Afzet = Aantal verkochte producten Afzet en omzet Afzet = Aantal verkochte producten Bijvoorbeeld: Je verkoopt 12 zakken nootmuskaat voor 15 gulden per zak
Omzet = afzet x verkoopprijs per product Omzet = Opbrengst Afzet en omzet Omzet = afzet x verkoopprijs per product Omzet = Opbrengst Bijvoorbeeld: Je verkoopt 12 zakken nootmuskaat voor 15 gulden per zak 12 x 15 = 180 gulden
Inkoopprijs en inkoopwaarde Inkoopprijs: dat wat de handelaar bij het inkopen van de producten per product betaald Inkoopwaarde: dat wat de handelaar bij het inkopen van de producten voor alle producten betaald Bijvoorbeeld: Een handelaar koopt 12 zakken nootmuskaat in bij het dorpshoofd voor 5 gulden per zak. 12 x 5 = 60 gulden
Brutowinst en nettowinst Brutowinst = omzet – inkoopwaarde Bijvoorbeeld: Een handelaar koopt 12 zakken nootmuskaat in bij het dorpshoofd voor 5 gulden per zak. Hij verkoopt deze zakken voor 15 gulden per zak in Amsterdam. Reken de brutowinst uit. 12 x 5 = 60 gulden = inkoopwaarde 12 x 15 = 180 gulden = omzet Dus: omzet – inkoopwaarde 180 – 60 = 120 gulden brutowinst
Brutowinst en nettowinst Bruto winst – bedrijfskosten = netto winst Een handelaar maakt na de verkoop van zijn zakken nootmuskaat €120 gulden winst. Nu moet hij daarvan ook nog zijn matrozen betalen, het voedsel op de boot en een reparatie aan het zeil van de boot. Dit kost hem 100 gulden bij elkaar. Wat is de Netto winst? 120 – 100 = 20 gulden netto winst