Boodschappen doen.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
DE ZUIVELTAAK Vul maar in! Een vrouwelijk rund is een ………………………………………
Advertisements

Herhalingsoefeningen
Rekenen Cito M5 oefenen.
Product Verkenning. opdracht Neem product naar keuze Vertel – Waar kan je dat kopen (welk soort winkel) – Wat kost dat ongeveer? – Wie gaat dit product.
De gezonde voedingstest
Stofwisseling.
Dit eten is gezond. Je moet er elke dag wat van eten.
Voedsel Voedingsdriehoek Evenwichtige voeding Voedingsdriehoek
Gezonde voeding bij tieners
Schoolgruiten Hannie Poletiek, GGD Groningen 13 september 2010.
Tussendoortjes en frisdrank
Kippenvlees Gemaakt door Julie, Jolien, Evi, Jeroen.
Voeding en bewegen!.
Thema 2: Voeding en Vertering
Gemaakt door clem Felix Parnian Alicha. De beaufort ligt tussen 2 en 3 wind kracht. De wind komt Uit het Noord Oosten. De Minium temperatuur is 12 graden.
Plantenveredeling: wat is dat?
Met een goede voeding op naar de Slachte!
Rekenen groep 4.
1. Water drinken is gezond.
Er worden eerst veel kippen gekweekt.
Verkopen en kassa H3 Service en klachten Filiaalmanager.
De apotheek de bezoeker het bedrijf de camera hetzelfde de supermarktde telefoon kosten het product het huiswerk de machine de fabriek.
doos roos boos poos baas bes vaar maar naar daar voos veer pen men ben
Eet smakelijk Hoorcollege 4.
Lekker en Gezond de Quiz
BLOK 2 Voeding is energie Mijn lijfstijl, mijn keuze.
Fabels over voeding. Wat is een fabel? Een fabel is… Waarom moet een schoonheidsspecialiste dit weten?
Informatiebijeenkomst
Hoofdstuk 7 Paragraaf 7.3 Les 2. Wat gaan we doen vandaag?  Uitleg paragraaf 7.3  Maken paragraaf 7.3.
Informatiebijeenkomst Berg en Terblijt “Workshop Gezonde voeding” Silvia Otten-Schiepers Diëtist GroenekruisDomicura.
Wenboekje Speelzaal De Speelmolen. 1. Welkom op speelzaal de Speelmolen!.
Voedingsmiddelen/voedingsstoffen Voedingsmiddelen: alles wat je eet of drinkt Voedingsstof: nuttige bestanddelen in voedingsmiddelen.
Dieren op de boerderij. Gebruikte symbolen Ga naar mijn volgende dia Ga naar mijn voorgaande dia Ik wil nog even mijn informatie raadplegen.
Opdracht: voeding Koen en Michiel mensen bewust maken om milieuvriendelijker te eten.
De noodzaak van eten bij kanker , Oncologiedag: Kanker meer dan een diagnose Ewine Armbrust & Bernadette van Meerkerk, diëtisten.
Thema Winkelen Kleuterplein. De euro, het geld, de munt Kassa en kassajuffrouw De portemonnee De prijs, kosten, duur, goedkoop Boodschappenlijstje Winkelmand,
Quiz De voedingsdriehoek. 1. Welke groep uit de voedingsdriehoek heb je eigenlijk niet nodig?  A) Lichaamsbeweging  B) Groenten en fruit  C) De restgroep.
H3 Financiering van een bedrijf
Kiezen waar je je geld aan uitgeeft.
VOEDING !Hierboven klikken voor een stukje Nieuws uit de natuur!
In een speeltuin zijn 44 kinderen aan het spelen.
Hoofdstuk 2 Grammatica zinsdelen
Paragraaf 2.3 Wat willen zij dat je koopt?.
VWO 6 Wiskunde C – les 1 Meneer Ypma.
Alles over voeding Thema: Gezonde Voeding Geschreven door: MBO Diensten i.s.m. Voedingscentrum Aanpassing Schijf van Vijf november 2017.
Wat eet je wel, Wat eet je niet?
Leefstijl bij kanker Anika Adriaans en José Breedveld
Gezonde voeding Gezond leven betekent dat je voldoende beweegt, gezond eet en je goed voelt.
Ik doe niet mee! Opdracht:
Vmbo 2 economie Ben jij een kritische koper ?
Schijf van vijf.
Mondeling Nederlands Cursus 2 – Module 7 Dag 1.
Voel je wel in je vel !.
Gemiddelde WTO-douanetarieven per productcategorie
Rekenen met kommagetallen
Gezonde voeding Gezond leven betekent dat je voldoende beweegt, gezond eet en je goed voelt.
Kiezen waar je je geld aan uitgeeft.
Even voorstellen Ivanka Beerepoot diëtist bij Esdégé-Reigersdaal
Het eten.
Snel en gemakkelijk eten.
Informatie avond “Kids doen mijn eetexperiment”
ik zie….ik zie…..wat jij niet ziet
Schijf van Vijf.
Dit is een voorbeeld PowerPoint, om je een beetje op weg te helpen
Kerstrekenen Groep 7.
Mei plasticvrij? Wij plasticvrij!
Gemaakt door: Teun van den berg
Verder rekenen met kommagetallen
Transcript van de presentatie:

Boodschappen doen

Het winkelwagentje

Heb je veel boodschappen nodig dan doe jij ze in het winkelwagentje.

Het muntje.

Ik doe het muntje in het winkelwagentje.

Het winkelmandje

Heb je niet zoveel nodig dan neem je een Het winkelmandje Heb je niet zoveel nodig dan neem je een winkelmandje.

De supermarkt.

In de supermarkt verkopen ze allemaal levensmiddelen.

De kassa

Bij de kassa moet jij de boodschappen betalen.

De rij bij de kassa.

De mensen staan in de rij bij de kassa.

De weegschaal.

Het fruit kun je wegen op de weegschaal.

De koeling.

Het eten dat snel kan bederven ligt in de koeling.

De rekken.

De meeste spullen in de supermarkt staan in rekken. De rekken. De meeste spullen in de supermarkt staan in rekken.

De vakkenvuller.

De vakkenvuller zet alle spullen in de rekken.

De ingang.

De folder.

In de folder staan de aanbiedingen van de dag.

De groente.

Je moet elke week voldoende groente eten.

Het fruit.

In fruit zitten vitamines. Het fruit. In fruit zitten vitamines.

Het vlees.

Bij de slager koop je het vlees.

De vleeswaren.

Wat voor vleeswaren eet jij op jouw brood? De vleeswaren. Wat voor vleeswaren eet jij op jouw brood?

Zuivel.

Bij de zuivelproducten horen melk, kaas, yoghurt etc.

Het boodschappenlijstje

Het boodschappenlijstje Op het boodschappenlijstje schrijf je de boodschappen.

De portemonnee.

Je doet het geld in de portemonnee.

De boodschappentas.

In de boodschappentas sjouw je de boodschappen mee naar huis.

Het boodschappenkarretje.

Het boodschappenkarretje. Met een boodschappenkarretje hoef je de zware boodschappen niet naar huis te sjouwen.

De klant.

De klant koopt spullen in de winkel.

De fles.

Dranken zitten in een fles. De fles. Dranken zitten in een fles.

De pot.

De pot is gemaakt van glas.

De doos.

De doos is gemaakt van karton.

Het pakje.

Een klein doosje noem je ook een pakje. Het pakje. Een klein doosje noem je ook een pakje.

Een stuk zeep.

Met een stuk zeep was jij jouw handen.

Een rol drop.

Deze dropjes zitten verpakt in een rol. Een rol drop. Deze dropjes zitten verpakt in een rol.

Het blikje cola.

Een blikje cola kun je makkelijk meenemen. Het blikje cola. Een blikje cola kun je makkelijk meenemen.

Een reep chocolade.

Een stuk chocolade noemen we ook een reep. Een reep chocolade. Een stuk chocolade noemen we ook een reep.

De krat.

Ik doe de boodschappen in de krat.

De tube.

De tandpasta zit in de tube.