Ontluikende schooltaalvaardigheid

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Redekundig ontleden Over waarom, wat en hoe....
Advertisements

Dag 12. Dag 12 Dag 12 van het dagboek Hallootjes, Hoe is het bij jullie? Ik hoop dat jullie je een beetje beter voelen dan wij hier. Want het is toch.
Praten met kinderen over de wereld !
De schaduw van Jan Harrie Geelen Querido.
Gesprekjes….
Cursus1 thema gevoelens. Verhaal:
Een ontroerend verhaal met een sterke boodschap !!!
De Vrouw Toen God De Vrouw schiep was hij op de zesde dag nog laat aan het werk. Een engel kwam langs en zei: “Waarom duurt het maken van deze zo lang?”
De regen Celine Dion ‘Prayer’.
Wat is er met mijn mama? Informatie over de ziekte ALS bedoeld voor kinderen op de basisschool. (Met nadruk bedoeld om samen met uw kind door te nemen)
Toen God “de vrouw” maakte, was hij al 6 dagen aan’t overwerken.
Een vrouw te zijn.
Niet echt maar mama zei dat ik naar school moest *hoest* *hoest*
Werkwoorden d t dt.
Cursus 1 het verhaal: “De nieuwe rok” “Sem en Igor in de speeltuin”
BEWEGING – BASIS ALGEBRA
Neem een hond!!. •Zoek je iemand, die je krant brengt zonder eerst de sportpagina er uit te scheuren
Uitleg lijdend voorwerp (lv)
Dag 2. Dag 2 Dag 2 van het dagboek Aloha allemaal, Zo daar ben ik weer. Hoe gaat het met jullie? Zijn jullie al benieuwd naar wat ik vandaag allemaal.
Woorden en tijd.....
De Slippertjes.
Met 30% korting! Dus nu voor 50 euro!
DAT IS HET ! Joep was zo’n figuur, waar je echt helemaal gek van kon worden. Hij was altijd goed gehumeurd en had altijd iets positiefs te melden. Als.
Veilig Internet Geef antwoord op de vragen en ontdek of jij veilig gebruik maakt van het internet!
Deze Tantra komt uit het noorden van Indië, of je nu bijgelovig bent of niet. Neem toch een paar minuten de tijd. Ze bevat sommige boodschappen die goed.
De mayonaisepot en de koffie
Schoolplein Rachelle Lisa Chantal Xian Leroy.
"Wat ga je later worden, Jantje. " vraagt moeder. "Vuilnisman
digitale verkeerskrant van Rilland
Sinterklaas is verdwenen nergens te vinden nergens te zien Nam hij de benen, is hij hem geknepen, weggewaaid misschien?
Gedachten bij het ouder worden.
Olle en de windmolens.
Dag 3. Dag 3 Hallo jongens en meisjes, Dag 3 van het dagboek Hallo jongens en meisjes, Daar ben ik weer. En hoe is het bij jullie? Zijn jullie al bezig.
KOMMAGEBRUIK.
Mannen, dit is de truc ! Jan wordt op een morgen wakker met een enorme kater. Hij kan nauwelijks zijn ogen open houden. Het eerste wat hij ziet is een glas.
En zou Power Po(i)ntje niet zijn om er
Vondeling Hoe ziet een poezenleven er zoal uit?. Dit hier lijkt mij wel een leuk plekje om te wonen!
Waarom kijkt een ambtenaar thuis niet uit de ramen? Omdat hij anders op zijn werk niets meer te doen heeft.
Mijn hobby: is over cultuur van Ethiopië
De Tijger.
WELKOM OP TOV!.
Waarom kijkt een ambtenaar thuis niet uit de ramen?
Voorbereiding post 3 Even schrikken Groep 7-8.
o ja, de laatste vakantie was wat dat betreft interessant omdat we alleen op wrakken gedoken hebben.
we moesten de auto nog afgeven, dus daar hadden we ook al een probleem, van ja, waar dan te slapen.
Interpreteren van data
Welke keuze maak jij voor jezelf?
Groep 3a praat en werkt over de slak.
Rekenen groep 4.
Mijn verjaardag..
Kirti Zeijlmans MSc Rijksuniversiteit Groningen Voor meer informatie:
Les 3: Verkeer TOETS.
Lesmateriaal van: Kind en Hond Lesmateriaal van: © Tinley 2013.
Ernesto Cortazar “Eternal Love Affair”
Mondeling Nederlands nieuw het verhaal
LES 3 LESMODULE LAAGGELETTERDHEID
Vrouwen van Nederland Neem een hond!!!.
Uitleg persoonsvorm (pv)
Fantasie Gemaakt door Kristie!.
Marleen loopt met de tijd mee Tekeningen en tekst: Dick de Jong.
Verstoppertje spelen in het bos
EEN KIJKJE BIJ DE KLEUTERS! Een dagje in onze klas!
Ik ben 10 jaar Ja ik ga vandaag voor het eerst naar de heksen school. Het is ver lopen maar later kan ik vliegen en hoef ik niet meer te lopen. En later.
Gemaakt door Roos de Boer ylia lijkt een gewoon meisje. Maar eigenlijk niet want ze woont bij een heel heksenvolk. Maar ylia is nog geen heks. Maar dat.
Met een gebogen hoofd zit Carmen aan tafel met haar boek. Met een moeilijk gezicht kijkt ze naar de opdrachten voor zich. Over een paar weken is haar.
 Bepaald?  Bepaald:De het  Bepaald: de het  Onbepaald?
Hoi allemaal, ik zit achter de computer. Opa is jarig en ik wil hem feliciteren. Ik ga hem bellen via Skype.
‘Tot morgen. ’ roept de juf
Het is winter. In het park bij het bos is het koud.
Over het gebruik van schooltaal in de onderbouw van de basisschool
Transcript van de presentatie:

Ontluikende schooltaalvaardigheid Paul Leseman i.s.m. DASH-onderzoeksgroep

tlapa poeder sneeuw tlacringit sneeuw die aan de oppervlakte krokant is kayi stuif sneeuw tlapat verstilde sneeuw klin sneeuw die we ons herinneren naklin sneeuw die we vergeten tlamo sneeuw die in grote natte vlokken neervalt tlatim sneeuw die in kleine natte vlokken neervalt tlaslo sneeuw die traag valt tlapinti sneeuw die snel valt kripya sneeuw die eerst gesmolten is en toen bevroren tliyel sneeuw met sporen van wolven tliyelin sneeuw met sporen van eskimo’s blotla opwaaiende sneeuw pactla sneeuw die opeengepakt is hiryla sneeuw in baarden waaruit het water smelt tlayinq sneeuw vermengd met modder quinaya sneeuw vermengd met Husky poep quinyaya sneeuw vermengd met de poep van de leiderhond slimtla sneeuw die bovenop krokant, maar onder heel zacht is kriplyana sneeuw die in de ochtend een blauwe schijn heeft

industrie economie politiek

Een kat …. Paradigmatisch Syntagmatisch Subjectief, ideosyncratisch Hiërarchische dummy Hiërarchische taxonomie Hiërarchische partonomie Syntagmatisch Thematische, episodische betekenis Perceptuele relatie Associatieve betekenis Subjectief, ideosyncratisch Is een ding met een vacht. Is een zoogdier met vier poten. Behoort tot de familie van de kat-achtigen. Kan een Cyperse kat of Siamese kat zijn. Heeft een kop, een staart, …. Zie je vaak in de buurt van muizen. Lijkt op een kleine hond. Is klein en zwart. Krabt, zit graag op je schoot. Vind ik eng. Is een lief zacht troeteltje.

Nog een illustratie Mijn achtertuin (a) Mijn achtertuin (b) Ik zie allemaal katten in de tuin. De tuin is daar (wijst). De katten zijn overal. Ze zijn heel mager en hebben allemaal wonden. De katten zijn niet van de buren. Ze zijn van niemand. Ik zie de boom en ik ruik de bloesem. Het is een kersenboom. Ik hou van de lente en ik hou van het lekkere weer. Ik zit graag in mijn luie stoel. Die staat onder de boom. Maar nu zit niet graag in mijn tuin. Met dank aan de katten! Mijn achtertuin (b) Mijn achtertuin wordt overspoeld door magere zwerfkatten. Hoewel het nu lente is, belemmeren de katten mij om van het lekkere weer te genieten in mijn luie stoel onder de bloeiende kersenboom.

‘Schooltaalregister’ Context Wat wil je zeggen? Tegen wie? Hoe, in welke vorm? Register Speciale woordenschatten Grammaticale middelen Strategieën tekstopbouw Taalkeuzen Woordniveau Zinsbouw Tekststructuur

‘Schooltaalregister’ Context Wat wil je zeggen? Tegen wie? Hoe, in welke vorm? Register Speciale woordenschatten Grammaticale middelen Strategieën tekstopbouw Taalkeuzen Woordniveau Zinsbouw Tekststructuur

Taal en denken Jan heeft vijftien appels. Jan geeft Piet zeven appels. Hoeveel appels heeft Jan dan nog over? Jan heeft vijftien appels. Piet krijgt zeven appels van Jan. Hoeveel appels heeft Jan dan nog over? 15 – 7 = ?

Probleem #: De Fietstocht Taal probleem Reken probleem Fietsers = rijden op fietsen = wielrenners = renners x Fietstocht maken – script: af en toe te rusten, duurt lang Rond het IJsselmeer = begint & eindigt op zelfde plaats Gemiddeld 30 km per uur  ieder uur ca. 30 km verder Rusten = niet fietsen, niet verder verplaatsen Rusten om de twee uur een half uur  na twee uur rusten Vertrekken om 8 uur ‘s morgens = begin van de tocht Afsluitdijk = beginpunt & eindpunt Om half zes (in de namiddag) keren ze terug = 17.30 einde Keren ze daar terug / Daar = Afsluitdijk  Duur van de tocht: van 8 tot 17.30 uur = 9,5 uur  Duur van de tocht = fietstijd: 4 x 2 uur + rusttijd  rust tijd = drie keer tussen vier twee-uurs-perioden  Gemiddeld 30 km/u fietsen = 8 x 30 = 240 km Bron: Leseman & Van der Weegh (2009)

Typen taalfouten Moeilijke (zeldzame, technische) woorden, inclusief specifieke wiskunde woorden en symbolen. Lastige uitdrukkingen en complexe zinnen, en moeilijke verbindingen tussen zinnen. Impliciete wereld kennis die geactiveerd moet worden om de ‘gaten’ in de tekst op te vullen. “verbruiken”, “afgestreken lepel”, “telkens”, “gemiddeld”, “per”. “Hoeveel kost een glas thee alleen aan thee?”. “Per 100 km verbruikt de auto 8,5 ltr benzine.” “uitverkoop” → een periode van korting op de prijs; “bij vertrek een volle tank” → tank bevat 40 liter benzine.

Typen rekenen/wiskunde fouten Rekenfouten bij optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, rekenen met procenten, breuken en decimalen, enz.. Fouten met ‘realistische’ wiskunde. 500 ml : 4 = ?? ml per glas; 6,25 × 1,4 = ??; 40 – 34,5 = ??; kosten van een kopje thee alleen voor de thee = € 0,00875; 180 ml + (6 × 45 g) = 200 ml. Hoeveel dagen kun je doen met één blik? Rekenkundig antwoord = 6,66; realistisch- rekenen antwoord = 6.

Resultaten: aantal fouten bij het oplossen van context sommen Nederlands Turks Morokkaans M (sd) Range Taalfouten 14.1 (10.3) 0-36 20.2 (9.4) 6-37 26.3 (6.9) Rekenfouten 4.1 (2.6) 0-7 2.9 (1.6) 0-5 2.1 (2.0) 1-6 Leesfouten 0.3 (0.5) 0-1 0.0 (0.0) 0-0 0.6

Ordening van leesproblemen (naar: Snowling & Bishop, 2004) Fonologische verwerkingsproblemen Niet-fonologische taalverwerkings-problemen Ja Nee Leerlingen met taalstoornissen Zwakke begrijpers Dyslectici Normale lezers 2% >20% 4% Schooltaal!

Schooltaalkenmerken: woordniveau (bron: Schleppegrell, 2004) Gesproken interactie Woordkeuze: Algemeen, onspecifiek. Geringe dichtheid. Geringe variatie. Onderwerp/lijdend voorwerp: Voornaamwoorden, vaak deictisch gebruikt. School-/leestaal Woordkeuze: Specifiek, technisch. Grote dichtheid. Grote variatie. Onderwerp/lijdend voorwerp: Zelfstandige naamwoorden, genominaliseerde werkwoorden.

Schooltaalkenmerken: grammaticaal Gesproken interactie Zinsstructuur: Intonatiepatroon. Attitude en doel prosodisch en nonverbaal uitgedrukt. Hoofd/bijzin-verbinding: Nevenschikkend, aaneenschakelend Globaal, onprecies gebruik van voegwoorden. School-/leestaal Zinsstructuur: Syntactisch gemarkeerd. Attitude en doel in woorden en woordvormen uitgedrukt. Hoofd/bijzinverbinding: Onderschikkend, inbeddend. Specifiek-logisch gebruik van voegwoorden.

Schooltaalkenmerken: tekstniveau Gesproken interactie Dialogische opbouw: Ongepland, interactief. Deictische verwijzing. Globale ‘betoog’ markeerders, “En …, Dus …, Nou…” Matige samenhang, verschuivende onderwerpen. School-/leestaal Monologische opbouw: Narratief of hiërarchisch. Expliciete, specifieke verwijzing Sterke samenhang door logische relaties. Expliciete structurering van het betoog, “ten eerste…, vervolgens…”

Voorbeelden van schooltaalproductie van Nederlandse 4-jarigen Hij springt de bank af. Dan slaapt hij. Dan ligt hij in bed te slapen. Door zijn bed kruipen, onder zijn deken. Hoort hij een vlieg. Gaat achterna rennen. Heeft hij zijn poten vies gemaakt met verf. Dat zijn voetafdrukken. Nog meer voetafdrukken. En dan ging de vlieg naar buiten vliegen. Hij vindt de krant. Dan kruipt hij erdoorheen en gaat hij ’t scheuren. Dan ziet hij vogeltjes om mee te spelen. Dan springt hij in het bad en laat hij de vogeltjes schrikken. Poes. Zit uit het raam te kijken. Dat is een meisje. Dat is weer een poes. Op de trap lopen. Toen kwam er een poes. Toen was de poes in de keuken. Poes. Poes. Poes. Twee poezen. Onder de blaadjes verstoppen. Poes. Poes. Poes. Met de blaadjes aan het spelen.

Schooltaalgebruik bij het navertellen van een boekje op 4- en op 6-jarige leeftijd Schooltaalkenmerken / uiting Leeftijd 4 Leeftijd 6 M/f Aantal inhoudswoorden 1.98 2.27 Logische voegwoorden 5.0 % 9.9 % Expliciete tijd-plaats verwijzing 41.8 % 48.5 % - Specifieke t-p verwijzing 15.6 % 22.2 % Zeldzame werkwoordstijden 39.1 % 65.2 % Bewerende uitingen 81.0 % 85.6 % Hoofd- en bijzin combinaties 4.8 % 8.3 % Verhalende opbouw (1-10) 2.71 4.46 Samenhangendheid (1-7) 3.46 4.25 Abstractiegraad (1-4) 1.92 2.18

Voorbeelden van schooltaalproductie van Turkse 4-jarigen Birşey oluyor. O iki kedi. Bir şey yapıyor. O taraftan bakıyor cama. O işte bakıyor. Camın dışarıda kutu götürüyor. Anne de gidiyor tuvalete. İşte yapıyor. Onlarda. Orada bir kedi çıkacaktı, Bu kediymiş. O xxxxxx bu kedi uyanmış. O kedi buradan çıkmış. Ondan korkut(up) çıkmış dışarı. Orada. Hangi renkten.. O miyav dışarıya bakıyor. Atıyor ozaman düşecegım. O zaman da xxxxx. O zaman bakıyor. O zaman dışarıya güneş geldi. Ayakları bağladı. O zaman da ne yaptı. Ah koca miyav geldi. Achter kijken! Wegwezen! Je moet komen met de xxxxx. O geldi. O zaman başkaları stoppen yaptı. Burada neler oldu. Hé! Jij ook poesje!

Schooltaalkenmerken in de taalproductie van 4-jarigen in hun moedertaal NL hoog-SES NL laag-SES Turks Gemiddeld aantal inhoudswoorden 2.2 1.8 1.6 Gebruik expliciete verwijzing 38 % 32 % 21 % Gebruik zeldzame ww-tijden 42 % 20 % Gebruik bewerende wijs 80 % 71 % 64 % Gebruik samengestelde zinnen 6 % 5 % 2 % Tekstuele samenhang (1-7) 3.5 3.1 3.0 Mate van abstractie (1-4) 1.9 1.7

Maaltijdgesprek (1) (Bron: Henrichs, 2009) M: We hebben deze auto… ehm… deze tafel in Middelburg gekocht. K: Auto? Dit is de auto niet! Dit is een tafel! M: Misschien kunnen we wel heel hard rijden met deze tafel? M: Doen we er wieltjes onder. K: Hier zitten al wieltjes onder, hoor! M: Waar dan? K: Daar, onder de tafel, naast de poten. M: Wat moeten we nog meer hebben als we willen dat hij vooruit gaat? K: Een motor. M: Ja, maar we missen nog iets… M: Als we op de tafel zitten, èn we hebben er een motor op gemaakt, èn er zitten wielen onder, dan missen we nog een heel belangrijk ding… K: Een stuur? K: En een schakel!

Maaltijdgesprek (2) (Bron: Henrichs, 2009) K: Pindakaas is toch een soort brood? M: Beleg. K: Beleg. M: Voor op brood. K: Voor op brood. K: Hier zitten al wieltjes onder, hoor! M: Mmm. M: Had je drum gespeeld op school? K: Ik ging met Lenny spelen en Rachel ging met Bolleboos spelen. M: Nou, dat mag toch? M: Doe even eten boven je bordje, Danny. M: Doe even je stoel daarheen K: Mama, waar blijft Lotte? M: Ik denk dat die ook een hapje eten is. K: Ik denk dat Lotte nog wel komt, hè? M: Doe eens even netjes kauwen, Danny.

Als we op de tafel zitten, èn we hebben er een motor op gemaakt, èn er zitten wielen onder, dan missen we nog een heel belangrijk ding… [namelijk…]? Nou, dat mag toch? Doe even eten boven je bordje, Danny. Doe even je stoel daarheen.

Leven in kuddes. Een grote kudde heeft honderden ogen. Sommige dieren houden altijd de wacht, klaar om waarschuwend te brullen als ze een roofdier zien. De meeste dinosauriërs die in kuddes leefden, waren vreedzame planteneters. Als er genoeg te eten was, bestond een kudde soms uit meer dan honderd dieren. In minder dan geen tijd was alles nog veel viezer. En Floddertje zelf ook en Smeerkees ook. Dan maar weer in het bad, zei ze. Floddertjes ouders hadden een hele grote badkamer met een heel groot bad, omdat ze zo’n bijzonder vuil kind hadden. Zou één pak wasmiddel genoeg zijn, vroeg Floddertje.

Kringgesprek in groep 1/2 (Bron: Henrichs, 2009) L: Hé, er hing een briefje ‘schoenendozen gevraagd’ en ik heb er al drie. L: Twee gewone en een hele rare schoenendoos. L: Wie heeft er nou zo’n maat? S: Mijn papa! L: Even kijken hoor, heeft ie dan zulke grote voeten? S: Ehm… L: Maar het zijn heel smalle voeten, want een schoenendoos is vaak zó breed. L: Maar deze is heel smal hè? S: Een beetje dun. L: En Jane, jij had ook iets meegenomen hè? Kun jij nog een keer vertellen wat dat ook al weer was? J: Handschoentjes van mijn moeder. L: Ja van de dokter hè. L: En waarom had de dokter dat ook al weer, van die handschoentjes? Wie kan dat nog eens mooi vertellen? Jij, Jane? J: Omdat ie dan (…) wordt ie zelf niet ziek.

Vereenvoudiging van taalgebruik in klassen met veel tweedetaalleerders L: En wat kan je zien als je op de weegschaal staat? L: Waarom ga je daar op staan? L: Mohamed? Km: Dat weet ik niet. L: Dat weet je niet. L: Ali weet jij het? Ka: Hoeveel je weegt? L: Hoeveel je weegt. L: Heel goed. L: En waarom zou het schaap op een weegschaal staan, Eva? Ke: Omdat ie z’n voeten wil meten. L: Hij wil zijn voeten meten. L: Wie denkt dat hij nog iets anders wil doen? Kv: Dat ie weegt hoe zwaar die is. L: Dat ie weegt hoe zwaar die is, daar is een weegschaal voor. L: Als je je voeten wilt meten, wat moet je dan doen? Kv: Naar de schoenenwinkel gaan.

Schooltaalgebruik leerkrachten ten opzichte van Turkse en Nederlandse kinderen (groep 1/2) (Bron: Aarts, Demir & Henrichs, 2009)

Conclusies Kinderen beginnen al vroeg met de verwerving van schooltaal. Gezinsinteracties – voorlezen, praten over leerzame onderwerpen – bieden daarvoor een belangrijke context. De (voor)school biedt in principe ook belangrijke contexten. Maar er speelt een duivels dilemma….