§3.3 De sociale kwestie In deze presentatie leer je over: Arbeid en ellende De sociale kwestie De voor zichzelf opkomende arbeiders Sociale wetten © Noordhoff Uitgevers
Arbeid en ellende De rijke burgerij, de bourgeoisie, profiteerde van de industriële revolutie. Onder de arbeiders was veel ellende: Slechte woonomstandigheden Lange werkdagen en lage lonen Gevaarlijke machines Kinderarbeid Gemakkelijk ontslagen en soms weinig werkgelegenheid (mogelijkheid om door werk geld te verdienen) © Noordhoff Uitgevers
Een arme buurt in Amsterdam. © Noordhoff Uitgevers
De sociale kwestie Het probleem van de slechte leef- en werkomstandigheden van de arbeiders werd de sociale kwestie genoemd. Zieken, ouden en invaliden waren aangewezen op hulp (bijv. eten of brandstof) van de kerk: de kerkelijke armenzorg. © Noordhoff Uitgevers
De voor zichzelf opkomende arbeiders Werknemers richtten verenigingen op om voor hun eigen belangen op te komen. Deze vakbonden gingen met werkgevers onderhandelen over werktijden en lonen. Werknemer: iemand die in loondienst is bij een werkgever. Werkgever: iemand die anderen tegen betaling van loon in dienst heeft. © Noordhoff Uitgevers
Sociale wetten In 1874 werd kinderarbeid in fabrieken verboden. Na deze eerste sociale wet (wet die de zwakkeren beschermt) volgden er meer. Na 1900 gingen ook arbeiders profiteren van de welvaart. Hun ergste problemen verdwenen. Kinderarbeid verdween helemaal door invoering van de leerplicht in 1901. © Noordhoff Uitgevers