De verhouding tussen geloof en rede 1. De moderne tegenstelling tussen geloof en rede (geloof=onkritisch aannemen en rede=kritisch afstand nemen). Klopt die (scherpe) tegenstelling? Ja, want … … geloof is ook overgave … de filosofie is ontstaan als religiekritiek, ontmythologisering. Neen, want … … de filosofie/het denken is niet zonder (natuurlijk) geloof ... het Bijbelse geloof bevat in de kern een ‘kritisch’ moment (t.o.v. polytheïsme en het antropomorfisme)
Het boek Wijsheid 1 Volslagen onwijs zijn alle mensen die onwetend zijn over God, en die niet in staat zijn uit de zichtbare goederen Hem te kennen die is en evenmin door het beschouwen van de werken de kunstenaar hebben leren kennen 2 maar die of het vuur of de wind of de snel bewegende lucht of de sterrenhemel of het onstuimige water of de lichten aan de hemel zijn gaan zien als de beheerders van de wereld, als goden. 3 Als zij, door hun schoonheid bekoord, die dingen voor goden gingen aanzien, dan hadden zij moeten begrijpen hoe veel voortreffelijker de Heer van dat alles is, want Hij die het geschapen heeft is de oorsprong van de schoonheid. 4 Als zij het echter deden omdat zij verbijsterd waren over die macht en werking, dan hadden zij uit de verschijnselen moeten begrijpen hoe veel machtiger de maker ervan is. 5 Want uit de grootheid en de schoonheid van de schepselen ziet men door vergelijking hun schepper. (W 13, 1-5)
3.1 Bijbels geloof en Grieks denken Waardering voor (Griekse) filosofie Transcendentie (God is groter dan onszelf) Monotheïsme (God is één in plaats van met velen) Alteriteit (God is anders dan we denken) Analogisch denken = zoals het kunstwerk de idee oproept van de kunstenaar, zo roept de grootheid en de schoonheid van de natuur de idee van God in het denken Waardering voor rede Een metafysische capaciteit (God duikt als een idee op in het denken) Een gekwetste rede → bekoring van de afgoderij (vergoddelijken van natuurkrachten) → ‘La raison est valorisée, non surestimée’ (FR 20): waardering zonder overschatting
Geloof en rede Er zijn altijd goede redenen om te geloven. (De filosofie helpt sporen van transcendentie en alteriteit aanduiden in de werkelijkheid. Ik kan met mijn denken inzien dat er in zekere zin ‘meer’ is tussen hemel en aarde, op voorwaarde dat ik symbolisch kan redeneren.) ~ “ietsisme” Maar er is nooit een voldoende reden om in God te geloven. (De sporen die aan het licht komen, leiden niet als vanzelf naar God. Misschien wel naar een idee over God, maar niet naar God zelf. Daar komen genade en overgave in het spel.)
3.3 Geloof op zoek naar rede Geloof op zoek naar rede (fides quaerens intellectum) Anselmus van Canterbury (1033-1109): doctor magnificus → Hoe de tekst van Anselmus lezen? → Hoe begrijpt de katholieke traditie de verhouding tussen geloof en rede?
Anselmus van Aoste (1033)
Anselmus van Bec (1059-1092)
Anselmus van Canterbury (1093-1109)
“Filofoefelaar”? (M. Boudry) “Wat wij geloven dat u bent is het hoogst denkbare. Of zou iets van dien aard niet bestaan omdat de dwaas in zijn hart zei: ‘er is geen God’ (Ps 13, 1) Maar als diezelfde dwaas hoort wat ik nu zeg: het hoogst denkbare, dan begrijpt hij natuurlijk wat hij hoort: en wat hij begrijpt bestaat in zijn begrip, ook al begrijpt hij niet dat het echt bestaat. Neem bijvoorbeeld een schilder. Als die van tevoren bedenkt wat hij gaat maken, bestaat het in zijn begrip. Maar hij begrijpt nog niet dat het echt bestaat, want hij heeft het nog niet gemaakt. Na het schilderen bestaat het evenwel in zijn begrip én begrijpt hij dat het echt bestaat, want dan heeft hij het gemaakt. Maar het hoogst denkbare kan beslist niet alleen bestaan in het begrip. Want als het alleen daar zou bestaan, is het denkbaar dat het ook in werkelijkheid bestaat. En dat is hoger! Bestaat het hoogst denkbare dus alleen in het begrip, dan is er iets hogers denkbaar dan het hoogst denkbare, wat beslist onmogelijk is. Er bestaat dus zonder twijfel iets wat het hoogst denkbare is, zowel in het begrip als in de werkelijkheid.”
Anselmus, “de filofoefelaar” Klassieke interpretatie → het godsbewijs is een mislukte poging van een middeleeuwer om met een logisch argument het bestaan van God te bewijzen. (DS, 19 april 2012): “In de 11de eeuw al bedacht de benedictijnermonnik Anselmus zo'n filosofisch foefje: God is het meest perfecte wezen denkbaar.” (Maarten Boudry)
Kantelpunt (14) ‘Heb je nu gevonden, mijn ziel, wat je zocht? Je zocht God en je hebt gevonden dat Hij iets is wat hoger is dan alles en allen: het beste wat denkbaar is. (…) Hoe komt het dan dat je wat je vond niet echt ervaart? Waarom, Heer God, ervaart mijn ziel U niet als ze U dan vond? (…) Kon zij überhaupt iets begrijpen over U behalve door uw licht en uw waarheid? (Ps 42, 3) (…) Zag zij U misschien ten dele maar niet zoals U bent.’
Hoger dan denkbaar (15) ‘Vandaar, Heer, dat U niet het hoogst denkbare bent: nee, U bent iets hogers dan denkbaar!’ (18) ‘Ik probeerde op te stijgen tot Gods licht en ben teruggevallen in mijn duisternissen. En niet slechts teruggevallen, want ik voel het: ik zit er helemaal in gehuld. … Helpt U mij omwille van Uw goedheid, Heer. Uw gelaat heb ik gezocht, Uw gelaat, Heer, zal ik zoeken. Wend Uw gezicht niet van mij af. Til mij op van mij naar U. Reinig en genees, scherp en verlicht mijn geestesoog, zodat het U kan schouwen.’
‘Ik probeerde op te stijgen…’ ‘Til mij op van mij naar U …’
Zie om, Heer, verhoor, verlicht ons, toon ons uzelf. Geef ons Uzelf terug, zodat het ons goed gaat, want zonder U vergaat het ons zo slecht! Heb mededogen met al onze moeite, alle pogingen in Uw richting, wij kunnen niets Zonder U. (…) Leer mij U te zoeken en toon Uzelf aan wie U zoekt. Want ik kan U niet zoeken zonder dat U het mij leert, en U niet vinden zonder dat U Uzelf toont. Laat mij U zoeken door mijn verlangen, naar U verlangen door U te zoeken. Moge ik U vinden door mijn liefde, U liefhebben door U te vinden.
Het Proslogion is … een aansporing om zo goed en zo diep mogelijk na te denken over het geloof, over (het bestaan en het wezen) van God een aansporing om dat van ‘onderuit’, niet vanuit de openbaring of de Bijbel (of op grond van de ‘auctoritates’) een ervaring dat het ‘opklimmende’ denken tegen het plafond van het denken stoot een aanmoediging om, vanuit een gelouterd denken, het geloof opnieuw te denken, maar nu vanuit het besef van de noodzaak van Gods hulp
Geloof en rede GOD De WEG van God naar de mens Anselmus: hoogst denkbare ‘God nam geen genoegen met de mens die Hem zoekt. Hij is zelf de mens komen zoeken.’ (L. Bouyer) Ene, Absolute, Substantie, Act, … De filosofie/denken ontdekt sporen van transcendentie “OPEN”BARING God geeft zichzelf te kennen als een liefdesaanzoek in JEZUS CHRISTUS De wegen van de mens naar God MENS
Geloof en rede De Bijbel en de katholieke traditie waarderen de rede maar overschatten haar niet. Er zijn altijd goede redenen om ‘transcendentie’ te zien/ervaren. Er zijn nooit voldoende redenen om in God te geloven. Er blijft een (geloofs)sprong.
Examenvragen 2 Wat wordt bedoeld met “de moderne tegenstelling tussen geloof en rede”? Is de moderne tegenstelling tussen geloof en rede houdbaar? Waarom? Waarom niet? Waarom noemt Nietzsche de mens “een vererend dier”? Waarom kon het Bijbelse geloof ‘van binnenuit’ de Griekse rationaliteit ontmoeten? Wat bedoelt Johannes Paulus II als hij in Fides et Ratio schrijft dat de kerk de rede ‘waardeert, maar niet overschat’? Leg uit: er zijn altijd goede redenen om in God te geloven; maar er zijn nooit voldoende redenen om in God te geloven. Leg uit waarom het Proslogion een “mystagogisch” geschrift is. Wat ontdekt Anselmus? Hoe begrijpt Anselmus van Canterbury de verhouding tussen geloof en rede?