Introductie tot het mentaal lexicon

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Spelling en Schrijven en formuleren hoofdstuk 1,2&3
Advertisements

Verantwoord volgen.. De woorden van een leider bepalen met hun regels het karakter, de sfeer en de mentaliteit van de groep Soms gaat dat fout, doordat.
Informatieavond 3 Groep 3.
Simultaan Tafelrondje
Binnen / Buitenkring Maak een binnen- en buitenkring
Tips voor een goede PowerPointpresentatie
Citeren, verwijzen, voetnoten, paginanummering … GIP
Klik op de app om de e-learningapplicatie te starten.
Schema en synthese van een zakelijke tekst
naamwoordelijk gezegde
Communicatie & Presentatie
Programmeren met Alice
Leesvaardigheid (ook te vinden op LaPlaza)
Duidelijk schrijven voor iedereen
Een lessenserie van drie lessen
Beroepsvaardigheden onderdeel van SBC
Media en creativiteit module 2 Identiteit Jaar 1.
MET DANK AAN COLLEGA’S IN DEN LANDE ! vee 2012
Cognitieve linguïstiek
WERKWOORDSPELLING Hoe doe je dat ?.
Stijl Extra uitleg 4 havo.
ASTRID GEUDENS HOOFDAUTEUR.
Trainingspresentatie
‘NLP Basiscursus Je ongekende vermogens’
QUIZ hoofdstuk 1.
Samenvatting Havo 5.
Samenvatten.
Samenvatten Klas 4A de Foorakker.
De dag vóór het examen Schrijf de data en uren waarop je examen moet doen op een groot vel papier en hang het goed zichtbaar op! Leg alles wat je voor.
Onze doelen en visie in beeld
Hoe gebruik je een woordenboek?
De onderzoekscyclus Oriënteren Richten Plannen Verzamelen
Tekstverklaring Hoe doe je dat?.
Module Waarnemen, observeren en rapporteren les 6. week 7
Woordjes leren.
WOENSDAG 16 MAART VRIJDAG 18 MAART NEDERLANDS. PROGRAMMA  15 minuten lezen uit het leesboek  Bespreken werkplanner  Nakijken opdracht 3 en 4 (lezen)
H3.6, Nieuwe kansen 1 Boek blz. 40 t/m 69, ca. 8 weken 4. Geboorte- verhalen Gaat over geboorteverhal en die iets laten zien van het nieuwe begin dat hun.
Hoe maak je een werkstuk? Begin op tijd!!. Kies een leuk onderwerp  Denk aan een hobby, sport, beroep, stad of onderwerp uit een van de lesboeken van.
Kennen en kunnen Wat je moet kennen en kunnen voor de SO Woordenschat H1 t/m H4 1. Woordraadstrategieën: -zoek een synoniem; -zoek een omschrijving of.
Centraal Examen Nederlands
Effecten van taal Onderzoek naar wat woorden, zinsconstructies en tekststructuren doen met de ontvanger.
SPELLING 1.3 *ALLE OF ALLEN? SOMMIGE OF SOMMIGEN? *ACCENTTEKENS.
Woordenschat Letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
Groep 4 Begrijpend lezen lezen
Semantiek week 4.
De vraag is je beste vriend
Meest voorkomende vragen bij examenteksten.
1. Wat gaan we vandaag doen ?
Semantiek week 3.
Meest voorkomende vragen bij examenteksten.
Groep 5 Begrijpend lezen lezen
Tweede bijeenkomst Jaar januari 2017.
Poëzie “Hoe breek ik een gedicht open?”.
Trappen van vergelijking Dan mij?…als ik?
Efficiënt en nauwkeurig leren werken
Tussenletters in samenstellingen
Efficiënt en nauwkeurig leren werken
Leesvaardigheid (ook te vinden op LaPlaza)
Trainingspresentatie
Hoe schrijf je een recensie?
Hoofdstuk 4 Schrijven en formuleren
Spreken en gesprekken 2.2 en 2.3 Schrijven 1.5 en 1.6 Grammatica 3.3
Trainingspresentatie
Interview verslag schrijven
M A R T X I W K U N E D S 2 G5 Gelijkheden © André Snijers.
Hoofdstuk 1 Taal en taalonderwijs
Pak je boeken! Paragraaf 3.4!
Taal en Theorie les 3.4 Wat kan er misgaan bij het spreken, verstaan en lezen? Het proces van spreken Het proces van verstaan Afasie Dyslexie.
Hoofdstuk 5 Taalverzorging
STUDIEHULP VOOR SCHOLIEREN DEEL 1 Beter Leren
Transcript van de presentatie:

Introductie tot het mentaal lexicon Een web van woorden

Het mentaal lexicon van de hersenen (1) Een team van de K.U. Leuven onderzocht meer dan 45.000 woorden bij een studie over woordassociaties. Welke drie woorden associeer jij spontaan met tien willekeurig uit het onderzoek geselecteerde woorden? Het mentaal lexicon van de hersenen (1)

Mijn eigen associaties Pluche Groen Voetbal Deodorant Film Aap Aardbei Gezelschapsspel Meisje Bier Mijn eigen associaties

Het mentaal lexicon van de hersenen (2) Vergelijk in een klasgesprek de associaties die je gemaakt hebt. Noteer telkens de drie geassocieerde woorden die het vaakst in je klas voorkomen. Welke conclusies trek je? Het mentaal lexicon van de hersenen (2)

De associaties in de klas Pluche Groen Voetbal Deodorant Film Aap Aardbei Gezelschapsspel Meisje Bier De associaties in de klas

Een netwerk van associaties (1) Lees de tekst “Een netwerk van associaties” in je basisboek en beantwoord de vragen. Hoe ontstaat een netwerk van associaties? Welke typische woorden vervullen de functie van hub? Hoe verliep het onderzoek en hoe werden de resultaten verwerkt? Waarom zijn vroeg geleerde woorden belangrijk in de uitbouw van een mentaal lexicon? Een netwerk van associaties (1)

Een netwerk van associaties (2) Werk in duo’s en vat om de beurt het artikel “Een netwerk van associaties” mondeling samen. Gebruik de volgende woorden als stapstenen: netwerk – small world – hub – onderzoekers – symmetrisch – evolueren – eerste informatie. Wie samenvat maakt de oefening zonder het artikel te raadplegen. Wie luistert heeft wel het artikel voor zich en geeft achteraf feedback op de samenvatting aan de hand van de tabel. Een netwerk van associaties (2)

Onvoldoende Voldoende Goed Zeer goed De samenvatting was volledig. De opgegeven woorden werden als stapstenen gebruikt. De samenvatting was duidelijk. De samenvatting was vlot verwoord. Aandachtspunt bij een volgende oefening in samenvatten: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Teken een woordveld van minimum 10 woorden rond het woord ‘maaltijden’. Woordvelden (1)

Woordvelden vertonen vaak een hiërarchie Woordvelden vertonen vaak een hiërarchie. Vul de tien onderstaande woorden in op hun gepaste plaats: jeans – kledingstuk – rok – T-shirt – legging – minirok – broek – hemd – wikkelrok – trui. Hyperoniem Basisniveau Hyponiem Hyponiem: woord dat met andere onder een meer algemeen begrip gevat kan worden. (‘Bank’, ‘stoel’ en ‘tafel’ zijn hyponiemen van ‘meubel’.) Hyperoniem: woord waarvan de betekenis die van een ander woord insluit. (bv. ‘Paard’ is het hyperoniem van ‘hengst’.) Woordvelden (2)

Woordvelden hebben vaak ook een ‘registerlading’ Woordvelden hebben vaak ook een ‘registerlading’. Bij ‘lachen, grinniken, giechelen, schateren’ heeft het woord lachen de minste registerlading, omdat het woord in verschillende contexten gebruikt kan worden. Wanneer gebruik je de andere vermelde varianten? Register: niveau of stijl van taalgebruik, passend voor een bepaald aantal situaties. Registerlading

Om het ‘woordenboek in ons hoofd’ te onderscheiden van een ‘gewoon’ woordenboek en om te benadrukken dat het gaat om een individueel kennissysteem, gebruiken taalkundigen en psychologen de term mentaal lexicon. In een mentaal lexicon zijn de woorden in een netwerk van associaties met elkaar verbonden. In dit associatienetwerk zijn er knooppunten of hubs waarrond woordvelden (woorden die semantisch, formeel of functioneel bij elkaar horen) groeien. Mentaal lexicon (1)

Woordvelden ontstaan op basis van relaties Woordvelden ontstaan op basis van relaties. Die relaties hebben onder meer te maken met: Gelijke betekenis, maar verschillende vormen: synoniemen Tegengestelde betekenissen: antoniemen Gelijke vormen met volledig verschillende betekenis: homoniemen Gelijke vormen met verschillende verwante betekenissen: polysemie Mentaal lexicon (2)

De woorden in ons hoofd zijn ook hiërarchisch geordend in hoofd- en subcategorieën. ‘Vink’ is bijvoorbeeld een subcategorie (onderliggend begrip of hyponiem) van ‘vogel’, terwijl ‘vink’ zelf een hoofdcategorie (bovenliggend begrip of hyperoniem) is van bijvoorbeeld ‘appelvink’. Bij woorden met een hiërarchische structuur worden de woorden op basisniveau het eerst geleerd (bv. rok) en de meer algemene (bv. kledingstuk) of meer specifieke (bv. minirok) pas later. Mentaal lexicon (3)

Opdracht Woordassociaties (1) Rond de jaren 50 van de vorige eeuw schreven veel dichters soms erg associatieve, eerder moeilijke poëzie. Zet een van de volgende woorden centraal op je blad: wolk, slang, groen. Maak een associatieve woordspin rond dit woord en associeer dan weer verder op de nieuwe woorden. Opdracht Woordassociaties (1)

Opdracht Woordassociaties (2) Probeer nu op basis van je woordspin een associatief gedicht te schrijven. Schrijf korte zinnen of gebruik zelfs gewoon bijvoeglijke of zelfstandige naamwoorden. Ga zeker niet rijmen. Opdracht Woordassociaties (2)

Homoniemen zijn gelijkluidende woorden met dezelfde vorm, maar met verschillende betekenis, berustend op een verschillende etymologische oorsprong. Een paar voorbeelden: Griet, licht, dom, beuk, draagbaar, arm. Geef de verschillende betekenissen van deze woorden. Geef nog andere voorbeelden van homoniemen. Hoe kan je humoristisch zijn aan de hand van homonymie? Geef een voorbeeld. Homoniemen

Homonymie en polysemie worden vaak verward Homonymie en polysemie worden vaak verward. Leg aan de hand van enkele voorbeelden het verschil uit tussen beide begrippen. Probeer een definitie te geven van polysemie. Polysemie: verschijnsel dat een woord meerdere verwante betekenissen heeft Polysemie

Het mentaal lexicon maakt deel uit van ons langetermijngeheugen Het mentaal lexicon maakt deel uit van ons langetermijngeheugen. Van elk woord zijn in het mentaal lexicon verschillende eigenschappen opgeslagen: Fonologische identiteit (klank en uitspraak) Morfologische identiteit (opbouw van een woord) Semantische identiteit (betekenis) Syntactische identiteit (woorden in zinnen) Orthografische identiteit (spelling) Woord-identiteit

Probeer van de volgende woorden de verschillende eigenschappen op te sommen: Zwemmen Mooi Sleutelgat Opdracht