herhalingsquiz Verzorging semester 1
1) Om welke soort zorg gaat het op de foto? A : kinderzorg B : bejaardenzorg C : thuiszorg
2) Om welke soort zorg gaat het op de foto? A : kinderzorg B : bejaardenzorg C : gehandicaptenzorg
3) Wie doet deze taak in het ziekenhuis ? A : verzorgster B : verpleegster C : geneeskundige Bedden opmaken
4) Wie doet deze taak in het ziekenhuis ? A : verzorgster B : verpleegster C : geneeskundige Diagnose stellen
5) Wie doet deze taak in het ziekenhuis ? A : verzorgster B : verpleegster C : geneeskundige Verbanden verschonen
6) Om welke soort verlichting gaat het op de foto? A : sfeerverlichting B : plaatselijke verlichting C : algemene verlichting
7) Om welke soort verlichting gaat het op de foto? A : sfeerverlichting B : plaatselijke verlichting C : algemene verlichting
8) Hoe lang moet je je slaapkamer verluchten? A : 20 minuten B : 1 uur C : 4 uur
9) Wat is de beste temperatuur in je slaapkamer ? A : 20°C B : 21°C C : 22°C
10) Hoe vaak moet je deze werkjes uitvoeren? A : Dagelijks B : Wekelijks C : Af en toe Bedlinnen verschonen
11) Hoe vaak moet je deze werkjes uitvoeren? A : Dagelijks B : Wekelijks C : Af en toe Ramen poetsen
12) Hoe vaak moet je deze werkjes uitvoeren? A : Dagelijks B : Wekelijks C : Af en toe Kamer verluchten
13) Hoe vaak moet je deze werkjes uitvoeren? A : Dagelijks B : Wekelijks C : Af en toe Spiegel poetsen
14) Hoe vaak moet je deze werkjes uitvoeren? A : Dagelijks B : Wekelijks C : Af en toe Meubels afstoffen
15) Om welke soort verwarming gaat het op de foto? A : Plaatselijke verwarming B : Algemene verwarming C : Centrale verwarming
16) Om welk schoonmaakmateriaal gaat het op de foto? A : borstel B : wc-borstel C : schuurborstel
17) Om welk schoonmaakmateriaal gaat het op de foto? A : dweil B : zakdoek C : vaatdoek
18) Om welk schoonmaakmateriaal gaat het op de foto? A : aftrekker B : borstel C : dweil
19) Handdoeken zijn een voorbeeld van : A : huishoudtextiel B : kledingtextiel C : woningtextiel
20) Gordijnen zijn een voorbeeld van : A : huishoudtextiel B : kledingtextiel C : woningtextiel
21) Een jurk is een voorbeeld van : A : huishoudtextiel B : kledingtextiel C : woningtextiel
22) Textiel betekent : A : wat gekruist is B : wat genaaid is C : wat geweven is
23) Welk voorwerp zie je op de foto? A : strijkplank B : strijkijzer C : persmachine
24) Welk voorwerp zie je op de foto? A : wasmachine B : persmachine C : droogkast
25) Om welke vlek gaat het op de foto? A : bloedvlek B : vetvlek C : moddervlek
26) Om welke vlek gaat het op de foto? A : bloedvlek B : vetvlek C : moddervlek
27) Om welke vlek gaat het op de foto? A : bloedvlek B : vetvlek C : moddervlek
28) Wat is de betekenis van volgend wassymbool? A : wassen B : strijken C : drogen
29) Wat is de betekenis van volgend wassymbool? A : wassen B : strijken C : drogen
30) Wat is de betekenis van volgend wassymbool? A : wassen B : strijken C : drogen
31) Wat is de betekenis van volgend wassymbool? A : professioneel reinigen B : wassen C : bleken
32) Wat is de betekenis van volgend wassymbool? A : professioneel reinigen B : wassen C : bleken
33) Waar of niet waar? Je mag rode was en witte was samen wassen. A : waar B : niet waar
34) Waar of niet waar? Wol mag niet in de droogkast. A : waar B : niet waar
35) Waar of niet waar? Je moet ritsen sluiten voor je ze in de wasmachine doet. A : waar B : niet waar
36) Waar of niet waar? Er zijn verschillende soorten strijkijzers. A : waar B : niet waar
37) Waar of niet waar? Een droogkast verbruikt weinig energie. A : waar B : niet waar
38) Waar of niet waar? Azijn is een vervangproduct voor wasmiddel. A : waar B : niet waar