Hoofdstuk 1: Water in Nederland
De duinen ontstonden zo’n 5.000 jaar geleden. 1.1 Een land in de delta Land aan de zee Laag-Nederland ligt lager dan 1 meter boven N.A.P. (Normaal Amsterdams Peil). De duinen ontstonden zo’n 5.000 jaar geleden. Door sedimentatie (het neerleggen van slib) ontstond het landschap van laag-Nederland. NAP is de gemiddelde hoogte van de zeespiegel. Slib bestaat uit zand en klei. Hoe veen ontstaat wordt ook uitgelegd in het katern Bronnen van energie, paragraaf 1.2. Door de aanvoer van rivierwater ontstond een moeras. Doordat de dode planten daar niet rotten, bleef veen achter.
De riviermondingen van Rijn en Maas liggen in Nederland. 1.1 Een land in de delta Land aan rivieren De riviermondingen van Rijn en Maas liggen in Nederland. In de monding vertakken de rivieren zich: een (rivier)delta. Een rivier vervoert water en slib. Door sedimentatie van zand ontstaat dicht bij de rivier een oeverwal. Verder van de rivier bezinken de kleideeltjes: komgronden. Een rivier slibt soms helemaal dicht. Een deel van het water zoekt een nieuwe weg. Zo ontstaat de delta.
Het rivierenlandschap 1.1 Een land in de delta Het rivierenlandschap De eerste bewoners woonden op de oeverwallen. Sommige boerderijen en dorpen werden op terpen gebouwd. Na 1300 werden er dijken gebouwd. De dijken werden gebouwd op de oeverwallen. Bij een overstroming ontstaat een diep gat achter achter de dijk (wiel). Zomerdijk: dichter bij de rivier. Tussen zomer- en winterdijk: uiterwaard. De dijken beschermden het gebied tegen overstromingen en die traden meestal in de winter op. Daarom worden dit winterdijken genoemd. Bij het herstellen van het gat in de dijk na een overstroming werd de nieuwe dijk vaak om het wiel heen gelegd. Het gebied tussen zomer- en winterdijk (uiterwaard) werd gebruikt om het vee te laten grazen.
Polder: gebied omringd door dijken waar de mens de waterstand regelt. 1.2 Een land van polders Soorten polders Polder: gebied omringd door dijken waar de mens de waterstand regelt. In Nederland drie soorten polders: 1 Zeepolder: omdijking van opgeslibd gebied. Ligt op zeeniveau. 2 Veenpolder: drainage van veenmoeras. Ligt 0-2 meter onder zeeniveau. Droogmakerij: een meer of een stuk zee wordt omdijkt en vervolgens leeggepompt. Ligt meestal meer dan 2 meter onder zeeniveau. Zeepolders: in Zeeland en het Waddengebied. Veenpolders: in West-Nederland. Droogmakerijen: zijn de bekendste polders. Het wegpompen (met molens en/of gemalen): kunstmatige afwatering.
Grondwater is het water dat tussen de zand- en kleideeltjes zit. 1.2 Een land van polders Het water in de grond Grondwater is het water dat tussen de zand- en kleideeltjes zit. De wortels van de van de planten moeten in de buurt van dit water zitten om te kunnen groeien (en niet in het water, anders verrotten de wortels). Oppervlaktewater: al het water in de sloten, kanalen en meren. Door de hoogte van het oppervlaktewater te regelen, heb je invloed op de hoogte van het grondwater.
Lager gelegen polders: lozen via een gemaal. 1.2 Een land van polders Het water in de polder Door de lage ligging is het lastig om overtollig water te lozen uit de polders. Niet al te lage (zee)polders: lozen door water bij eb via een sluis naar zee te laten stromen. Lager gelegen polders: lozen via een gemaal. Er komt ook water een polder binnen: door neerslag of door kwel. In de zomer kan er ook via een sluis water de polder in gelaten worden. Lozen via een gemaal: het water in de polder (binnenwater) wordt naar omhoog gepompt, naar het buitenwater of naar een boezem gepompt. Kwel: het stromen van water tussen de bodemdeeltjes in de grond.
Het water in hoog-Nederland 1.2 Een land van polders Het water in hoog-Nederland Hoog-Nederland: natuurlijke afwatering. Waterstand wordt geregeld met stuwen.
Waterwinning gebeurt op verschillende manieren: 1.3 Waterproductie en watergebruik Water als hulpbron Waterwinning gebeurt op verschillende manieren: 1 Uit grondwater: Water wordt opgepompt van een diepte van 20 tot 200 meter. Het wordt gezuiverd om het geschikt te maken voor consumptie. 2 In het westen van Nederland: oppervlaktewater (grondwater is hier zout). Dit is duurder omdat het water meer gezuiverd moet worden. Reservevoorraden schoon rivierwater worden bewaard in spaarbekkens. 3 Een deel van het oppervlaktewater wordt geïnfiltreerd in de duinen.
Onder de duinen zit zoet water. 1.3 Waterproductie en watergebruik Water uit de duinen Onder de duinen zit zoet water. Het zoete water ‘drijft’ op het zoute water (zoetwaterzak). Duinen van belang als waterwingebied. De zoetwaterzak moet worden aangevuld. Dat gebeurt met rivierwater. Zoet water is lichter dan zout water. Het zoute water zit dus dieper in de grond. Doordat zand goed doorlaatbaar is, laat het het zoete regenwater makkelijk door.
Huishoudens gebruiken het meeste drinkwater (gem. 120 liter pd/pp). 1.3 Waterproductie en watergebruik Watergebruik Huishoudens gebruiken het meeste drinkwater (gem. 120 liter pd/pp). Ook de industrie verbruikt veel water: 1 als grondstof in producten; 2 als proceswater. Veel proceswater is geen drinkwater, maar grondwater. Een goed voorbeeld hiervan is koelwater bij elektriciteitsproductie. Watervoetafdruk: direct en indirect waterverbruik. Zie bijvoorbeeld: www.watervoetafdruk.org, www.wnf.nl/nl/wat_wnf_doet/thema_s/water/waterfootprint/ of www.kraanwater.nu/watweetjijvankraanwater/waterweetjes/water-voetafdruk/Pages/default.aspx. De watervoetafdruk van een Nederlander is: 6.300 liter per dag.
Huishoudelijk afvalwater 1.4 Waterschappen Huishoudelijk afvalwater Huishoudelijk afvalwater (douche, wc) stroomt via het riool naar een zuiveringsinstallatie. Daarna wordt het gezuiverde water geloosd op het oppervlaktewater. Organische vervuiling wordt op verschillende manieren uit het water gehaald: Zwart water (toilet): zit vol met bacteriën. Grijs water (douche, wasmachine, keuken): is minder vervuild.
Andere watervervuiling 1.4 Waterschappen Andere watervervuiling Naast huishoudelijk afvalwater ook andere vormen van vervuiling: Chemische vervuiling: stoffen die in de natuur niet voorkomen (en door de natuur zelf moeilijk te verwijderen zijn). Thermische vervuiling: water met een hoge temperatuur wordt geloosd op het oppervlaktewater. Vervuiling door de landbouw: te veel meststoffen komen in het oppervlaktewater. Verzilting: door verdamping komt het brakke water te dicht aan het oppervlakte. Dit is schadelijk voor de planten en de landbouw.
Nederland kent waterschappen. Taken waterschappen: Water en de overheid Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is op landelijk niveau verantwoordelijk voor beleid. Rijkswaterstaat zorgt voor de uitvoering. Nederland kent waterschappen. Taken waterschappen: 1 Zorgen voor een goede waterkwaliteit (schoon water). 2 Zorgen voor voldoende waterkwantiteit (hoeveelheid). 3 Beschermen tegen overstromingen (dijken, duinen, stuwen). 4 Het bevaarbaar houden van waterwegen.
Bijkomend effect: natuurontwikkeling en recreatiemogelijkheden. 1.5 Bronnen: Water als bedreiging De Zandmotor De Zandmotor: nieuwe vorm kustverdediging. Geen zandsuppletie, maar grote zandbuffer. Stroming, getijde en wind verplaatsen het zand langs de kust. Bijkomend effect: natuurontwikkeling en recreatiemogelijkheden. De Deltawerken zijn eindelijk af. Het Deltaplan is het antwoord op de grote overstromingen in 1953. Door het bouwen van dijken en dammen werd de Nederlandse kustlijn aanzienlijk ingekort (minder kilometers zeedijk). Laatste twee grote werken: Oosterscheldedam (1986) Maeslantkering (1997).
Meer ruimte voor rivieren 1.5 Bronnen: Water als bedreiging Meer ruimte voor rivieren Verschillende manieren om de rivier meer ruimte te geven: - Uiterwaardafgraving: het lager maken van de uiterwaard. - Overloop(gebieden): tijdelijk opslaan van rivierwater in een leeg gebied. - Kribverlaging: hierdoor een betere doorstroming bij hoge waterstand. Meer ruimte betekent een betere en snellere afvoer van het water. Dus minder kans op overstromingen.
Bij Nijmegen en Lent is de Waal erg smal. 1.5 Bronnen: Water als bedreiging Dijkverlegging Lent Bij Nijmegen en Lent is de Waal erg smal. Voor betere en grotere afvoer: dijkverlegging en een nevengeul bij Lent. Hierdoor is er meer ruimte voor de rivier. Sterkere dijken langs de Bergse Maas Dijkverhoging (of dijkverbetering) om twee redenen: 1 grote waterafvoer door de rivier; 2 bij hoog water kan het rivierwater niet wegstromen in de Noordzee. Bij dijkverhoging (of dijkverbetering) wordt de dijk niet alleen verhoogd, maar waar mogelijk ook verbreed.
Waterplein in Rotterdam 1.5 Bronnen: Water als bedreiging Waterplein in Rotterdam Bij hevige regen is het onmogelijk om al het water snel af te voeren. Speciale voorzieningen zijn gemaakt om het water tijdelijk te bergen. Een voorbeeld van zo’n voorziening is het waterplein.