Innovatie-opstellingen TNS NIPO Dinsdag, 20 februari, Amsterdam
Doel 1.Gezamenlijk ervaren innovatieve methodiek 2.Toepassing van de systeemopstelling op innovaties 3.Genereren van mogelijke innovaties
Innovatie-opstellingen: toepassing van systeemopstelling op innovatievraagstukken Vijf hoofdfasen: 1.Dialoog 2.P rojectieve identificatie 3.Emotionele systeemfeedback 4.Simulatie 5.Creatieve interpretatie.
1. Dialoog: Verbalisatie vraagstuk
2a. Construct projectie: Anthorpomorfisering / projectieve identificatie kernconstructen
2b. Huidige systeemprojectie: Positionering representanten kernconstructen huidige situatie
3. Emotionele systeemfeedback: Construct-representanten ondervragen op gevoelens, tele-ervaringen en gewenste bewegingen
4. Simulatie en visiefase: Toevoegen innovatie-idee en optimaliseren systeemenergie
5. Creatieve interpretatie: Verwoorden inzichten en emoties ten aanzien van opstellingseffect op innovatie-idee
Onderzoek naar systeemopstellingen 1.Verheldert overzicht bij complexe vraagstukken en stimuleert veranderingen ( Gminder, 2005; Lehmann, 2006) 2.Genereert visuele, emotionele inzichten, aanvullend aan verbale, rationele informatie (Franke, 1996) 3.Verbetert zelfbeeld en psychische toestand (Höppner, 2001) 4.Emoties representanten correleren met posities en niet met persoonlijkheidskenmerken (Schlötter, 2005)
Theoretische achtergrond 1.Actie-onderzoek (Lewin) 2.Brainstorming: creatieve – kritische fase (Osborn) 3.Breintheorie (Damasio) 4.Constructtheorie (Kelly) 5.Emotionele intelligentie (Goleman) 6.Fenomenologie (Merleau-Ponty) 7.Lateral denken (De Bono) 8.Lichaamsmetafoor perspectief (Lakoff & Johnson) 9.Psychodrama (Moreno) 10.Zachte systeemdenken (Checkland)
Verrijken van onderzoek... 1.Door systematische identificatie van het vraagstuk (Ackoff 1978, Chapman 1989, Butler 1995, Gibson 1998) 2.Voor effecten van (innovatie)beslissingen (Yadav & Karonkanda 1985, Davis & Moe 1997, Durgee et al. 1999, Desai 2002) 3.Met gebruik making van de onderbewuste kennis van de manager (Damasio, Zaltman, Blichfeldt 2005, Nijssen & Agustin 2005) 4.In een antropomorphische projectie (Aaker, 1997; Tan Tsu Wee, 2004; Freling & Lukas, 2005 ) 5.Als een zachte systeem metafoor (Checkland & Scholes 1992/2005, Hackley 1999, Zikmund 2003, Zaltman 2003)
Samenvattend 1.Wat: Zachte systeemmetaphor binnen fenomenologische paradigma 2.Hoe: Verwoording innovatie-idee en kernconstructen, construct- and systeemprojectie, feedback, simulatie innovatie-idee en visie-ontwikkeling 3.Waarom: Bewustwording onbewuste innovatiekennis 4.Wanneer: Intuïtieve check op innovatie-idee 5.Wie: Innovators met open mind and hoog EQ.
Regels vraaginbrenger 1.Constructkeuze: combinatie van ratio en emotie 2.Keuze representanten: intuïtief op resonantie persoon, zorgvuldig mensen uitnodigend 3.Positionering representanten: intuïtief op resonantie plaats en persoon, zorgvuldig mensen plaatsend 4.Denk lateraal
Regels publiek 1.Concentreer op ervaringen: gevoelens, tele- ervaringen en gewenste bewegingen 2.Beschrijf deze ervaringen en je conclusie ten aanzien van het innovatievraagstuk.
Regels representanten 1.Vergeet welk construct je representeert 2.Concentreer op ervaringen: gevoelens, tele- ervaringen en gewenste bewegingen 3.Beschrijf deze ervaringen kort en bondig wanneer de begeleider daarom vraagt.
Vijf soorten interventies 1.Autopoiese: zelfbeweging 2.Erkennen door benoemen 3.Orde creëren 4.Polariseren 5.Toevoegen van ontbrekende constructen