OVERHEID
Vrije markteconomen klassieken: Vrije markteconomen: De prijs zorgt ervoor dat alle markten ruimen: al het aanbod wordt verkocht. Zij kijken dus alleen naar het aanbod. De overheid moet een kleine rol spelen
Keynes: In de jaren ’30 bracht de markt geen uitkomst en we belandde in een lange crisis. De economie zakte steeds verder af. Keynes zag het als taak van de overheid om de economie te stabiliseren. Hij keek naar de vraagkant
Marx: Dacht dat bedrijven steeds groter zouden worden en dat kapitaal in steeds minder handen zou komen. Dit zou uiteindelijk leiden tot een ineenstorting van het systeem.
Omvang collectieve sector
Nadelen grote collectieve sector 1.Verminderd keuzevrijheid 2.Hoge lasten: minder stimulans om meer te werken/produceren
Soorten goederen Collectieve goederen: Goederen waar je mensen niet van kan uitsluiten (dijken, defensie, rechtspraak) Quasi-Collectieve goederen: Individuele goederen die door de overheid worden gemaakt. Individuele goederen: Je kan aanwijzen wie er hoeveel gebruik van maakt en je kan mensen ervan uitsluiten
Collectieve lasten
Collectieve sector
6P30 6P30
Belastingen box 1 Stap 1: Bereken belastbaar inkomen: Bruto inkomen Aftrekposten – Bijtellingen + Belastbaar inkomen
Aftrekposten Arbeidsgerelateerde kosten: de reiskosten woon-werkverkeer.reiskosten hypotheekrenteaftrek. hypotheekrenteaftrek Buitengewone lasten: bijvoorbeeld hoge ziektekosten, studiekosten, kinderopvang. Buitengewone lasten Giften.
bijtellingen -Eigenwoning forfait -Lease-auto
Vervolgens ga je met schijven rekenen eerste schijf tweede schijf derde schijf vierde schijf € 0 tot en met € € tot en met € € tot en met € meer dan € ,7% 37,05% 50% 60% Bereken belastingen bij belastbaar inkomen van
Belastbaar bedrag € ,- schijf ,- x 35,7% = 2.427,60 over € ,- schijf ,- x 37,05% = 5.557,50 over € 8.200,- schijf ,- x 50% = 4.100,-- + over 0 belasting: ,10
Belasting
Aan het eind mag je de heffingskorting ervan afhalen: – =
BOX 3 30 procent van een fictief rendement van 4% oftewel 1,2 procent na aftrek van de vrijstelling
Nivellering: inkomensverschillen worden relatief kleiner Denivellering: inkomensverschillen worden relatief groter. Proportioneel: inkomensverschillen blijven relatief gelijk.
Nivellering/denivellering Iedereen betaalt 1000 euro belasting Iedereen betaalt 30% met een heffingskorting van euro
Sociale zekerheid
Kosten sociale zekerheid
Uitkeringen: soorten
Voor en nadelen uitkeringen Voordelen – Armoedebestrijding – Stabilisatie Nadelen – Hoge lasten/wig – Concurrentiepositie komt in gevaar – armoedeval
SALDI Begrotingssaldo=Inkomsten – uitgaven Financieringssaldo = begrotingssaldo + aflossing Financieringssaldo = inkomsten – uitgaven (excl. Afl.) Financieringssaldo = - verandering staatsschuld
Emu tekort Nederland
Schuld Overheid
Voor en nadelen schuld Voordeel: Als het goed wordt gebruikt kan het later tot een hoger inkomen leiden Kan stabiliserend werken Nadeel: Last voor toekomstige generaties Crowding out effect:hogere rente
Verschillende gedachten overheidstekort Klassieken: overheid mag geen tekort hebben. Ze drukken particuliere investeringen weg Keynes: overheid moet in tijden van crisis tekorten creëren om de vraag te vergroten Laatste jaren: Trendmatige begrotingsnorm: Verandering van inkomsten vang je op door bij te lenen of af te lossen. Uitgaven tegenvallers moet je bezuinigen
Zalm norm:Stel je schat de groei van het NI komende 4 jaar in op 3%. Als de inkomsten tegenvallen of meevallen doe je niks. Tegenvallers of meevallers in de uitgavenkant compenseer je wel: Groei per jaar (gem 3%) UitgavenInkSaldo J1: 2%+4% 3% (bezuin)+ 2%Tekort J2: 4%+2% 3% (extra)+ 4%Overschot J3: 5%+1% 3% (extra)+ 5%Overschot J2: 1%+5% 3% (bezuin)+1%Tekort
Functies overheid Allocatiefunctie Stabilisatiefunctie (her)verdelingsfunctie
Doelstellingen economische politiek 1.Evenwichtige arbeidsmarkt 2.Prijsstabiliteit 3.Evenwichtige betalingsbalans 4.Rechtvaardige inkomensverdeling 5.Evenwichtige duurzame groei
Instrumenten economische politiek Belastingen Wetgeving Subsidies