Oerproducent (bijv. de veehouder)

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Organisatiekunde.
Advertisements

niets is zeker, dát is zeker!
Het Eigen Vermogen. Het eigen vermogen is het geld dat de eigenaar zelf in zijn onderneming heeft gestoken. Het is een schuld, want de onderneming zou.
Hoofdstuk 2: Geld en ruil
Modellen Hoofdstuk 3.
H1 Basis Rekenvaardigheden
Nationale rekening DEEL 1 Productie meten.
De economische positie van EU-landen Crisis in de EU.
Nationale grootheden Klik om verder te gaan.
Opdracht: ‘Tel uit je winst’
Exploitatiebegroting
in de bovenbouw van HAVO en VWO
Regels economie: Geldbedragen ronden wij af op centen. Bijvoorbeeld €2,99 -> dus twee decimalen. Andere aantallen rond je af op één decimaal. Tenzij anders.
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Verkoopresultaat Niveau 3 Kerntaak 5 Blz. 63.
6.1 Wat wordt de prijs? Winkeliers mogen zelf weten voor welke prijs ze hun producten verkopen. Hoe berekenen ze die prijs? Wat hebben vraag en aanbod.
Hoe komen producten tot stand?
In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100: In het jaar 2012 kon je dit kopen voor €100: Koopkracht = Het geld wordt minder waard.
Economie VWO 3 Les 1 – Introductie Datum: Docent:
Inkomen Begrippen 1 t/m 5 Werkboek blz 5
Inkomen verdienen.
Productiemiddelen H8 B129 – B131 Stan & Boudewijn.
Modellen VWO 6.
Welvaart Hoofdstuk 2.
Economische kringloop
Goedemorgen H3b.
Les 3 opgave 11 t/m 15 Kennisvragen WERKBOEK blz 11.
Inkomen Begrippen + 6 t/m 10 Werkboek 6. 2 Begrippen Arbeidsverdeling Verdeling van het werk in een land.
Les 4 Inzichtvragen 1 t/m 3 WERKBOEK blz 15 en 16.
Boekje: Kopen en Werken Hoofdstuk 1:
HAVO 5: Groei en inkomen Hoofdstuk 1: De vorming van inkomen
Toegevoegde Waarde Productie = inkomen.
Hoofdstuk 3: Aan het werk
Wat moet je leren: Heel hoofdstuk 3, behalve paragraaf 5
Structuur Hoofdstuk 4.
Economische kringloop
Fase 1 Ken de (detail)handel
Investeringen Klik om verder te gaan. Hoe gebruik je deze uitleg? Je kunt in deze presentatie ‘bladeren’ door de pijltjestoetsen te gebruiken. Vooruit.
H.5 Winst en toegevoegde waarde
De Bedrijfskolom.
J. de Lange ECONOMIE HOE KUN JE DAT NOU MAKEN?. Inventarisatie: Productiefactoren Afschrijving Winstberekening Belangrijk PROGRAMMA:
Aantekeningen hfst 6.
De economische kringloop
Je hebt nu € ,00 op de bank staan van jouw privé rekening (ABN) Het is
Hoofdstuk 6 Productie.
Economische crisis Samenvatting. Hoofdstuk 1: kredietcrisis Huizen: – Om in te wonen (hypotheek – langdurige lening met onroerend goed als onderpand;
Economie.
Hoofdstuk 6 Productie en markt.
Lesbrief Verdienen en Uitgeven
Omzet-kosten-winst HAVO 3
3.1 PRODUCTIE.
Welkom Havo 5..
Welkom Havo 5..
Verdienen en Uitgeven Hoofdstuk 2.
Hst 4 Hoe wordt er gewerkt?
Toegevoegde Waarde 1 IntroFox.
Schaarste en welvaart Produceren en kiezen.
Welkom Havo 5..
BTW Wat is dat? Hoe werkt dat?.
Vmbo 2 economie Goede producten?
Consumenten/producenten/overheid
constante kosten, variabele kosten en marginale kosten
Economische kringloop
Nederland en de rest van de wereld
BASISREKENVAARDIGHEDEN
Extra uitleg H4 Domein Markten
BASISREKENVAARDIGHEDEN
- Wat heb ik aan geld, ik heb veel meer aan brood -
- Wat heb ik aan geld, ik heb veel meer aan brood -
Transcript van de presentatie:

Oerproducent (bijv. de veehouder) Wat was ook al weer een bedrijfskolom? Je kent vast nog wel de bedrijfskolom. Een bedrijfskolom geeft aan hoe een product vanaf de oerproducent (de eerste producent) via de daarop volgende producenten bij de consument terecht komt. Iedere producent wordt voorgesteld door een blokje (geleding of stadium genoemd) en de blokjes worden steeds onder elkaar geplaatst. Een voorbeeld: Oerproducent (bijv. de veehouder) Tweede producent (bijv. de slachterij) Winkelier (bijv. de slager) Consument In sommige boeken wordt de consument bij de bedrijfskolom gerekend en in andere weer niet. Dat verschil is niet zo belangrijk voor ons.

Wat gaan we met de bedrijfskolom doen? We gaan vanuit de bedrijfskolom bekijken hoe: - de totale productie in een land plaatsvindt (het BBP) - de economische kringloop plaatsvindt Om de vorming van het BBP te kunnen bepalen moeten we goed in de gaten houden hoeveel de productie is van iedere geleding van de bedrijfskolom. We beginnen met een eenvoudige bedrijfskolom voor brood. Vragen: 1 Wat is de definitie van een bedrijfskolom? 2 Weet je nog hoe je de groep bedrijven noemt die in dezelfde geleding van een bedrijfskolom zit?

De bedrijfskolom van brood Een landeigenaar verpacht zijn grond aan een graanboer. De landeigenaar vraagt hiervoor per jaar € 10.000. Dit is dan pacht die door de graanboer moet worden betaald. De productie (toegevoegde waarde) van de landeigenaar is dan € 10.000 per jaar. Makkelijk verdiend want hij hoeft er alleen maar zijn grond voor te verpachten. In de economie wordt het echter gezien als levering van de productiefactor natuur (de grond) en de beloning die je daarvoor krijgt, is pacht. In de bedrijfskolom van brood is de verpachting van de grond de eerste schakel (ook wel geleding genoemd). Vragen: 1 Met welke productiefactor begint de productie van brood? 2 Bedenk de volgende schakel in de productiekolom van brood. 3 Als de landeigenaar € 1.000 meer zou vragen én ook zou krijgen van de graanboer, neemt dan ook zijn productie met dat bedrag toe?

De eerste geleding De eerste geleding in de bedrijfskolom voor brood, kunnen we nu tekenen. Verpachten van grond € 10.000 Voor de graanboer zijn dit kosten maar voor de verpachter is dit inkomen. Als de graanboer later zijn graan gaat verkopen aan de broodfabriek zal hij deze kosten wel in rekening moeten brengen. Hij mag deze kosten echter niet als zijn productie zien want het is de ‘productie’ van de verpachter. Vragen: 1 Hoeveel inkomen is er inmiddels gevormd? 2 Wat zal in dit voorbeeld de tweede geleding worden van de bedrijfskolom?

Het tweede stadium van de bedrijfskolom De graanboer verkoopt zijn graan aan de broodfabriek voor € 50.000 De bedrijfskolom krijgt er nu een geleding bij. Verpachten van grond € 10.000 Productie van graan € 40.000 Vragen: 1 Hoe kan het dat de graanboer zijn graan verkoopt voor € 50.000 en zijn productie maar € 40.000 is? 2 Wat zal in dit voorbeeld de derde geleding worden van de bedrijfskolom? 3 Hoeveel is inmiddels de totale productie in de bedrijfskolom? 4 Hoeveel inkomen is er inmiddels verdiend?

De complete bedrijfskolom We maken nu de bedrijfskolom af. We maken het niet te ingewikkeld dus met niet al te veel tussenschakels. - De broodfabriek verkoopt het brood aan bakkers voor € 110.000 - De bakkers verkopen het brood voor € 130.000 door aan consumenten. Vraag: Maak nu eerst zelf de gehele bedrijfskolom af voordat je kijkt naar de oplossing. De oplossing: Heb je echt eerst zelf de bedrijfskolom getekend? Van antwoorden leer je niet veel. Van zelf doen wel. Antwoorden zijn alleen maar een controle waarmee je kunt zien of je het goed hebt gedaan.

Van oerproducent naar consument Verpachten van grond € 10.000 Productie van graan € 40.000 Productie van brood € 60.000 Distributie van brood € 20.000 Consument Vragen: 1 Hoeveel is de omzet geweest van de bakkers? 2 Hoeveel is de totale omzet geweest in de bedrijfskolom? 3 Hoeveel is de bijdrage van deze bedrijfskolom aan het BBP van het land? 4 Verklaar het grote verschil tussen productie en omzet in de bedrijfskolom.

De economische kringloop De productie in alle bedrijfskolommen in een economie wordt voorgesteld door ... de sector PRODUCTIEHUISHOUDINGEN. Het gaat dus om de productie van goederen (meubels, voedsel, auto’s) en de productie van diensten (transport, advocaten, verzekeringsmaatschappijen, banken). De productie vindt plaats met behulp van de productiefactoren: - kapitaal (machines, gebouwen, transportmiddelen) - arbeid (de werknemers ofwel arbeiders) - natuur (grond) - ondernemerschap (de inzet van een ondernemer die een bedrijf heeft) De productiefactoren zijn eigendom van de GEZINSHUISHOUDINGEN. (Met de sectoren overheid, buitenland en financiële instellingen houden we nu nog geen rekening.)

consumptie € 600 mld. BBP= € 600 mld. Inkomen = € 600 mld. rente huren loon pacht winst arbeid natuur kapitaal ondernemerschap De productie vindt plaats in de productiehuishoudingen en is in Nederland ± € 600 mld. De productie vindt plaats door de productiefactoren die van de gezinshuishoudingen zijn. De opbrengst van de productie gaat als beloning voor het gebruik van de productiefactoren naar de gezinshuishoudingen Met het inkomen kopen de gezinshuishoudingen de producten die zijn gemaakt: de consumptie.