Hooggebergte Hoofdstuk 2
Reliëf Hoogteverschillen in het landschap. Hooggebergte (>1500 meter) Middelgebergte (500-1500 meter) Heuvelland (200-500 meter) Laagland (<200 meter)
laagland heuvelland middelgebergte hooggebergte
Laagvlakte Een gebied met weinig reliëf dat gemiddeld onder 500 meter ligt.
Hoogvlakte Een gebied met weinig reliëf dat gemiddeld hoger dan 500 meter ligt.
Gematigd loofwoud Heterogeen bos Temperatuur van de warmste maand méér dan 15°C en temperatuur van de koudste maand tussen -3°C en 18°C Neerslag: Méér dan 500 mm per jaar. Gematigde luchtstreek
Soorten regen
Stuwingsneerslag
Hoogtegordels= plantengroeizone in een gebergte. Sneeuwgrens= als de temperatuur van de warmste maand niet boven de 0 graden uitkomt. Gletsjers Gemiddelde temperatuur lager dan 10ºC alpenweiden Boomgrens naaldbossen Gemiddelde temperatuur hoger dan 10ºC. loofbossen
Hoogteligging Lucht stijgt op. Temperatuur daalt met 0,6º per 100 m. Hoe hoger, hoe kouder. -6º Temperatuur daalt met 0,6º per 100 m. Gletsjers Condensatie, bewolking, neerslag. 0º 3000m Alpenweide 6º 2000m Naaldbomen Wind 12º 1000m Loofbomen Loefzijde Lijzijde 18º 0m Berg