Het klassieke model van James Fowler (Emory University, U.S.A.)

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Hoe operationaliseer je dit vanuit de ontwikkelingspsychologie?
Advertisements

Een katholieke school is geen school van gelovigen, maar een school door gelovigen gedragen. Een katholieke school herken je aan haar ‘open deuren’. Ieder.
Zorg voor autonomie van ouderen met een psychiatrische achtergrond in het verzorgingstehuis Lambert Liza.
Gekoesterde kwetsbaarheid als professionele deugd
De theoretische cultuur (4) De moderne tijd: van betekenis naar structuur, van ethisch naar wetenschappelijk.
“Een reis naar Licht”.
Precht 2 Blz 53 t/m 101.
EDO in het basisonderwijs Educatie voor Duurzame Ontwikkeling in het onderwijs Brussel, 20 januari 2009 Marleen Wouters, Departement Onderwijs en Vorming.
Respectvolle bejegening
Altijd heen en weer. Het wereldbeeld van kinderen met gescheiden ouders. Machteld Reynaert.
Samen bouwen aan zelfvertrouwen
Identiteit is geen kwestie van kiezen, maar van delen. SOPOW, 31 oktober 2012 Vereniging Openbaar Onderwijs.
Opvoeden in de puberteit
Ethiek Waarden & normen kritisch bekeken Welkom!.
“Wat is waarheid en hoe kunnen wij die kennen?”
Termen Sterke waardering= persoonlijke keuzes die iemand maakt en die zijn andere waardering richting geven (maatstaf) blz40 Hyperwaarde= cultureel bepaalde.
Pastoraal op school.
Taken, functie en beroep (hfdst.8)
Inhoud van deze synthese :
hoe autismevriendelijk ben ik
Jean Piaget Programma’s hebben een grote effectiviteit als die in het basisonderwijs rekening houden met de ontwikkelingsfasen van Piaget (hattie, 2010)
Het belang en functie van spel
Over het psychoanalytische psychotherapie bij senioren
Onderwijs en democatisch burgerschap
De eerste fasen van de semiotische evolutie van cultuur
Voorstelling 6de leerjaar
Ouderavond Kindcentrum De Schutsluis 7 februari 2012.
TEGENSTEMMEN EN WEERBAARHEID
Het opleidingsprofiel:
Hoe kunnen wij kunst benaderen in een ‘geglobaliseerde’ cultuureducatie? Lucy Cotter 2012.
Contextueel kijken naar kinderen in nieuw samengestelde gezinnen
MENSELIJKE ONTWIKKELING OUDER-KIND RELATIE 0 – 3 JAAR
Existentialisme – stap voor stap
Werelden overbruggen. Kinderen en scheiding.
Hoofdstuk 9: Tussenmenselijke relaties
Prof.dr. Micha de Winter Universiteit Utrecht
Sociologie Cultuur en Context J1.3. Bezetting Maagdenhuis Jeugd en muziek.
Sociologie Cultuur en Context J /3 college 1: vrijheid 18/3 college 2: gemeenschap 25/4 college 3: ‘back to the sixties’? Sociologie.
MEDIATHEORIE Karlijn Goossen, 2015.
Week 7 Twee weken over de sociale ontwikkeling : de ontwikkeling van het individu in relatie tot de sociale omgeving Interactie met anderen, mensen reageren.
Week 2 jongeren,peergroup en als het even anders gaat
Pedagogische theorieën
1 Sociologie en Diversiteit hoorcollege 3 Harrie Manders
Les 5 Twee weken over de sociale ontwikkeling : de ontwikkeling van het individu in relatie tot de sociale omgeving Interactie met anderen, mensen reageren.
Week 2.  Theoretische inleiding vaardigheden  Bespreken van de verdiepende leervraag  Oefenen met vaardigheden  Laatste uur: zelfstandig oefenen.
Levensbeschouwing Christendom (Ikos).
Levensbeschouwing Christendom (Ikos). Levensbeschouwelijke lijn Actieve pluriformiteit HumanismeIslamChristendomFilosofie.
Jeugdcultuur Week 2 jongeren,peergroup en als het even anders gaat.
Levensbeschouwelijk leren
SPH voltijd Ethiek 2: Verantwoording Werkcollege 7 kwartaal 3: Visiestukken, beroepscode en competentieprofiel SPH Corstin Dieterich L
Levensbeschouwing Christendom (Icbo). Module 1 Introductie Informatie op 5 lessen: 21 februari, 7, 21, 28 maart,
Sociologie en Diversiteit hoorcollege 4
Levensbeschouwing Christendom (Icbo). ICBO Introductie Christendom voor het Basisonderwijs Kinderen nemen hun religie mee Deel van de lesstof (geestelijke.
Levensbeschouwing Christendom (Icbo). ICBO Introductie Christendom voor het Basisonderwijs Kinderen nemen hun religie mee Deel van de lesstof (geestelijke.
Opgroeien adolescent Les 2 schpa. Programma les Bespreken opdracht 1 Theorie behandelen Subgroepen sociologen.
Beroepshouding en beroepscode
Wat reist er met je mee !? Over reflecteren op jouw professionele identiteit.
Van bovenbouwer naar brugpieper … en de rol van ouders in deze fase.
Wat is een Theory of Change? ‘Iedere interventie is gebaseerd op veronderstellingen over wat die interventie teweeg zal brengen’ Het plaatje: welke interventie.
Nestkleven in Hotel Mama: Wanneer ouders en bijna-volwassen kinderen samen onder één dak leven ‘Zoals het klokje thuis tikt’ Studiedag 13 mei 2016 Evie.
Universiteit Derde Leeftijd Geel – 15 november 2011.
Handelingsgericht werken OGP Bk03 Hans van Doremalen Marion Steegh.
Culturele diversiteit
§ 1.1 Identiteit Identiteit is het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt.
Ugent, Vakgroep Sociaal Werk en Sociale Pedagogiek
Politieke socialisatie Politieke institutie Sociale institutie
Els Enhus 25/12/2018 | pag. 1.
it’s about learning to dance in the rain’
JEUGDzorg - voor wie?.
Havo lesboek deel 1 ~ Hoofdstuk 1
Transcript van de presentatie:

Het klassieke model van James Fowler (Emory University, U.S.A.) Geloofsontwikkeling Het klassieke model van James Fowler (Emory University, U.S.A.) Stages of Faith: The Psychology of Human Development and the Quest for Meaning (1981) Becoming Adult, Becoming Christian: Adult Development and Christian Faith (1984) To See the Kingdom: The Theological Vision of H. Richard Niebuhr (1985) Faith Development and Pastoral Care (1987) Weaving the New Creation: Stages of Faith and the Public Church (1991) Faithful Change: The Personal and Public Challenges of Postmodern Life (1996)

Faith Development-model Cognitieve ontwikkeling (Piaget) Morele ontwikkeling (Kohlberg) Ontwikkeling van de existentiële zingeving (faith development) (Fowler) Faith als religieus gegeven Faith als niet-religieus gegeven

Faith Zingeving: ‘wijze waarop mensen proberen coherentie te vinden in en betekenis te verlenen aan de uiteenlopende krachtenvelden en relaties die hun leven uitmaken’ Zingeving: ‘constructie van het zelfbeeld en van de anderen, het wereldbeeld en het beeld van de uiteindelijke werkelijkheid’

Faith development De structurele dimensies van de ontwikkelingsstadia: Intelligentie (cognitieve ontwikkeling) Perspectiefnemen (zich in andermans standpunt kunnen verplaatsen) Moreel oordeel (morele argumentatiestructuur) Grenzen/structuur van het sociaal bewustzijn (rol van referentiegroepen) Situering van gezag (logic of conviction) Structuur van het wereldbeeld (kritische reflectie op de coherentie van het eigen wereldbeeld) Symboliseringscompetentie (hoe gaan mensen om met symbolen, rituelen, mythen, metaforen, etc.)

Faith development Zes verschillende stadia op basis van empirisch onderzoek Overgang tussen de stadia door crisiservaringen die het evenwicht dat men in een bepaald stadium verworven heeft, laat verloren gaan Crisissen leiden tot nieuwe patronen van zingeving of tot ontwrichting en regressie Geen automatische overgang van de ene fase naar de andere bij een bepaalde leeftijd, biologische rijpheid of psychologische ontwikkeling Verhouding tussen de fasen: eerder inclusie dan substitutie

Stages of Faith 0. Undifferentiated faith 0 tot 2 jaar: Voortalige fase Onbewuste ontwikkeling van een bepaalde gezindheid tegenover de wereld Geen scheiding tussen ik en de ander, ik en de wereld (geen objectieve werkelijkheid) Ervaren vertrouwen, hoop, aanmoediging, autonomie bepalen de kwaliteit van de verdere evolutie Overgang: convergentie taal en denken en de mogelijkheid symbolen te gebruiken

1. Intuitive-Projective Faith 2 tot 6/7 jaar Centraal: fantasieleven en imitatie Verbeelding wordt niet beperkt door logisch denken Grote invloed door gedragingen en verhalen van significante volwassenen Centrale plaats van de waarneming en impulsiviteit Gevaar van verschrikking of morele indoctrinatie

2. Mythic-Literal Faith 6-12 jaar: zingeving door middel van letterlijk geïnterpreteerde verhalen Concreet-letterlijke cognitieve en morele denken Concrete en letterlijke verhalen geven samenhangen en waarde aan de werkelijkheid Grote rol van de leerkracht Grote gevoeligheid voor symbolisch en dramatisch materiaal Geen afstand van of reflectie op verhalen

Mythisch-letterlijk denken: Centrale plaats van het eigenbelang Do ut des ook in relatie met ultieme werkelijkheid Ontbreken van het besef van een eigen innerlijkheid Onvermogen zich in te leven in de innerlijkheid van de andere ‘Imperialistisch’: ingebed in de eigen behoeftes, wensen en belangen als filters voor de waarneming en interpretatie van de werkelijkheid

3. Synthetic-Conventional Faith Op conventionele synthesen gerichte zingeving, in het bijzonder gedurende de puberteit en beginnende adolescentie In staat afstand te nemen van het concrete verhaal en reflecteren op de eigen ervaring en het eigen denken Constructie van een verhaal over de eigen ontwikkeling en identiteit Nood aan ‘spiegels’ (ogen en oren van vertrouwelingen) om de eigen ontwikkeling in weerspiegeld te zien Vermogen tot perspectiefnemen: I see you seeing me, I see you seeing me seeing you

Synthetisch-conventionele fase Uitbereiding van de leefwereld en sociale omgeving Grote stroom van informatie en indrukken Ontwikkeling van een oriëntatiesysteem Overname en combinatie van ideeën en waarden van identificatiefiguren en peer groups (grootste gemene deler) Conformisme: zichzelf afstemmen op de verwachtingen en oordelen van significante anderen en weinig ruimte voor autonomie over de eigen innerlijkheid (‘the tyranny of the they’) Het ‘interpersoonlijke zelf’

Ontbreken van systeembewustzijn: vermogen om te onderkennen dat sociaal-culturele en politiek-economische factoren een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van levensovertuigingen Combinatie van waarden en normen die met bepaalde sociale conventies zijn meegegeven Weinig diepgang en onterechte generaliseringen Tegenspraken genegeerd of gerelativeerd Stilzwijgend aangenomen zingevingssysteem Waarden berusten op significante anderen en worden intuïtief aangevoeld, eerder dan beargumenteerd

‘Niet de vis ontdekte eerst het water’ (Santayana) Jongeren kiezen niet zelf waarden en visies, maar omgekeerd: via significante anderen hebben de waarden, visies en zelfbeelden hen uitgekozen Impliciete, gevoelsmatige en interpersoonlijke constructie van het wereldbeeld Het transcendente wordt gemodelleerd naar de ervaringen uit de interpersoonlijke sfeer (God als vriend, partner, ultieme garantie voor de eigen diepgang of waardigheid, compensatie voor de frustraties in de interpersoonlijke omgang, persoonlijke lijdenservaringen) Symbool en gesymboliseerde worden nog niet reflectief van elkaar gescheiden: sterke affectieve bezetting van de symbolen

Tussen fase drie en vier Overgangsfase: tegenspraken tussen gezagsbronnen, wijzigingen in beleid of rituelen, verlaten van ouderlijk huis (emotioneel of effectief), kritische reflectie door confrontatie met andere ervaringen en standpunten

4. Individuative-Reflective Faith Late adolescentie, volwassenheid, vaak pas op de leeftijd van 35 tot 40 jaar, of helemaal niet Zingeving waarin autonomie en reflectie centraal staan Autonome-reflectieve zingeving Verantwoordelijkheid dragen voor eigen levensstijl binnen vele spanningen: individu-groep, emotie-verstand, zelfrealisatie-altruïsme In plaats van afgeleide, nu een persoonlijke identiteit, die niet langer afgeleid wordt van de rollen die men vervult en de betekenissen die men heeft in de ogen van de ander

Geïndividualiseerd-reflectief geloof Realisatie van een eigen, bewuste levensbeschouwing: intern consistent en afgebakend zingevingskader als beoordelings- en interpretatieperspectief van de werkelijkheid Ontmythologiserende vertaling van symbolen in conceptuele betekenissen Kritische reflectie op eigen identiteit en identiteit van de andere Zoeken naar ideologische medestanders en lidmaatschap van gekozen groep Internalisatie van het gezag Symbolen vervangen door rationele kennis, weinig affectief

Overgang vierde naar vijfde stadium Ervaring van gevoel van onrust dat niet langer kan gestild worden door expliciete opvattingen en zelfbeeld Anarchistisch en verwarrend aandoende innerlijke stemmen Middle life crisis of levenswending: confrontatie van het zelfverzekerde ik met eenzaamheid, eigen kwetsbaarheid, grenzen aan intimiteit Besef van steriliteit van het eigen zingevingssysteem Deconstructie van het netjes opgebouwde zingevingssysteem Erkenning dat het leven veel complexer is dan de logica van het vierde stadium met haar duidelijke distincties en abstracte concepten als aanzet tot meer dialectische en multidimensionele benadering van de levenswaarheid

5. Conjunctive faith 2° levenshelft: zingeving waarin integratie centraal staat Coincidentia oppositorum (Nicolaas van Cusa): hereniging van wat voordien gescheiden was Stap voor stap loslaten van de opgebouwde duidelijkheid Epistemologische nederigheid Kritische erkenning van het sociaal onbewuste (diepgewortelde, onbewuste mythen, ideaalbeelden, vooroordelen binnen het eigen zelfsysteem die teruggaan op de eigen opvoeding, klasse, traditie, etnie, etc.) Ontwikkeling van een inter-individueel zelf (tussen individuatie en solidariteit met de vreemdeling)

Geïntegreerd geloof Voldoende eigenwaarde opgebouwd om te kunnen relativeren inzake eigen opvattingen Meer ruimte voor perspectieven van anderen en andere geloofsopvattingen Continue dialoog, fenomenologische reflectie Bewustzijn beperktheid van elke werkelijkheidsvisie Nieuwe openheid voor mysterie van het bestaan Accepteren van paradoxen Integratie van gevoel en verstand Nieuwe gevoeligheid voor symbooltaal: samenvoegen van meerdere betekenislagen in het symbool Blijvende spanning tussen loyaliteit aan eigen persoon, gezin of instelling en rechtvaardigheidsstreven dat zich niet meer laat binden door klasse, religie of natie

6. Universalizing Faith Zeer zeldzaam: op universaliteit gerichte zingeving ‘Kwalitatieve omslag’: radicale relativering van zichzelf en opoffering voor het welzijn van anderen ‘Subversieve’ persoonlijkheden: belangrijk vinden wat anderen onbelangrijk vinden (Moeder Theresa) Radicale identificatie met het leven van mensen wiens toekomst geblokkeerd is God-grounded leven: hartstochtelijk streven naar een rechtvaardige wereld die men niet verzonnen heeft, maar die in overeenstemming is met de goddelijke wil

Samenvatting HETERONOME ZINGEVING 1° fase: intuïtie: fantasie en projectie (machtscentrum: ouders) [ik ben mijn impuls] 2° fase: concreet-narratief (machtscentrum: regels en tradities, school) [ik ben mijn noden] 3° fase: synthetiserend-conventioneel (machtscentrum: peer group) [jij bent mijn spiegel] AUTONOMIE 4° fase: reflectief (machtscentrum: het zelf) [ik ben] INTERSUBJECTIVITEIT 5° fase: dialogisch (machtscentrum: waarheid) [wij zijn] 6° fase: universalistisch (machtscentrum: God) [God is]

Pre-school: Faith is imitated (parents as authority) School years: Faith is learned: marked by collecting information, concrete thinkers, joiners, learners, ritualists (teachers as authority) Adolescence (age 13+): Faith by assent: abstract, conceptional thinkers, theorizers, idealistic, visionary, romantic,inconsistent, vulnerable, “they say,” borrowers of beliefs, yearning for approval, admired others (peers as authority) Young adulthood (if ever): faith is self-constructed: searching, questioning, doubting, exploring, defining, theologizing, debating, clarifying, boundary-building (self as authority) Mid-life and beyond (if ever): faith is expansive: poetic; mythic; tolerant of ambiguity, mystery, paradox; searching for reconnections with formerly disavowed traditions, welcoming of all human expressions of faith in Ultimacy, interdependence (creative interchange as authority) Very mature adult (if ever): faith is universal: saints unified, integrating, totally encompassing faith, faith is life-connecting (God as authority)

Kritische vragen en bedenkingen 1. Inhoudsloze, functionalistische definitie van zingeving doet onrecht aan de geloofsparticulariteit (‘ultieme werkelijkheid’); definieert geloof zo breed dat het ongeloof de facto verdwijnt  2. Geloofsgroei in verschillende stadia: normatief? Typisch verlichtingsdenken: abstracte boven concrete, formele boven symbolische Typisch mannelijke benadering: dominantie van de – mannelijke – autonomie en individualisme

Kritische vragen Deterministisch: maakt dit de uniciteit van de geloofsgroei niet kapot? Elitair: wat men mensen, sociale milieus en andere (‘primitieve’) culturen die niet zover geraken in hun geloofsgroei? Idealistisch: weinig aandacht voor stagnaties, fixaties, neurotische ontwikkelingen, regressies, etc. Gevaar van waardeoordeel over bepaalde geloofsstadia: enerzijds: elk stadium is in een bepaald opzicht ook een verlies (bijv. verlies van de eerste naïviteit), anderzijds: nood aan historisch bewustzijn (in de hedendaagse samenleving is geen geloof meer mogelijk zonder een stadium van kritische distantie ten aanzien van het traditionele geloofsaanbod)