Het Koninkrijk der Nederlanden

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Patriotse en Bataafse revolutie
Advertisements

Staatsinrichting 1 Veranderingen herkennen/ beschrijven die in 1848 werden doorgevoerd in het kiesrecht door de liberalen o.l.v. Thorbecke.
Het Landsbestuur 4.1 Regering 4.2 Parlement 4.3 Provincie en gemeente
Maatschappijleer 1 Nadya Karim
Rechtsstaat en democratie
Rechten van burgers Plichten van de overheid
De staatsinrichting van Nederland.
QUIZ Katern Politiek.
Het Politiek Systeem Civitas Hoofdstuk 8
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
Kenmerk 30 De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en taatsburgerschap Les 2: Verloop van.
Kenmerk 30 De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap Les 31: De Franse,
19de eeuw(1.5 en 4.2) In 1813 komt de zoon van Willem V terug als soeverein vorst(na nederlaag Napoleon) als koning Willem I Er komt een nieuwe grondwet.
Staatsinrichting van Nederland
Politieke bloei.
Hoofdstuk 6 Democratisering
18de eeuw Halverwege de 18de eeuw kwam de Verlichting (zie aantekeningen bij hoofdstuk 7 ) Vrijheidsrechten Verlichtingsfilosofen gingen uit van het idee.
De 19e eeuw Nederland.
Ontwikkeling van politieke rechten.
Opdracht 12 (H1) Liberaal VOOR censuskiesrecht
Regels zijn regels.
1. Politici moeten zich zo min mogelijk bemoeien met de rechter.
RECHTSSTAAT Scheiding der machten
Hoofdstuk 7: Nederland een rechtsstaat Hoe worden rechten gegarandeerd?
Parlementaire democratie
Staatsinrichting van Nederland
Een nieuw koninkrijk Paragraaf 5.1.
Herhaling Staatsinrichting
Rechtsstaat 22 april Rechtsstaat 22 april 2008.
De Nederlanden: van republiek tot parlementaire democratie
De liberale revolutie in 1848
Wat moet je weten aan het einde van de les?
Schokland 3.0 Politiek-juridische dimensie
Vrijheid en democratie De opmars van het parlement
-Scheiding der machten -Gekozen parlement -Verlichte ideeën
In 1568 begint Willem van Oranje een opstand tegen Spanje
Van gewesten naar eenheidsstaat
Hoofdstuk 3: Parlementaire democratie
Politiek – maatschappelijke stromingen:
Waarom stemde de Nederlanders, voor WOII, niet op de NSB
H8.3 Burgers aan de macht: Frankrijk
5.3 Democratie in Nederland Tijd van burgers en stoommachines
Historische overzicht Bataafse Revolutie
Deze les: Uitleggen rechtsstaat Maken opdrachten.
De tijd van burgers en stoommachines H10 Politieke strijd en emancipatie Vroegmoderne tijd 19 e eeuw Paragraaf 10.1 ‘Conservatisme en liberalisme’
Staatsinrichting Wie is de baas van Nederland? ©Tom Verbeek sep 2010.
Tijdvak 7 De tijd van pruiken en revoluties Paragraaf 8.3 Burgers aan de macht.
Staatsinrichting van Nederland (deel 2)
Burgers en stoommachines 4.4 Democratie in Nederland
De tijd van de pruiken en de revoluties
Revolutie in Nederland
Blok 2 Vrijheid in Nederland
Thema 2: De rechtsstaat.
De Grondwet van 1848.
Democratie in Nederland
…..LET OP…………. Deze powerpoint gaat over de Nederland; rechts-staat en democratie De powerpoint bevat de basisstof die je moet kennen om het centraal.
Regenten en vorsten 3.1 Machthebbers in Europa
De grondwet Paragraaf 4 politiek.
Blok 2 Vrijheid in Nederland
VROEG MODERNE TIJD De democratische revoluties is westerse landen, discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.
1. Politici moeten zich zo min mogelijk bemoeien met de rechter.
HOOFDSTUK 1 NEDERLAND VAN 1848 TOT 1914
1.1 DE NEDERLANDSE STAATSINRICHTING NU
Cursus 3.3 Hoe zijn rechten en plichten geregeld? Klas 2 BK Lesweek 3
Cursus 3.2 Hoe verloren vorsten hun macht Klas 2 BK Lesweek 4
Cursus 3.3 Hoe zijn rechten en plichten geregeld? Klas 2 KGT Lesweek 3
Cursus 3.2 Hoe verloren vorsten hun macht Klas 2 KGT Lesweek 6
Democratie en Dictatuur
Aantekening van: Wie is de baas
Transcript van de presentatie:

Het Koninkrijk der Nederlanden Samenvatting 1.1 – 1.3

1.1 De Republiek 1588 -1795 Republiek der 7 Verenigde Nederlanden  Geregeerd door regenten en stadhouder Stadhouder = opperbevelhebber leger en vloot  Altijd uit familie van Oranje

1.1 Franse Tijd 1795 - 1813 1795 Fransen verdrijven stadhouder Nederlandse Patriotten aan de macht  NL een democratie met grondwet  Einde democratie door Napoleon 1806 – 1810 Koninkrijk Holland olv broer van Napoleon = Lodewijk Napoleon 1810-1813 NL = Franse provincie

1.1 Koning Willem I Taken vastgelegd in grondwet  NL = constitutionele monarchie Koning benoemt leden van de 1e Kamer Leden 2e kamer benoemd door Provinciale Staten  Benoemd door rijke bestuurders uit steden en dorpen 1e en 2e kamer = parlement  Maar dus geen volksvertegenwoordiging

1.1 Overige taken Willem I Benoemt en ontslaat ministers Geeft opdracht om wetten uit te voeren m.b.v. ministers Regeert bij Koninklijk Besluit, waardoor hij niets met 2e Kamer te maken heeft  2e kamer had weinig macht  Geen invloed op uitgaven door koning

1.1 Liberaal verzet Liberaal verzet tegen almacht koning Liberale eisen: Burgerlijke vrijheden Economische vrijheden Censuskiesrecht voor parlement  Moest regering kunnen controleren

1.1 Grondwet van 1839 Reden = België zelfstandig Contraseign = ook ministers moeten nieuwe wet ondertekenen  Beperking macht koning Parlement wat meer zeggenschap over financiën Liberalen ontevreden  geen kiesrecht Nieuwe wet reden voor Willem I om af te treden

1.2 1848 Overal in Europa revoluties door hogere burgerij, die politieke macht willen. Willem II geeft opdracht voor nieuwe grondwet Reden = Willem II wil revolutie in NL voorkomen en deel macht behouden

1.2 Grondwet 1848 Liberaal karakter (Thorbecke): Vrijheidsrechten Censuskiesrecht = alleen mensen die bepaald bedrag aan belasting betalen mogen stemmen  Want zij hebben door hun rijkdom bewezen slim en zelfstandig te zijn Koning verliest macht door: Verkiezing 1e kamer door Provinciale Staten Ministeriële verantwoordelijkheid In grondwet staan belangrijkste rechten en plichten van het volk en de spelregels van ons bestuur

1.2 NL bestuur 1848 Parlementaire democratie  gekozen 1e en 2e kamer (censuskiesrecht) Constitutionele monarchie  ook koning moet zich houden aan grondwet 2e kamer rechtstreeks gekozen  meeste macht in NL 1e kamer indirect door provinciale staten

1.2 Ministeriële verantwoordelijkheid 1848 Ministers moeten verantwoording afleggen voor eigen daden aan 2e kamer en niet mee aan de koning Ministers moeten verantwoording afleggen voor daden van koning aan 2e kamer  koning is onschendbaar Dus koning krijgt minder macht en regering en 2e kamer krijgen meer macht

1.2 1848 wetgevende taak 1e en 2e kamer Over wetsvoorstellen stemmen in geheel Over wetsvoorstellen stemmen Recht van initiatief Recht van amendement

1.2 1848 controlerende taak 1e en 2e kamer Recht van budget Recht van enquête Recht van interpellatie Recht van vragen Recht van budget Recht van enquête Recht van interpellatie Recht van vragen

1.2 1848 Grondrechten in de grondwet Klassieke grondrechten  = Vrijheidsrechten en bescherming tegen overheid, Gelijke behandeling Godsdienstvrijheid Kiesrecht Meningsuiting Vergadering en vergadering Drukpers Onderwijs Stichten vakbonden Betoging = demonstratie (vanaf 20e eeuw)

1.2 1848 Scheiding van kerk en staat Overheid mag zich niet met geloofszaken bemoeien Overheid mag geen enkel geloof bevoordelen

1.3 1848 Nederland = rechtsstaat Iedereen is gelijk voor de wet De wet geldt voor iedereen Rechters en bestuurders moeten zich aan de wet houden Burger wordt geacht de wet te kennen Rechters zijn onafhankelijk van regering en parlement = onafhankelijke rechtspraak

1.3 Burgers in conflict met de overheid Overheid moet zich houden aan: Beginselen van behoorlijk bestuur Burgers worden door de wet tegen de overheid beschermd

1.3 Burgers tegen de overheid Acties Klachten Bellen of schrijven Nationale ombudsman Meldpunt gemeenten De rechter Publiciteit zoeken Verzoekschrift = Petitie aanbieden Demonstratie

1.3 De Rechtszaak Officier van Justitie  In dienst van Ministerie van Justitie  Leider van politieonderzoek naar misdrijven Treedt op als openbare aanklager bij rechtszaken  Probeert schuld te bewijzen en eist een straf

1.3 De Rechtszaak Advocaat verdedigt verdachte Rechter bepaalt schuldig en onschuldig Rechter bepaalt hoogte straf = vonnis Mogelijkheid tot hoger beroep voor verdachte en officier van justitie

1.3 Sociale grondrechten 1983 Sociale grondrechten = zorgrechten en bescherming door de overheid = recht op bestaanszekerheid via sociale wetten Werk Minimum inkomen = bijstand Milieu beschermen huisvesting Bewoonbaarheid van NL Medische zorg Onderwijs voor 10 jaar

1.3 Referendum 2001 Referendum = volkstemming over een wet Raadgevend referendum = regering is niet verplicht om uitkomst van stemming op te volgen Correctief referendum = regering is verplicht uitkomst stemming op te volgen In NL is alleen raadgevend referendum