H20:Voorraadwaardering § 20.1: Technische en economische voorraad § 20.2: Fifo § 20.3: Lifo § 20.4: V.v.p
Waarom voorraadwaardering? Je voorraad is een bezit en komt dus op de balans. Moet je wel aangeven welke waarde je voorraad dan heeft. Waarom voorraad? 1: Het bedrijf moet kunnen produceren… Nee verkopen is dodelijk. 2: Ben je niet afhankelijk van de leverancier 3: Als de inkoopprijs vermoedelijk zal stijgen, dan kun je beter vandaag goedkoper inkopen. Gevolg: er ontstaat een voorraad. 4:…….
Grote voorraad Kleine voorraad Voordelen 1 Hoef je niet zo vaak te bestellen; goedkoper Zit weinig geld in 2 Kun je altijd produceren 3 4 Nadelen Zit veel geld in Vaak bestellen; duurder
Technische voorraad: de voorraad die daadwerkelijk aanwezig is. Economische voorraad: de voorraad waar je prijsrisico over loopt Economische voorraad = TV + VI - VV Opg 20.1 en 20.2
§ 20.2: Fifo Fifo = first in, first out Is dus een systeem waarmee je de voorraad kunt waarderen! M.a.w: de voorraad die je het eerst ingekocht hebt, verkoop je ook het eerst. Handig bij bijvoorbeeld bederfelijke waar. Voorbeeld: 2 april: aanwezig 1.000 stuks à § 5 7 april: gekocht en ontvangen 800 stuks à € 5,20 12 april: verkocht en afgeleverd 600 stuks à € 10 18 april: gekocht en ontvangen 650 stuks à € 5,25 24 april: gekocht en ontvangen 750 stuks à € 5,25 28 april: verkocht en afgeleverd 2.250 stuks à € 10 30 april: gekocht, maar nog niet ontvangen 950 stuks à € 5,10 1: Bereken de technische voorraad op 2 april (in aantallen en in €) 2: Bereken de brutowinst op 12 april 3: Bereken de brutowinst op 28 april 4: Bereken de balanswaarde van de voorraad op 30 april 5: Bereken de economische voorraad op 30 april (in aantallen en in €)
Brutowinst = verkoopprijs - inkoopwaarde 1: 1.000 stuks en/of € 5.000 2: 12 april: omzet 600 x 10 = € 6.000 inkoopwaarde 600 x 5 = € 3.000 brutowinst € 3.000 3: 28 april: omzet 2.250 x 10 = € 22.500 inkoopwaarde 400 x 5 = € 2.000 inkoopwaarde 800 x 5,2 = € 4.160 inkoopwaarde 650 x 5,25 = € 3.412,50 inkoopwaarde 400 x 5,25 = € 2.100 brutowinst € 10.827,50 4: Er zijn nog 350 stuks over uit de ingekochte partij van 24 april…. De balanswaarde is dus 350 x 5,25 = € 1.837,50 5: TV + VI – VV……350 + 950 – 0 = 1.300 stuks……………….350 x 5,25 + 950 x 5,10 = € 6.682,50 Opg 20.3 en 20.4
§ 20.3: Lifo Lifo = Last in, first out Is dus een ander systeem waarmee je de voorraad kunt waarderen! M.a.w: de voorraad die je het laatst ingekocht hebt, verkoop je ook het eerst. Te gebruiken bij met name niet-bederfelijke waar. Voorbeeld: 2 april: aanwezig 1.000 stuks à € 5 7 april: gekocht en ontvangen 800 stuks à € 5,20 12 april: verkocht en afgeleverd 600 stuks à € 10 18 april: gekocht en ontvangen 650 stuks à € 5,25 24 april: gekocht en ontvangen 750 stuks à € 5,25 28 april: verkocht en afgeleverd 2.250 stuks à € 10 30 april: gekocht, maar nog niet ontvangen 950 stuks à € 5,10 1: Bereken de technische voorraad op 2 april (in aantallen en in €) 2: Bereken de brutowinst op 12 april 3: Bereken de brutowinst op 28 april 4: Bereken de balanswaarde van de voorraad op 30 april 5: Bereken de economische voorraad op 30 april (in aantallen en in €)
Brutowinst = verkoopprijs - inkoopwaarde 1: 1.000 stuks en/of € 5.000 2: 12 april: omzet 600 x 10 = € 6.000 inkoopwaarde 600 x 5,2 = € 3.120 brutowinst € 2.880 3: 28 april: omzet 2.250 x 10 = € 22.500 inkoopwaarde 750 x 5,25 = € 3.937,50 inkoopwaarde 650 x 5,25 = € 3.412,50 inkoopwaarde 200 x 5,2 = € 1.040 inkoopwaarde 650 x 5 = € 3.250 brutowinst € 10.860 4: Er zijn nog 350 stuks over uit de ingekochte partij van 2 april…. De balanswaarde is dus 350 x 5 = € 1.750 5: TV + VI – VV……350 + 950 – 0 = 1.300 stuks……………….350 x 5 + 950 x 5,10 = € 6.595 Er zijn dus verschillen tussen de uitkomsten van Fifo en Lifo! Hoe kan dat? Opg 20.5 t/m 20.7
§ 20.4: v.v.p De Lifo- en Fifomethode kennen nadelen: Veel rekenwerk Je moet steeds bijhouden hoe groot de verschillende partijen voorraad zijn Je moet steeds bijhouden wat de inkoopprijzen van de verschillende partijen zijn Oplossing: er wordt een geschatte vaste prijs vastgesteld voor een periode (meestal een heel jaar) waartegen elke voorraad wordt gewaardeerd. Deze vaste prijs noemen we de v.v.p. De vvp bestaat uit 2 onderdelen: De geschatte inkoopprijs De geschatte inkoopkosten Het nadeel van schattingen is natuurlijk dat het niet zeker of de schatting achteraf goed is geweest. Achteraf moeten dan ook de eventuele optredende verschillen worden berekend.
De v.v.p. geeft dus weer de toegestane kosten; achteraf kun je deze vergelijken met de werkelijke kosten. Voorbeeld: In onderneming Savi wordt handel gedreven in het artikel Dani. De vaste verrekenprijs van Dani is als volgt samengesteld: Geschatte inkoopprijs € 9,60 Geschatte inkoopkosten € 2,30 –––––– € 11,90 In de maand mei 2007 doen zich de volgende financiële feiten voor met betrekking tot het artikel Dani: 1 mei Voorraad 650 artikelen. 7 mei Gekocht 325 artikelen à € 9,40. 8 mei Verkocht 420 artikelen à € 16,75. 11 mei Verkocht 290 artiklen à € 16,75. 18 mei Gekocht 345 artikelen à € 9,85. 24 mei Ontvangen een vrachtnota betreffende de inkoop van 7 mei ad € 585. 25 mei Ontvangen een vrachtnota betreffende de inkoop van 18 mei ad € 477. 30 mei Betaald kosten inkoopafdeling € 479 . A: Bereken voor de maand mei 2007: 1 het gerealiseerde verkoopresultaat; 2 het resultaat op de inkoopprijs; 3 het resultaat op inkoopkosten; 4 het resultaat op inkopen; 5 de brutowinst. B: Bereken de waarde van de voorraad per 31 mei 2007.
Antwoorden: A: 1: De verkochte hoeveelheid x (verkoopprijs excl BTW – v.vp) (420+290) = 710 x (16,75 – 11,90) = € 3.443,50 (positief) 2: 325 x (9,6 – 9,4) + 345 x (9,6 – 9,85) = € 21,25 (negatief) 3: 325 + 345 = 670 x 2,3 = € 1.541 – (585 + 477 + 479) = € 0 4: Antwoord vraag 2 + 3 : € 21,25 negatief 5: Antwoord vraag 1 + 2 + 3 : 3.443,50 – 21,25 + 0 = € 3.422,25 positief B: 650 + 325 – 420 – 290 + 345 =610 x 11,90 = € 7.259