Basis 8 geld. Basis 8 geld Paragraaf B8.1 Euro’s.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Weetjesquiz over geld Grote Rekendag Dag 2009.
Advertisements

Gecijferdheid Negatieve getallen.
- Hoe noem je uitkomsten?
Rekenen Cito M5 oefenen.
Rekenen Cito M6 oefenen.
Module 7 – Hoofdstuk 5 (4) SQL – voorwaarden aan groepen en meerdere tabellen.
Lesplanning Binnenkomst
Weetjesquiz over geld Grote Rekendag Dag In welk jaar is de euro ingevoerd? Vraag 1.
Lesplanning Binnenkomst Intro Vragen huiswerk Uitleg docent 2.2
Lesplanning Binnenkomst Intro Nakijken 1.4
Kassabon controleren en tellen
Wat kost 1 hamer?.
Wij oefenen voor Cito Rekenen-Wiskunde E5 Deel 1
Samenvatting hoofdstuk 1
§ 2.1 Hoe betaal jij? Als je naar het buitenland gaat, kun je soms met euro’s betalen, soms niet. Voor landen waar vreemde valuta gebruikt worden, moet.
Vraagstuk: ongelijke verdeling ( type 1)
Vraag 1: 5x6x9= Vraag 2: De meester koopt 5 schriften. 1 schrift kost 1,20 euro. Hoeveel moet de meester betalen? 6,00 euro 5,80 euro 6,20.
 Drie soorten opgaven: ◦ vanuit de prijs exclusief btw ◦ vanuit een btw-bedrag ◦ vanuit de prijs inclusief btw.
Toepassingen 5L week 10: ‘Koopjes’ KORTING 100,00 euro afslag een vermindering van 10 % 1/10 korting Betaal 15,00 euro minder! het tweede artikel aan de.
Toepassingen 5L week 18: ‘tv venster op de wereld’ procent winst ongelijke verdeling tijdstip en tijdsduur korting gemiddelde prijsberekening 5L week 18:
Hoe maak ik van een verhaal een formule:. Formules Isonne wilt op paardrijles: Het abonnement kost 40 euro. Hierbij moet ze €15,50 per les betalen. Dus:
Verhaalsommen groep 8. Peter doet mee aan de 10 km hardlopen. De baan is 400 m per ronde. Hoeveel ronden moet Peter lopen? a)15c) 20 b) 25d) 30.
Rekenvaardigheid Buitenlands geld. Koersen (VV/Euro) AankoopVerkoop Am. Dollar0,9940,974 Deense kroon0,1370,130 Engelse Pond1,5721,538 Japanse Yen0,00820,0078.
Toets Introductie Made by: Jasper Luuk en lan. Opdracht 1 hoofdrekenen 1= 5 = 9 = 13 = 2= 6= 10 = 14 = 3= 7 = 11 = 15= 4 = 8 = 12 =
Constante kosten / variabele kosten. Ondernemer zijn Waarom ben je ondernemer? Om geld te kunnen verdienen. Voordat je kunt beginnen: Ga je:
Thema Winkelen Kleuterplein. De euro, het geld, de munt Kassa en kassajuffrouw De portemonnee De prijs, kosten, duur, goedkoop Boodschappenlijstje Winkelmand,
Manon koopt een paar laarsjes van €93,45. Zij betaalt met een biljet van 100 euro. Hoeveel geld krijgt zij terug?
Jeroen zaagt de plank precies doormidden. Hoeveel centimeter wordt elk stuk? 70 cm.
Er zijn 12 paarden. 4 paarden lopen buiten. De andere paarden zijn in het hok. Hoeveel paarden staan in het hok?
Rekenen!!! cito.
H3 Financiering van een bedrijf
Toepassingen 5de leerjaar.
Wat we bereid zijn om te betalen, maar niet hoeven te betalen.
Deze les nieuwe opzet Instructietafel links in de klas
In een speeltuin zijn 44 kinderen aan het spelen.
H3 Financiering van een bedrijf
Welkom Havo 5..
verwarring begrippen omzet of winst
Paragraaf 2.3 Wat willen zij dat je koopt?.
Deze les Nabespreken toets
Kerstspel Spelregels Start.
Rekenen Les 5: vermenigvuldigen en delen Les 6: Afronden met breuken en kommagetallen.
Rekenen Verhoudingen 2f
Welkom Havo/vwo 3..
Hoofdrekenen 1.
Vmbo 2 economie Goede producten?
Mens & Maatschappij Leerjaar 2
Jeroen zaagt de plank precies doormidden.
Rekenen Les 5: vermenigvuldigen en delen Les 6: Afronden met breuken en kommagetallen.
Geld 10c + 50c + 20c = 10c + 10c + 50c = 20c + 20c + 20c =
Hoofdstuk 15 geld. Hoofdstuk 15 geld Paragraaf 15.1 Euro’s.
Vermenigvuldigen & delen
Vermenigvuldigen & delen
Wat we bereid zijn om te betalen, maar niet hoeven te betalen.
Breuken optellen en aftrekken
Hoofdstuk 32 PROBLEEM OPLOSSEN. Hoofdstuk 32 PROBLEEM OPLOSSEN.
Breuken vermenigvuldigen
Hoofdstuk 12 cijferen. Hoofdstuk 12 cijferen Paragraaf 12.1 Optellen en aftrekken.
OPTELLEN & AFTREKKEN de basis
Rekenen met kommagetallen
Rekenen MZ4.
Kiezen waar je je geld aan uitgeeft.
Les 1 Huiswerk was: Maak bladzijde 3 van de werkbladen
herhalen les 3 voorbeeld toets som camping
Hoofdrekenen 1.
Hoofdstuk 11 Rekenen met procenten. Hoofdstuk 11 Rekenen met procenten.
Verder rekenen met kommagetallen
Vermenigvuldigen & delen
Afronden en gemiddelde
Transcript van de presentatie:

Basis 8 geld

Paragraaf B8.1 Euro’s

Teken het uit in je schrift. Probeer eens op drie verschillende manieren 1 euro te maken met de munten van 1, 2, 5, 10, 20 en 50 cent? Teken het uit in je schrift.

335 cent 3 euro en 35 cent € 3,35 505 cent 5 euro en 5 cent € 5,05 120 cent 1 euro en 20 cent € 1,20 30 cent € 0,30 2000 cent 20 euro € 20,00

Dit betekent allemaal hetzelfde Soms zeg je het korter Vijf euro en twintig cent Vijf euro twintig Vijf twintig Dit betekent allemaal hetzelfde

Paragraaf B8.2 Optellen en aftrekken

Hoe tel jij dit bij elkaar op?

Je koopt een etui van € 2,75 en een ringmap van € 4,50 Je koopt een etui van € 2,75 en een ringmap van € 4,50. Hoeveel is dit bij elkaar? Manier 1: € 2,75 = 275 cent € 4,50 = 450 cent 275 cent + 450 cent = 725 cent = € 7,25 Manier 2: Hele euro's: 2,00 + 4,00 = € 6,00 Centen: 75 cent + 50 cent = 125 cent = € 1,25 Totaal: 6,00 + 1,25 = € 7,25

€ 5 – € 2,25 = €2,25 €5,00 -----------------

Paragraaf B8.3 CONTANT GELD

Wisselgeld

Wisselgeld

Afronden

Afronden € 23,37 € 43,82 € 56,94 € 62,01 € 9,98 € 43,73 € 223,72 Spelelement

Basis 8 opgaveN

Vraag 1 Wat is in totaal 155 cent? A. B. C. D.

Hoeveel ligt hier in totaal? Vraag 2 Hoeveel ligt hier in totaal? €

Hoeveel munten van 1 euro krijgt zij dan? Vraag 3 Lisanne heeft limonade verkocht voor 20 cent per glas. Er is alleen betaald met munten van 20 cent, zij heeft 35 munten. Deze munten wisselt zij in voor munten van 1 euro. Hoeveel munten van 1 euro krijgt zij dan? munten van 1 euro

Hoeveel euro is dit in totaal? Jan heeft een brood gekocht voor € 2,15 en een pak melk voor € 1,13. Hoeveel euro is dit in totaal? Vraag 4 €

Hoeveel is € 3,98 en € 14,55 samen? Vraag 5 €

Hoeveel moet Linda betalen? Linda neemt ijsjes mee voor haar vrienden. Zij koopt 1 Magnum van € 1,90 en 2 Cornetto's van € 1,75 per stuk. Hoeveel moet Linda betalen? Vraag 6 €

Trek onderstaande bedragen van elkaar af. Vraag 7 € 9,80 - € 2,35 = €

Hoeveel houdt Helen nog over? Helen krijgt € 25 euro van haar oma. Zij koopt hiervan haar favoriete boek 'Lover of loser' voor € 8,50. Hoeveel houdt Helen nog over? Vraag 8 €

Wat geeft hij dan als eerste terug? David koopt op de markt fruit voor € 2,80 met een briefje van € 5. De verkoper geeft het wisselgeld volgens de regels. Wat geeft hij dan als eerste terug? Vraag 9 A: een munt van 2 euro B: een munt van 50 cent C: een munt van 20 cent D: een munt van 10 cent

Hoeveel kleingeld heeft zij bijgelegd? Mevrouw Meijer koopt een tas voor € 79,15. Zij geeft € 100 en legt nog wat kleingeld bij. Zij krijgt € 21 terug. Hoeveel kleingeld heeft zij bijgelegd? Vraag 10 €

Hoe wordt dit bedrag afgerond als je contant betaalt? Een pak spaghetti kost € 0,97. Hoe wordt dit bedrag afgerond als je contant betaalt? Vraag 11 €