezit moesten zijn van een emailadres. Dit criterium was gesteld omdat de vragenlijsten voor deze groep digitaal verzonden en geretourneerd zouden worden. We hebben er voor gekozen geen specifieke exclusiecriteria te noteren om zo zoveel mogelijk zwangeren te kunnen includeren. Het doel hiervan was om de externe validiteit te bevorderen.
Methode van onderzoek (5) Meetinstrumenten SCL-90 test; Symptom Check List (multidimensionele vragenlijst) 90 items 8 dimensies 3 gekozen Lichamelijke en psychische klachten Gevalideerd voor de Nederlandse bevolking Voor het onderzoek hebben we gebruik gemaakt van 2 meetinstrumenten De 1e is de SCL-90 test: dat is de Symptom Check List, een multidimensionele vragenlijst. Met deze vragenlijst werd de mate van welbevinden gemeten. De lijst bestaat uit 90 vragen die zijn onderverdeeld in 8 dimensies die ook wel subschalen worden genoemd. De subschalen zijn Agorafobie (dat is straatvrees) Angst Depressie Somatische klachten Insufficiëntie van denken en handelen Wantrouwen en interpersoonlijke sensitiviteit Hostiliteit en Slaapproblemen. Voor ons onderzoek hebben we uit deze lijst de subschalen Angst, Depressie en Somatische klachten extra uitgelicht. Dit omdat deze specifieke aspecten van welbevinden expliciet genoemd zijn in de eerder genoemde hypothese die voorafgaand aan dit onderzoek werd gesteld. De SCL-90 test is gebaseerd op zelfbeoordeling van de respondent en meet het algehele disfunctioneren. Het brengt zowel lichamelijke als geestelijke klachten in kaart. Door middel van een 5-puntsschaal beoordeelt de respondent de mate waarin zij last heeft gehad van een klacht in de week voorafgaand aan het invullen van de lijst. De som van het totaal van 90 vragen geeft het algehele niveau van psychisch en lichamelijk disfunctioneren, wat we hebben vertaald naar welbevinden. De SCL-90 test is gevalideerd voor de gehele Nederlandse bevolking.
Methode van onderzoek (6) Meetinstrumenten Algemene vragenlijst voor Persoonlijke omstandigheden of achtergrondkenmerken 24 vragen verdeeld in diverse clusters Validiteit Het tweede meetinstrument is de Algemene vragenlijst. Deze lijst is door onszelf opgesteld met als doel het in kaart brengen van de persoonlijke omstandigheden of achtergrondkenmerken van de respondent. De lijst bestaat uit 24 vragen die onderverdeeld zijn in 5 clusters: Algemene achtergrondgegevens; Opleiding en Werk; Relationele zaken; Omgevingsfactoren; En de huidige zwangerschap; We hebben de validiteit van de vragenlijst getracht te vergroten door te kiezen voor gestructureerde vragen met voorgegeven antwoordmogelijkheden. Daarnaast is de vragenlijst door een testpanel van 10 personen gecontroleerd op leesbaarheid, begrijpelijkheid, eenduidigheid en neutraliteit.
Methode van onderzoek (7) Dataverzameling Verloskundigenpraktijken Patiëntenvereniging Freya De dataverzameling moest plaats vinden bij 3 willekeurig gekozen eerstelijns verloskundigenpraktijken en bij de patiëntenvereniging Freya In de eerste lijn wilden we 3x 30 zwangeren die geen subfertiele periode hadden doorgemaakt vragen om de vragenlijsten in te vullen. Bij Freya verwachtten we een evenzo grote groep zwangeren die een periode van subfertiliteit hadden doorgemaakt te vinden.
Methode van onderzoek (8) Echter het onderzoek heeft niet in gekozen vorm plaats gevonden omdat… Onvoldoende medewerking eerste lijn Te kleine populatie Freya METC Echter het onderzoek heeft niet in gekozen vorm plaats gevonden omdat: 1 Er vanuit de eerste lijn onvoldoende medewerking was. Er waren een aantal verloskundigen die de vragenlijsten te belastend vonden voor hun cliënten. 2 De onderzoekspopulatie bij de patiëntenvereniging Freya bleek te klein om 90 zwangeren te kunnen includeren. 3. Om de onderzoekspopulatie te vergroten werd contact gezocht met de tweede lijn. Men wilde wel medewerking verlenen, maar eerst zou ons onderzoek door de MEtc beoordeeld moeten worden. Dit hadden wij namelijk niet gedaan. (kalinka: Bij aanvang van ons onderzoek is het toestemming vragen aan de METC wel te sprake gekomen, maar actie hierop hebben we helaas verzuimd)
Methode van onderzoek (9) Dataverzameling fictieve gegevens Zwangeren zonder subfertiliteitsverleden Zwangeren met subfertiliteitsverleden Helaas bleek, dat de tijd ons daarvoor ontbrak, het zou al gauw 2 maand duren voordat de hele procedure gevolgd zou zijn. Gezien de beperkte looptijd van ons onderzoek in het kader van de opleiding, is er toen voor gekozen dit niet te laten doen. Vervolgens is er gekozen door te gaan met fictieve gegevens. omdat het onderzoek een onderdeel is van het leerproces tijdens de opleiding Deze gegevens werden verkregen op de volgende manier: De controlegroep werd samengesteld door: Elk van de 5 onderzoekers vulde 2 x de vragenlijsten in, 1x zoals zij dat zelf gedaan zou hebben, 1x met daarbij een bekende in gedachten. Hierdoor werden 10 vragenlijsten ingevuld, voorstellend de groep zwangeren die geen subfertiele periode hadden doorgemaakt. De indexgroep werd samengesteld door: Door een psycholoog, ervaren in het begeleiden van vrouwen die een subfertiele periode hebben doorgemaakt, werden nog eens 10 vragenlijsten ingevuld, met deze vrouwen in gedachten. De fictieve gegevens die op deze manier werden verkregen werden vervolgens verwerkt in excel en geanalyseerd en geinterpreteerd als zouden het valide gegevens zijn. . En aangezien we dus zelf als onderzoekers de gegevens hebben aangeleverd vonden we het niet interessant om hier de resultaten te bespreken. Als u geinteresserd bent in hoe we dat hebben aangepakt en geanalyseerd verwijs ik u naar het bestand op de site van kennispoort.
Aanbevelingen (1) Verbetering van het onderzoek andere test longitudinaal onderzoek opzet voorleggen METC uitbreiden ondezoekspopulatie Als tweede aanbeveling hebben wij Dat onze onderzoeksopzet de volgende keer aangepast moet worden door middel van het gebruik van een andere test die het welbevinden van zwangeren concreter kan meten. Zoals al eerder aangehaald zou het onderzoek verder een longitudinaal karakter moeten hebben moeten hebben, dit geeft een eerlijker beeld over de beleving van de zwangerschap. Omdat het wel of niet voorleggen aan een METC mbt ons onderzoek veel onduidelijkheid gaf, zouden we willen aanraden om allereerst advies te vragen bij een METC En daarnaast, maar dat zal iedereen wel duidelijk zijn, zal de onderzoekspopulatie veel groter moeten zijn
Aanbevelingen (2) Voor nieuw onderzoek onderzoek naar ervaren van verleende zorg onderzoek naar gevolgen voor de zwangerschapsuitkomst Als laatste willen wij nog een aanbeveling doen voor een nieuw op te zetten onderzoek. Een onderzoek naar ervaren van verleende zorg (hoe wordt momenteel de zorg ervaren? Wellicht is hij al optimaal.) En wat zeker ook interessant is om te onderzoeken of de mate van welbevinden van invloed is op de zwangerschapsuitkomst. Hiermee zijn we aan het eind gekomen van onze presentatie
Vragen?
Literatuurlijst www.kinderwens.nl/infertility facts Nederlandse Vereniging Obstetrie en Gynaecologie. Oriënterend Fertiliteitsonderzoek (OFO), Richtlijn 01, november 2004 Warmelink, C. Eindelijk zwanger en toch niet blij. Informatie van de opdrachtgever voor dit onderzoek. Groningen: Verloskunde Academie Groningen, 2006. Hjelmstedt A, Widström AM, Wramsby H, Collins A. Patterns of emotional responses to pregnancy, experience of pregnancy an attitudes to parenthood among IVF couples: a longitudinal study, Journal of Psychosomatic Obstetrics & Gynecology 2003;24:153-162. McMahon CA, Ungerer JA, Beaurepaire J, Tennant C, Saunders D. Anxiety during pregnancy and fetal attachment after in-vitro fertilization conception, Human reproduction 1997; vol. 12 no.1:176-182. Cox SJ, Glazebrook C, Sheard C, Ndukwe G, Oates M. Maternal self-esteem after successful treatment for infertility, Fertility and Sterility 2006; Vol. 85, no. 1:84-89. Olshansky E, Sereika S. The transition From Pregnancy to Postpartum in Previously Infertile Women: A Focus on Depression, Archives of Psychiatric Nursing 2005; Vol. 19 no 6: 273-280. Van Eck O. Ongewenste kinderloosheid en onzichtbaar verlies. De Zaak, Groningen 1997. p.41-72. Dijk, W. van (2003) Behandelde kraamtijd; kraamzorg voor gezinnen die een vruchtbaarheidsbehandeling ondergingen. Amsterdam: vakblad Kraamzorg scriptieprijs. http://www.vroedvrouwenschool.nl/bestand.asp?id=88 http://www.vandale.nl/opzoeken/woordenboek/?zoekwoord=welzijn 13-12-2007 Arrindell WA, Ettema JHM. SCL-90 Handleiding bij een multidimensionele psychopathologie-indicator. Lisse: Swets & Zeitlinger BV; 1986 http://www.lo-bsw.ugent.be/VVGP/structuurfiche_SCL-90.pdf. Smeenk JMJ. (2006). Stress and IVF, Clinical consequences. Proefschrift. Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen Algouri S, Bus N, Hamouda H, Lourens G, Rond H. (2006) Ongewenste kinderloosheid. De gevoelens van vrouwen tijdens hun zwangerschap na een periode van ongewenste kinderloosheid; onderzoeksrapport voor het vak Praktijkgericht onderzoek. Groningen: Hanzehogeschool, Maatschappelijk werk en dienstverlening.
Onze dank gaat uit naar onze begeleiders: Ilona Gerritsma & Joke Koelewijn Catja Warmelink