Groen is gras Genesis 1:9-13 “God zei: ‘Het water onder de hemel naar één plaats stromen. Dan komt er droge grond tevoorschijn.’ En zo gebeurde het. God noemde de droge grond ‘land’, en het water noemde hij ‘zee’. God zei: ‘Er moet van alles groeien op het land. Planten met zaad en bomen met vruchten.’ En zo gebeurde het. Op het land kwamen allerlei planten met zaad en allerlei bomen met vruchten. En God zag hoe mooi het was. Toen werd het avond en het werd ochtend. Dat was de derde dag.” Opdracht: Maak een graspoppetje. Kijk op het stappenplan voor de instructie. Vragen om door te praten: God zorgde ervoor dat de planten gingen groeien. Zo zal jij ervoor moeten zorgen dat het haar van je poppetje gaat groeien. Wat heb je daarvoor nodig? Stel je eens voor dat je erbij stond toen God al het groens liet groeien. Hoe zou dat eruit zien?