week 2 Pragmatiek + conversatieanalyse Taalbeschouwing 2 week 2 Pragmatiek + conversatieanalyse
De vraag van vandaag: Waarom stellen docenten vragen?
Wat gaan we vandaag doen? 1. Begrippen vorige week herhalen + taalhandelingen uitleggen 2. Beurtwisseling in de klas: vragen stellen
Doelen 1. Je kent de volgende begrippen: locutie, illocutie en perlocutie, directe/indirecte taalhandelingen. 2. Je weet het verschil tussen alledaagse vragen stellen en vragen in de klas. 3. Je kent drie kenmerken die horen bij effectieve vragen door docenten.
1. Taalhandeling (staartje les 1) Met taal doe je dingen: vragen, beloven, dreigen, mededelen, etc.
1. Taalhandeling Jeroen zit bij het raam. Tineke kijkt hem aan en zegt: "Het wordt hier wel een beetje koud". Taalhandeling in deze opmerking? Niet letterlijk: tussen de regels doorlezen. (= implicatuur) Indirecte taalhandeling.
1. Taalhandeling Dus: dezelfde boodschap soms in verschillende verpakkingen. a. "Doe het raam dicht!" b. "Wil je het raam dicht doen?" c. "Ik heb het eigenlijk een beetje koud, het raam mag ook wel dicht." d. "Het wordt hier wel een beetje koud."
1. Taalhandeling 3 lagen in een uiting: 1. letterlijk 2. onderliggende boodschap 3. beoogd effect
1. Taalhandeling Jeroen zit bij het raam. Tineke kijkt hem aan en zegt: "Het wordt hier wel een beetje koud". 1. letterlijk: - locutie - 'Het wordt hier wel een beetje koud.'
1. Taalhandeling Jeroen zit bij het raam. Tineke kijkt hem aan en zegt: "Het wordt hier wel een beetje koud". 2. onderliggende boodschap: - illocutie - 'Wil je het raam dicht doen?'/'Doe het raam dicht.'
1. Taalhandeling Jeroen zit bij het raam. Tineke kijkt hem aan en zegt: "Het wordt hier wel een beetje koud". 3. beoogd effect: - perlocutie - Jeroen heeft het raam voor Tineke dicht gedaan.
1. Taalhandeling Soms doe je iets door het te zeggen: 1. Theo zegt: "Ik beloof dat ik je morgen bel." 2. De ambtenaar van de burgerlijke stand zegt: "En hierbij verklaar ik u tot man en vrouw."
1. Taalhandeling 1. Theo zegt: "Ik beloof dat ik je morgen bel." - Beloven = performatief werkwoord. - Performatieve werkwoorden: je zegt iets en daardoor doe je iets. - Zie verder dossieropdracht.
1. Opdracht hand-out A: ‘Kun je me het zout aangeven?’ B: ‘Ja, ik mankeer toch niets aan mijn handen?!’ (Spreker B blijft verder rustig dooreten.) a. Bedoeling spreker A? 'Geef me het zoutpotje.'
1. Opdracht hand-out A: ‘Kun je me het zout aangeven?’ B: ‘Ja, ik mankeer toch niets aan mijn handen?!’ (Spreker B blijft verder rustig dooreten.) b. Interpretatie door B? Letterlijk: een vraag naar wat iemand kan.
1. Opdracht hand-out A: ‘Kun je me het zout aangeven?’ B: ‘Ja, ik mankeer toch niets aan mijn handen?!’ (Spreker B blijft verder rustig dooreten.) c. Wat past spreker B hier niet toe? - Implicatuur. - Spreker A doet indirecte taalhandeling, spreker B interpreteert het letterlijk.
1. Opdracht hand-out A: ‘Kun je me het zout aangeven?’ B: ‘Ja, ik mankeer toch niets aan mijn handen?!’ (Spreker B blijft verder rustig dooreten.) d. Gevolgen uitblijven implicatuur? - A krijgt geen zout, wat wel de bedoeling was. - Perlocutie van A slaagt niet.
De vraag van vandaag: Waarom stellen docenten vragen?
2. Beurtwisseling in de klas: vragen stellen Waarom stellen mensen vragen? Waarom stellen docenten vragen? Vaak: - om groep erbij te houden - voortgang eigen verhaal
2. Beurtwisseling in de klas: vragen stellen Hoe laat je leerlingen zo veel mogelijk zeggen?
2. Beurtwisseling in de klas: vragen stellen 'Ik heb nu een vraag waarvan ik wil dat jullie er eerst even rustig over nadenken. Daar krijg je even de tijd voor. Noteer wat je denkt in je schrift. Ik vraag zo kriskras wat gedachtes terug. De vraag luidt: hoe laat je leerlingen zo veel mogelijk zeggen?'
2. Beurtwisseling in de klas: vragen stellen Ebbens en Ettekoven Effectief leren:
2. Beurtwisseling in de klas: vragen stellen Effectief leren door Ebbens en Ettekoven: échte vragen: 1. prikkelen tot nieuwsgierigheid; 2. laten leerlingen op zoek gaan naar het goede antwoord; 3. laten leerlingen net aangeboden kennis verwerken.
2. Beurtwisseling in de klas: vragen stellen Hand-out: schema met vragen over Roodkapje. Lees en noteer welke verschillen in de vragen ervoor zorgen dat categorie 1 t/m 4 oplopen in complexiteit.
2. Beurtwisseling in de klas: vragen stellen Beurtwisseling: hoe zorg je ervoor dat niet steeds dezelfde leerlingen praten? Wat is de rol van pauzes in beurtwisseling?
2. Beurtwisseling in de klas: vragen stellen Eigen ervaringen met onderwijsleergesprekken.
De vraag van vandaag: Waarom stellen docenten vragen?
Doelen 1. Je kent de volgende begrippen: locutie, illocutie en perlocutie, directe/indirecte taalhandelingen. 2. Je weet het verschil tussen alledaagse vragen stellen en vragen in de klas. 3. Je kent drie kenmerken die horen bij effectieve vragen door docenten.