Globalisering: internationale handel

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Structurele effecten in het Heckscher-Ohlinmodel
Advertisements

Hoofdstuk 5: Arbeidsmarkt in de EU
Handel en marketing hoofdstuk 9
3.3 Nigeria in de wereldeconomie
H3 Industralisatie en Ismen.
Hst 1: De wereld: Systeem van landen en relaties
1.3 globalisering verovert de wereld
Hoofdstuk 11deel 2 handel en marketing
Protectionisme versus Internationale samenwerking
Hoofdstuk 8: Nederland en Europa.
specialisatie zorgt voor welvaartswinst
Schaalvoordelen & internationale handel
P2.2 Landbouw en platteland in Europa
Economie en de politiek-ruimtelijke organisatie
§1.2 – Euroboeren in de kou.
Globalisering: Ondernemingen en Internationale Handel
In de vaart der volkeren
§15 Japan, een oude tijger Dichtbevolkt: 130 miljoen inwoners.
Hoofdstuk 13 Vrij kapitaalverkeer.
Par. 4.3 Handel, investeringen en migratie.
Europese Eenheid Dr. Hein Roelfsema Utrecht University School of Economics.
Internationale handel
Paragraaf 3.3 Indonesië in de wereld.
Hoofdstuk 5. par 5 Help! De wereld krimpt!
II. SPELERS (1) Staten als regelgevers Staat als regelgever (overheid) Staat als regelgever (overheid) - rechtstreeks (nationale bronnen van nationaal.
Internationalehandelstheorie
Regionale economische integratie
GATT & WTO : fundamenten
Globalisering H2.
Globalisering H2.
Boeren op schaal.
Internationale handel. Wisselkoersen Internationale handel Wisselkoersen Meer handel.
Hoofdstuk 2 Beginselen van de EG. Taken EG: Het instellen van een gemeenschappelijke markt (= interne markt), dat wil zeggen één enkele binnenmarkt. Het.
Hoofdstuk 11 Vrij kapitaalverkeer. (2/14) Het vrije kapitaalverkeer (inclusief het vrije betalingsverkeer) wordt gewaarborgd door artikel 56 van het Verdrag:
Hst 2: ZOA: Een regio in beweging
Par. 4.3 Handel, investeringen en migratie.
Internationale vrijhandel
1.2 De grens gaat open Mexico had vroeger een gesloten economie kenmerken: - hoge invoerrechten - quota - importsubstitutie - uitvoer van landbouwproducten.
Hoofdstuk 4 Aardrijkskunde, economie en maatschappij
Hoofdstuk 25: Globalisering: Internationale Handel
Aardrijkskunde voor de 2e fase VWO 5 en VWO 6. Samenvatting
Paragraaf 4,3 Centrum van de wereld!
Hoofdstuk 3 Arm en rijk in de VS en Nigeria.
Belasting die je moet betalen als je een product invoert.
Internationale handelspolitiek
Aardrijkskunde voor de 2e fase VWO 5 en VWO 6. Samenvatting
 Traditionele exportproducten (onbewerkte landbouw- en mijnbouwproducten) worden steeds minder waard.  Men kan minder importeren (ruilvoetverslechtering).
EU Uitbreiding Emeriti Forum Reflecties op presentatie van Minister Dehaene.
Antwoorden herhalingsopgaven
8.2 Hebben we baat bij de EU? In deze PowerPoint-presentatie leer je over: Europese interne markt Harmonisatie Monetaire Unie © Noordhoff Uitgevers 2012.
1 DE CONCURRENTIEPOSITIE VAN DE BELGISCHE ECONOMIE JOHAN VAN OVERTVELDT.
H o o f d s t u k 3 H e t W e l v a a r t s p e i l § 3.1 Werken en waar? Drie bestaansmiddelen of economische sectoren Primaire, secundaire en tertiaire.
De politieke en economische omgeving Hoofdstuk 5.
Internationale Handel en Welvaart. Globalisering: Internationale Handel Globalisering – Toename van internationale stromen Van goederen en diensten Van.
SO terug.
Hoofdstuk 4 Ontwikkeling van het internationale concurrentievermogen.
Televisie en computer H13.3 EUROPESE EENWORDING. 1.Nieuwe wereldoorlog voorkomen 2.Andere economische aanpak (geen protectionisme als in de jaren ‘30)
Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen.
D E INVLOED VAN DE INTERNATIONALE HANDEL OP HET BBP.
De Europese eenwording
NEDERLAND HANDELSLAND
Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen
3.1 PRODUCTIE.
Internationalisering
H6 Salvatore: International Economics, 10th Edition © 2009 John Wiley & Sons, Inc.
Hoofdstuk 2 Nederland als industriële samenleving § 4
Voordelen globalisering voor bevolking:
specialisatie zorgt voor welvaartswinst
Niet alleen op de wereld
1.1 Globalisering: one world?
Transcript van de presentatie:

Globalisering: internationale handel Hoofdstuk 28 Globalisering: internationale handel

Inhoud Enkele gegevens over internationale handel Comparatieve kostenvoordelen als bepalende factoren voor internationale handel Verklaringen voor comparatieve kostenvoordelen Internationale handel breidt de consumptiemogelijkheden uit Winnaars en verliezers

Inhoud Argumenten waarmee protectie verdedigd wordt 6.1 Bescherming van specifieke groepen 6.2 Diversificatie van de productie 6.3 Nationale onafhankelijkheid en strategische zelfvoorziening 6.4 Bescherming tegen de concurrentie van landen met lage lonen 6.5 Bescherming van de werkgelegenheid 6.6 Bescherming van jonge nijverheden 6.7 Handelspolitiek op strategische markten 6.8 Beïnvloeding van de ruilvoet De naoorlogse internationale samenwerking op gebied van internationale handel en de regionale economische integratie 7.1 Het naoorlogse internationale handelssysteem: GATT en WTO 7.2 De regionale economische integratie en bilaterale handelsakkoorden

1. Enkele gegevens over internationale handel Mensen drijven al millennia handel Zijderoute Ontdekking van Amerika Tot eind 19e: producten met hoge waarde Vanaf dan: massagoederen stoomtrein en stoomschip: sneller en goedkoper Suezkanaal Jaren 1930: Grote Depressie Handel valt sterk terug Na WO II Snelle groei van internationale handel Containers, roll-on roll-off-schepen

Figuur 28.1: evolutie van de verhouding tussen wereldoutput en wereldexport van goederen en diensten, 1970-2015 hoge inkomenslanden wereld Bron: World Development Indicators (geraadpleegd op 30-11-2016).

1. Enkele gegevens over internationale handel Handel groeit meestal sneller dan output, behalve tijdens crises 2009: wereldoutput daalt ongeveer 2%, handel liefst 10% 2010-11: export en output groeien synchroon 2014-2015: wereldexport groeit weer trager Toenemende globalisering ten einde? 1980 vs. 2015 Rijke landen Belangrijkste exporteurs en importeurs Belang in wereldhandel daalt Opkomende en ontwikkelingslanden in opmars EU, inclusief intra-EU-handel, is belangrijkste handelsblok Zonder intra-EU-handel spant China de kroon

Tabel 28.1: internationale goederenstromen in 1980 en 2015 (% van wereldtotaal). naar opkomende en 2015 wereld rijke landen ontwikkelingslanden wereld 100,0 62,1 36,8 van rijke landen 59,8 38,8 20,7 opkomende en ontwikkelingslanden 40,2 23,3 16,1 naar opkomende en 1980 w e r el d rijke landen ontwikkelingslanden wereld 100,0 72,1 25,3 van rijke landen 72,7 52,9 18,5 opkomende en ontwikkelingslanden 27,3 19,2 6,8 Bron: IMF Direction of Trade Statistics online; UNCTAD Statistics online. Noot: hierbij volgen we de opdeling die het IMF maakt tussen ‘Advanced’ en ‘Emerging & Developing Countries’.

Tabel 28.2: handelsstromen (invoer plus uitvoer goederen) van individuele landen in 2015 (% van wereldtotaal) inclusief intra-EU28-handel exclusief intra-EU28-handel 1 China 11,9 China 15,0 2 Verenigde Staten 11,5 EU 14,8 3 Duitsland 7,2 Verenigde Staten 14,4 4 Japan 3,8 Japan 4,8 5 Verenigd Koninkrijk 3,3 Hong Kong 4,1 6 Frankrijk 3,2 Zuid-Korea 3,6 7 Nederland 3,2 Canada 3,2 8 Hong Kong 3,2 Mexico 3,0 9 Zuid-Korea 2,9 India 2,5 10 Italië 2,6 Singapore 2,5 11 Canada 2,5 Zwitserland 2,1 12 Mexico 2,4 Taiwan 2,0 13 België 2,3 Ver. Arab. Emiraten 1,9 14 India 2,0 Australië 1,5 15 Singapore 1,9 Turkije 1,3 Bron: WTO – World Trade Statistical Review 2016; AMECO database – Europese Commissie ( update 9-11-2016).

2. Comparatieve kostenvoordelen als bepalende factoren voor internationale handel Internationale specialisatie en arbeidsverdeling verruimen consumptiemogelijkheden voor landen Illustratie comparatieve kostenvoordelen (Ricardo) Twee spelers, VS en Europa Twee producten, graan en kleding Arbeid: beide beschikken over 100 miljoen manjaar Geen transportkosten etc.

Tabel 28.3: output en kost van graan en kleding wanneer één land een absoluut kostenvoordeel heeft in beide producten tonnen graan kledingstuks kost per output per kost per output per eenheid manjaar eenheid manjaar Europa 1 manjaar 1 4/5 manjaar 1,25 Amerika 1/4 manjaar 4 1/2 manjaar 2

2. Comparatieve kostenvoordelen als bepalende factoren voor internationale handel Amerika heeft absoluut kostenvoordeel voor beide goederen Bij autarkie bepalen productievoorwaarden de prijsverhouding tussen twee goederen Kleding is dubbel zo duur als graan Prijsverhouding Europa

2. Comparatieve kostenvoordelen als bepalende factoren voor internationale handel Autarkie: verschillende prijsverhouding in EU en VS Graan is comparatief goedkoper in VS dan in EU VS hebben comparatief kostenvoordeel voor graan Kleding is relatief goedkoper in EU dan in VS EU hebben comparatief kostenvoordeel voor kleding Er zal handel ontstaan, zelfs als een land absoluut kostenvoordeel heeft in beide goederen Vb. handelaar kan met 1 ton graan in EU 1,25 stuks kleding kopen. Als hij die in VS ruilt voor 2,5 ton graan, wint hij 1,5 ton graan Voldoende en noodzakelijke voorwaarde is dat de relatieve productiekosten verschillen Elk land specialiseert in goed met comparatief kostenvoordeel

3. Verklaringen voor comparatieve kostenvoordelen Ricardo: verschillen in technologie Heckscher & Olin: relatieve beschikbaarheid van productiefactoren Kwaliteit en hoeveelheid van land, fysiek kapitaal, arbeidskrachten,… Groot verschil tussen hoge- en lage inkomenslanden Toenemende schaalopbrengsten P. Krugman: toenemende schaalvoordelen en monopolistische mededinging Uitgangspunt voor theorie van schaalvoordelen gecombineerd met productdifferentiatie Verklaring voor handel tussen hoge-inkomenslanden (intra-industriehandel)

4. Internationale handel breidt de consumptiemogelijkheden uit Internationale handel brengt aanpassingskosten, maar ook voordelen met zich mee Toename wereldproductie en uitbreiding consumptiemogelijkheden Onder autarkie valt consumptie samen met productie PMCAmerika met helling gelijk 0,5 PMCEuropa met helling 1,25 Voordeel bij internationale handel?

Figuur 28.2: productie- en consumptiemogelijkheden zonder en met handel kleding (miljoenen stuks) 320 CMCAmerika 200 PMCAmerika 125 PMCEuropa CMCEuropa 100 156,25 400 graan (miljoenen ton)

4. Internationale handel breidt de consumptiemogelijkheden uit Na handel: consumptiemogelijkheden zijn ruimer dan productiemogelijkheden Ruilvoet VS: Ruilvoet EU: 1/0,8 of 1,25 Hoe dichter ruilvoet ligt bij binnenlandse goederenprijsratio, hoe kleiner de voordelen van handel Zowel kwantitatieve als kwalitatieve uitbreiding van consumptiemogelijkheden: ruimer assortiment Voortdurende baten uit internationale handel? Toename concurrentie Snelle verspreiding nieuwe technologieën en knowhow

5. Winnaars en verliezers Ondernemingen en werkgevers moeten zich aanpassen Vb. in VS arbeiders omschakelen van textiel- naar landbouwsector Sommige slagen daar niet in, en raken werkloos Vb. textielbedrijven in EU winnen bij grotere vraag naar hun producten Transport- en communicatiekosten Nieuwe productietechnologieën Verliezers: inkomen valt weg, activiteiten worden stopgezet, toegevingen,… Winnaars: nieuwe activiteiten,… Winnaars zouden verliezers in principe kunnen vergoeden via herscholing, werkloosheids- of andere vergoedingen Gebeurt slechts in beperkte mate Politieke en sociale weerstand, zoals recent in VS en West-Europa

5. Winnaars en verliezers Vanuit beleidsstandpunt: overgangskosten afwegen tegen voordelen Vergelijken is moeilijk: winnaars en verliezers zijn niet identiek Op lange termijn is integratie gewoonlijk de beste strategie Vb. Sovjetunie of China Afwegen van belangen winnaars en verliezers kan niet objectief Waardeoordelen Veranderen door de tijd heen 19e eeuw en na WO II: minder invoerbeperkingen Eind 19e eeuw, interbellum en misschien vandaag: minder openheid

6. Argumenten waarmee protectie verdedigd wordt Internationale handel is niet volledig geliberaliseerd Protectie Douanerechten Waarderechten Specifieke rechten Kwantitatieve beperkingen Invoerquota’s of contingenten Niet-tarifaire handelsbelemmeringen Wettelijke en reglementaire voorschriften Doeltreffende bescherming Invoervergunningen Belastingen op uitvoer zijn uitzonderlijk Soms grondstoffen Exportsubsidies

6. Argumenten waarmee protectie verdedigd wordt 6.1 Bescherming van specifieke groepen 6.2 Diversificatie van de productie 6.3 Nationale onafhankelijkheid en strategische zelfvoorziening 6.4 Bescherming tegen de concurrentie van landen met lage lonen 6.5 Bescherming van de werkgelegenheid 6.6 Bescherming van jonge nijverheden 6.7 Handelspolitiek op strategische markten 6.8 Beïnvloeding van de ruilvoet

6.1 Bescherming van specifieke groepen Werkgevers- en werknemersorganisaties steunen vaak handelsbelemmerende maatregelen Douanerechten en contingenten Verhogen prijs: verborgen transfer Kost is voor hele samenleving Sectoren lijden zichtbaar verlies bij afschaffen van belemmeringen, terwijl baten gespreid zijn en weinig zichtbaar Moeilijk af te schaffen

6. Argumenten waarmee protectie verdedigd wordt 6.1 Bescherming van specifieke groepen 6.2 Diversificatie van de productie 6.3 Nationale onafhankelijkheid en strategische zelfvoorziening 6.4 Bescherming tegen de concurrentie van landen met lage lonen 6.5 Bescherming van de werkgelegenheid 6.6 Bescherming van jonge nijverheden 6.7 Handelspolitiek op strategische markten 6.8 Beïnvloeding van de ruilvoet

6.2 Diversificatie van de productie Uitgesproken afhankelijkheid van schommelingen in prijs en vraag op wereldmarkt Kan ontwrichtend zijn voor klein land Voor grotere diversificatie van productie, wordt gepleit voor bescherming van binnenlandse productie die in plaats komt van invoer (= importsubstitutie) Lagere efficiëntie leidt tot lager reëel inkomen Grotere stabiliteit van economische activiteit op langere termijn Directe overheidssubsidies zijn beter instrument, zeggen tegenstanders van protectie

6. Argumenten waarmee protectie verdedigd wordt 6.1 Bescherming van specifieke groepen 6.2 Diversificatie van de productie 6.3 Nationale onafhankelijkheid en strategische zelfvoorziening 6.4 Bescherming tegen de concurrentie van landen met lage lonen 6.5 Bescherming van de werkgelegenheid 6.6 Bescherming van jonge nijverheden 6.7 Handelspolitiek op strategische markten 6.8 Beïnvloeding van de ruilvoet

6.3 Nationale onafhankelijkheid en strategische zelfvoorziening Importafhankelijkheid beperken voor vitale goederen en technologieën Vb. landbouw, wapenindustrie, computerchips, energievoorziening,… Vaak te pas en onpas gebruikt

6. Argumenten waarmee protectie verdedigd wordt 6.1 Bescherming van specifieke groepen 6.2 Diversificatie van de productie 6.3 Nationale onafhankelijkheid en strategische zelfvoorziening 6.4 Bescherming tegen de concurrentie van landen met lage lonen 6.5 Bescherming van de werkgelegenheid 6.6 Bescherming van jonge nijverheden 6.7 Handelspolitiek op strategische markten 6.8 Beïnvloeding van de ruilvoet

6.4 Bescherming tegen de concurrentie van landen met lage lonen Noodzaak zich te beschermen tegen onfaire concurrentie Twee versies Rijke landen kunnen niet concurreren met landen met lagere lonen Sociale dumping Haaks op theorie en werkelijkheid van internationale handel Rijke landen importeren maar exporteren ook naar lageloonlanden Deviezen die lageloonlanden verdienen met uitvoer en waarmee ze schulden betalen, gebruiken ze voor invoer Lonen zijn slechts een factor bij vgl. tussen landen: infrastructuur, kwaliteit van overheidsdiensten,… Minder ruimte voor sociale zekerheid en arbeidswetgeving Weerstand industrielanden tegen voortdurende aanpassingen

6. Argumenten waarmee protectie verdedigd wordt 6.1 Bescherming van specifieke groepen 6.2 Diversificatie van de productie 6.3 Nationale onafhankelijkheid en strategische zelfvoorziening 6.4 Bescherming tegen de concurrentie van landen met lage lonen 6.5 Bescherming van de werkgelegenheid 6.6 Bescherming van jonge nijverheden 6.7 Handelspolitiek op strategische markten 6.8 Beïnvloeding van de ruilvoet

6.5 Bescherming van de werkgelegenheid Vaak in periode van hoge werkloosheid Vb. Grote Depressie, oliecrisis of 2008-2009 Vb. VS tarief van 35% op invoer autobanden Binnenlandse activiteit en werkgelegenheid aanzwengelen Probleem als alle landen dit doen Bescherming van sectoren in moeilijkheden Tijdelijke bescherming bedrijfstakken met aanpassingsproblemen Tijdelijke subsidies wellicht beter instrument

6. Argumenten waarmee protectie verdedigd wordt 6.1 Bescherming van specifieke groepen 6.2 Diversificatie van de productie 6.3 Nationale onafhankelijkheid en strategische zelfvoorziening 6.4 Bescherming tegen de concurrentie van landen met lage lonen 6.5 Bescherming van de werkgelegenheid 6.6 Bescherming van jonge nijverheden 6.7 Handelspolitiek op strategische markten 6.8 Beïnvloeding van de ruilvoet

6.6 Bescherming van jonge nijverheden Levenskansen infant industries verhogen Land kan comparatief voordeel ontwikkelen als het bepaalde activiteiten effectief van de grond krijgt Periode van kinderziektes, gebrek aan ervaring, financiële beperking,…overbruggen Op zeker moment wordt bescherming tegen concurrentie van gevestigde industriële landen dan overbodig Protectie mag niet te sterk zijn en moet tijdelijk zijn

6. Argumenten waarmee protectie verdedigd wordt 6.1 Bescherming van specifieke groepen 6.2 Diversificatie van de productie 6.3 Nationale onafhankelijkheid en strategische zelfvoorziening 6.4 Bescherming tegen de concurrentie van landen met lage lonen 6.5 Bescherming van de werkgelegenheid 6.6 Bescherming van jonge nijverheden 6.7 Handelspolitiek op strategische markten 6.8 Beïnvloeding van de ruilvoet

6.7 Handelspolitiek op strategische markten Bestaan van monopolistische of oligopolistische tendensen Sectoren met toenemende schaalvoordelen, vb. omwille van hoge vaste kosten Protectie van nationale producenten om winst op dergelijke markten naar eigen land te versluizen Mogelijk vruchtbare samenwerking tussen bedrijfswereld en overheid in strategische sectoren Niet eenvoudig te realiseren Identificeren van winstgevende bedrijfstakken waar strategische handelspolitiek kan gerealiseerd worden Druk van belangengroepen Tegenreactie andere landen

6. Argumenten waarmee protectie verdedigd wordt 6.1 Bescherming van specifieke groepen 6.2 Diversificatie van de productie 6.3 Nationale onafhankelijkheid en strategische zelfvoorziening 6.4 Bescherming tegen de concurrentie van landen met lage lonen 6.5 Bescherming van de werkgelegenheid 6.6 Bescherming van jonge nijverheden 6.7 Handelspolitiek op strategische markten 6.8 Beïnvloeding van de ruilvoet

6.8 Beïnvloeding van de ruilvoet Enkel mogelijk voor landen die belangrijke fractie van werelduitvoer of –invoer van een product verzorgen Kan importbeperking instellen: wereldwijde vraag valt terug, waardoor prijs zakt Kan uitvoer beperken: via daling van wereldaanbod leidt dit tot prijsstijging

7. De naoorlogse internationale samenwerking op gebied van internationale handel en de regionale economische integratie 7.1 Het naoorlogse internationale handelssysteem: GATT en WTO 7.2 De regionale economische integratie en bilaterale handelsakkoorden

7.1 Het naoorlogse internationale handelssysteem: GATT en WTO Rampzalige gevolgen van protectionisme na 1930 vermijden Bretton Woods 1944, fundamenten van naoorlogse wereldorde IMF Wereldbank Internationale Handelsorganisatie Algemene Overeenkomst over Handel en Tarieven (GATT, later WTO) 1947 Zo vrij mogelijke multilaterale handel Periodieke onderhandelingen over verlaging douanerechten en andere Niet-discriminatie: clausule van meest begunstigde natie Geschillen beslechten

7.1 Het naoorlogse internationale handelssysteem: GATT en WTO Onderhandelingsrondes Uruguay-ronde 1994 Doha Ontwikkelingsagenda loopt nog altijd Voor ontwikkelingslanden kan van principe van niet-discriminatie afgeweken worden Niettemin onvrede bij hen over handelssysteem Oprichting parallelle organisatie: UNCTAD Realisaties vrij beperkt Stelsel van algemene, unilaterale tariefpreferenties Moeilijk om omvattende akkoorden te sluiten tussen alle lidstaten: bilaterale akkoorden

7 De naoorlogse internationale samenwerking op gebied van internationale handel en de regionale economische integratie 7.1 Het naoorlogse internationale handelssysteem: GATT en WTO 7.2 De regionale economische integratie en bilaterale handelsakkoorden

7.2 De regionale economische integratie en bilaterale handelsakkoorden Tendens tot regionale economische integratie: vrijhandelszones en douane-unies. Zijn door GATT toegelaten uitzonderingen op principe van niet-discriminatie Vrijhandelszones en douane-unies Vrijhandelszone Afschaffing handelsbelemmeringen Tegenover derde landen behoudt lidstaat eigen handelsbeleid Douane-unie Handel volledig geliberaliseerd onderling Gemeenschappelijk handelsbeleid tegenover de rest

7.2 De regionale economische integratie en bilaterale handelsakkoorden België, Nederland, Luxemburg Beneluxunie 1948 Verdrag van Economische Unie 1966 Liberalisering goederen en dienstverkeer Vrij verkeer van productiefactoren (niet gerealiseerd) Coördinatie en harmonisatie economische politiek (niet gerealiseerd)

7.2 De regionale economische integratie en bilaterale handelsakkoorden Van EGKS tot EU en eurozone Verdrag van Parijs 1952 West-Duitsland, Italië, Frankrijk en Benelux Vrij verkeer van steenkool, staal en industriële goederen Verdrag van Rome 1957 Commissie van de EEG Beslissingsmacht bleef bij Raad van Ministers Douane-unie, met gemeenschappelijk buitentarief Conferentie in Kopenhagen 1985 Ambitieus programma om tegen 1992 interne markt te realiseren

7.2 De regionale economische integratie en bilaterale handelsakkoorden Verdrag van Maastricht 1992 Economische en Monetaire Unie (EMU) Onveranderlijke vaste wisselkoers Vrij kapitaalverkeer Monetair beleid bij ECB Denemarken en VK deden niet mee Europese Unie 1993 EU breidde uit tot 28 lidstaten In 2016 stemden de Britten voor Brexit Andere bestaande en geplande vrijhandelszones NAFTA 1994

7.2 De regionale economische integratie en bilaterale handelsakkoorden Groeiende kritiek EU: vrij verkeer van personen (en kapitaal), ‘reglementitis’ en afstaan soevereiniteit geregeld onder vuur NAFTA: vermeende verlies van Amerikaanse jobs ten voordele van Mexico en goedkope invoer uit Mexico TTP: Trump hield ratificatie tegen CETA: Waalse gewestregering verzette zich tegen vrijhandelsdeal met Canada TTIP: vrijhandelsakkoord tussen EU en VS komt er wellicht niet