OVERHEID. Vrije markteconomen klassieken: Vrije markteconomen: De prijs zorgt ervoor dat alle markten ruimen: al het aanbod wordt verkocht. Zij kijken.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
I n k o m e n s v e r d e l i n g Personele inkomens- verdeling
Advertisements

H3 Wat doe je met je geld Onderscheid tussen verschillende soorten uitgaven, om een goede begroting te kunnen maken Verschillende vormen van sparen en.
Vraag en aanbod.
De Vlaamse regering wil voor 2013 een begroting in evenwicht maar…… ze geeft meer uit dan ze inkomsten heeft.
SIER-spel Doelen: Leren hoe in een markteconomie de verbanden kunnen liggen tussen een aantal kern-concepten uit de algemene economie; Leren dat het moeilijk.
Anti-cyclisch begrotingsbeleid en John Maynard Keynes
De Vlaamse regering wil voor 2013 een begroting in evenwicht maar…… ze geeft meer uit dan ze inkomsten heeft.
Hoofdstuk 2: De overheid om ons heen
Belastingstelsel Box 1 Het schijventarief.
Welvaart.
Inkomen les 17 Begrippen & 81 t/ 84
Overheidsfinanciën College 2, 6 mei 2008 Robert Inklaar
in de bovenbouw van HAVO en VWO
Hefboomeffect Stel het volgende: RTV = 9,8% IVV = 6,3 %
Boxenstelsel.
Arbeidsmarkt: het geheel van vraag en aanbod van arbeid De arbeidsmarkt is een abstracte markt (géén aanwijsbare plek). De Albert Cuypmarkt in Amsterdam.
De inkomstenbelasting (en premie volksverzekering) wordt uitgerekend door middel van het schijventarief. Het schijventarief is een begrip uit de Wet op.
Netto en bruto inkomen, of belasting en sociale premies.
17.3 t/m 17.5 Sociale zekerheid, herverdeling, sociale verzekeringen en sociale voorzieningen.
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Economische politiek & Centrale overheid . 7.4 Centrale overheid Organisatie en werkwijze zelf bestuderen (is reeds behandeld bij maatschappijleer /
Overheid beleid.
Overheidsfinanciën College 3, 20 mei 2008 Robert Inklaar
Vorige les: wat is een rechtvaardige inkomensverdeling?
VWO 4: Welvaart Hoofdstuk 4: Collectieve sector
Welvaartsverlies Pareto-efficiëntie.
Welvaart Hoofdstuk 4.
In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100: In het jaar 2012 kon je dit kopen voor €100: Koopkracht = Het geld wordt minder waard.
Productiefactor Arbeid
Nederlandse belastingstelsel ‘Boxenstelstel’
Overheidsfinanciën Klik om verder te gaan.
Financierings- en begrotingssaldo
Inleiding arbeidsmarkt
Wie moeten we verzorgen?
Uitleg H15 Klas 4G.
Grootverdiener zwaarder belast
Welvaart Hoofdstuk 4.
Economische politiek & Centrale overheid
Belastingen & premies… lust of last?
Belastingen & premies… lust of last?
Inkomen les 20 Begrippen & opgave 100 t/m Begrippen Collectieve lasten Geheel van belastingen en sociale premies.
Inkomen les 19 Begrippen & 92 t/m 99
Inkomen 22 Begrippen H7.
HAVO 5 Inkomen en groei Hoofdstuk 4: Inkomensverdelingen
HAVO 4: Jong & Oud Hoofdstuk 2: De jeugd
Begrotingsnormen.
Samenvatting Wat moet je leren/ oefenen? Heel hoofdstuk 2
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Economische kringloop
Begrippen kennen Collectieve sector = publieke sector
Paragraaf 1: Hoog water Paragraaf 2: particulier en collectief

Samenvatting hoofdstuk 1
7.3 Wat geeft de overheid uit?
Wat is inkomstenbelasting
Inkomstenbelasting en belasting op vermogen
§7.4 Is het eerlijk verdeeld?
UITGAVEN VAN DE OVERHEID RIJKSBEGROTING EN MILJOENENNOTA H. Kramer Docent economie
Hoofdstuk 6 Productie.
Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen.
HOOFDSTUK 9. TO, GO EN MO Totale opbrengst (TO) = Het aantal verkochte producten (afzet) x prijs (excl. btw) Gemiddelde opbrengst (GO) = Totale opbrengst.
Inkomstenbelasting en belasting op vermogen. Box 1 Box 2 Box 3 Inkomstenbelasting Schijventarief Vennootschapsbelasting 20% over de eerste € winst.
Vragen vooraf Hoe staat de Nederlandse economie ervoor? Wat is de oorzaak van de financiële crisis? Zijn er wel eens belastingen afgeschaft? Hoeveel verschillende.
Geen marktmodel, maar een onderhandelingsmodel.
Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen
H4 Wisselkoers en betalingsbalans
De Overheid Thema 5.
Welkom 4 Havo..
H3-7 De overheidsfinanciën
Het belastingstelsel In Nederland.
Transcript van de presentatie:

OVERHEID

Vrije markteconomen klassieken: Vrije markteconomen: De prijs zorgt ervoor dat alle markten ruimen: al het aanbod wordt verkocht. Zij kijken dus alleen naar het aanbod. De overheid moet een kleine rol spelen

Keynes: In de jaren ’30 bracht de markt geen uitkomst en we belandde in een lange crisis. De economie zakte steeds verder af. Keynes zag het als taak van de overheid om de economie te stabiliseren. Hij keek naar de vraagkant

Marx: Dacht dat bedrijven steeds groter zouden worden en dat kapitaal in steeds minder handen zou komen. Dit zou uiteindelijk leiden tot een ineenstorting van het systeem.

Omvang collectieve sector

Nadelen grote collectieve sector 1.Verminderd keuzevrijheid 2.Hoge lasten: minder stimulans om meer te werken/produceren

Soorten goederen Collectieve goederen: Goederen waar je mensen niet van kan uitsluiten (dijken, defensie, rechtspraak) Quasi-Collectieve goederen: Individuele goederen die door de overheid worden gemaakt. Individuele goederen: Je kan aanwijzen wie er hoeveel gebruik van maakt en je kan mensen ervan uitsluiten

Collectieve lasten

Collectieve sector

6P30 6P30

Belastingen box 1 Stap 1: Bereken belastbaar inkomen: Bruto inkomen Aftrekposten – Bijtellingen + Belastbaar inkomen

Aftrekposten Arbeidsgerelateerde kosten: de reiskosten woon-werkverkeer.reiskosten hypotheekrenteaftrek. hypotheekrenteaftrek Buitengewone lasten: bijvoorbeeld hoge ziektekosten, studiekosten, kinderopvang. Buitengewone lasten Giften.

bijtellingen -Eigenwoning forfait -Lease-auto

Vervolgens ga je met schijven rekenen eerste schijf tweede schijf derde schijf vierde schijf € 0 tot en met € € tot en met € € tot en met € meer dan € ,7% 37,05% 50% 60% Bereken belastingen bij belastbaar inkomen van

Belastbaar bedrag € ,- schijf ,- x 35,7% = 2.427,60 over € ,- schijf ,- x 37,05% = 5.557,50 over € 8.200,- schijf ,- x 50% = 4.100,-- + over 0 belasting: ,10

Belasting

Aan het eind mag je de heffingskorting ervan afhalen: – =

BOX 3 30 procent van een fictief rendement van 4% oftewel 1,2 procent na aftrek van de vrijstelling

Nivellering: inkomensverschillen worden relatief kleiner Denivellering: inkomensverschillen worden relatief groter. Proportioneel: inkomensverschillen blijven relatief gelijk.

Nivellering/denivellering Iedereen betaalt 1000 euro belasting Iedereen betaalt 30% met een heffingskorting van euro

Sociale zekerheid

Kosten sociale zekerheid

Uitkeringen: soorten

Voor en nadelen uitkeringen Voordelen – Armoedebestrijding – Stabilisatie Nadelen – Hoge lasten/wig – Concurrentiepositie komt in gevaar – armoedeval

SALDI Begrotingssaldo=Inkomsten – uitgaven Financieringssaldo = begrotingssaldo + aflossing Financieringssaldo = inkomsten – uitgaven (excl. Afl.) Financieringssaldo = - verandering staatsschuld

Emu tekort Nederland

Schuld Overheid

Voor en nadelen schuld Voordeel: Als het goed wordt gebruikt kan het later tot een hoger inkomen leiden Kan stabiliserend werken Nadeel: Last voor toekomstige generaties Crowding out effect:hogere rente

Verschillende gedachten overheidstekort Klassieken: overheid mag geen tekort hebben. Ze drukken particuliere investeringen weg Keynes: overheid moet in tijden van crisis tekorten creëren om de vraag te vergroten Laatste jaren: Trendmatige begrotingsnorm: Verandering van inkomsten vang je op door bij te lenen of af te lossen. Uitgaven tegenvallers moet je bezuinigen

Zalm norm:Stel je schat de groei van het NI komende 4 jaar in op 3%. Als de inkomsten tegenvallen of meevallen doe je niks. Tegenvallers of meevallers in de uitgavenkant compenseer je wel: Groei per jaar (gem 3%) UitgavenInkSaldo J1: 2%+4%  3% (bezuin)+ 2%Tekort J2: 4%+2%  3% (extra)+ 4%Overschot J3: 5%+1%  3% (extra)+ 5%Overschot J2: 1%+5%  3% (bezuin)+1%Tekort

Functies overheid Allocatiefunctie Stabilisatiefunctie (her)verdelingsfunctie

Doelstellingen economische politiek 1.Evenwichtige arbeidsmarkt 2.Prijsstabiliteit 3.Evenwichtige betalingsbalans 4.Rechtvaardige inkomensverdeling 5.Evenwichtige duurzame groei

Instrumenten economische politiek Belastingen Wetgeving Subsidies