LE FUTUR Je vais aller en France ce week-end.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Oefenen voor de toets unité 2
Advertisements

Futur van regelmatige werkwoorden
PASSÉ COMPOSÉ VERVOEGD MET ÊTRE
2 hv en 2 A+ Grammaire chapitre 4.
3 vwo+ Grammaire chapitre 2
REGELMATIGE WERKWOORDEN OP -ER
Voltooid tegenwoordige tijd
Tegenwoordig deelwoord
PASSÉ COMPOSÉ ÊTRE APPRENDRE 3 UNITÉ 2.
REGELMATIGE WERKWOORDEN OP -RE
PASSÉ COMPOSÉ AVOIR APPRENDRE 3 UNITÉ 2.
Grammaire chapitre 1 Havo 3.
Vous avez passé de bonnes vacances de Noël?
Bienvenue à tous.
Grammaire thème 4.
Havo 3 Grammaire chapitre 6.
Passé composé.
Franse Les Les 16 Vorige les & huiswerk Voyages unité 7 afmaken Les pirates chapitre 8,9, 10 Vorige les & huiswerk Voyages unité 7 afmaken Les pirates.
Franse Les Les 16 Anne chapitre 1 à 4 Aujourd’huis nous sommes vendredi le 13 février 2015 QUEL JOUR SOMMES-NOUS?
Franse Les Les 18 Vorige les & huiswerk Zinnen maken / herhalen
Regelmatige werkwoorden op –er
Grammaire chapitre 3 3 havo.
Franse Les Les 17 Vorige les & huiswerk Voyages p. 62
Franse Les Les 11 Vorige week Voyages p. 21 Extra oefeningen
2 hv en 2 vwo+ Grammaire chapitre 5.
Grammaire chapitre 1 2 vwo (+).
Franse Les Les 1 Kennismaken / uitleg Chanson assis / debout TPR
Franse Les Les 15 Vorige week Anne chapitre 3 Voyages p. 25/26
Het lijdend voorwerp 3 VMBO - Frans.
Connaitre 3M – week 40 - Frans.
Faire 3 VMBO - Frans.
Franse Les Les 6 Vorige week Toets unité 1 Voyages p. 17/18 Il y a une fille 3… Vorige week Toets unité 1 Voyages p. 17/18 Il y a une fille 3… Nous sommes.
De verleden tijd - imparfait
Venir 2 VMBO - Frans.
L’IMPARFAIT, LE PASSÉ COMPOSÉ, LE PASSÉ SIMPLE
HET BIJWOORD L’ADVERBE [Audio p.1] Stem NL: Het bijwoord
HET PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD
Meewerkend voorwerp & Lijdend voorwerp
Lire 3 VMBO - Frans. Wat moet je weten om dit onderdeel te begrijpen?: Wat een onregelmatig werkwoord is De tegenwoordige tijd (présent) De verleden tijd.
HET LIDWOORD L’ARTICLE [LS3_4v_u5_animaties_GRIII] [Audio p.1]
Het werkwoord être (= zijn)
Les verbes.
Futur proche (toekomende tijd) Gebruik je:als iets (heel binnenkort) nog moet gebeuren voorbeeldIk ga winkelen. Wij gaan huiswerk maken. Hij gaat bellen.
Lijdend voorwerp als persoonlijk voornaamwoord bijvoorbeeld Ik heb een boek gevonden. Ik heb het gevonden. Stefan heeft Sarah gisteren gezien. Stefan heeft.
Franse Les Les 20 Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si vergelijkingen p maken Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si.
Franse Les j’ai cherché et j’ai(re)trouvé mon livre Frans à la carte p. 40, 41, 42 Chanson – Destination ailleurs J’ai cherché j’ai cherché et j’ai(re)trouvé.
Franse Les Les 20 Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si vergelijkingen p maken Vorige les Voyages unité 7 p. 56/57 moi non, moi si.
De gebiedende wijs L’impératif Wanneer gebruiken? Wanneer je opdrachten of aanwijzingen geeft. Bijvoorbeeld: – Lees dit even; – Eet je broodje op; –
Imparfait Nederlands:onvoltooid verleden tijd voorbeeldIk keek een film. Wij waren in Frankrijk.
De passé composé Nederlands: voltooid tegenwoordige tijd
 Cherche une palette moins cher.  Voilà, je l’ai déjà.   Zoek een goedkoper doosje.  Kijk, ik heb het al.
TAALREGELS 33 DE VRAGENDE ZIN
Le COD et le COI Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp (COD) En meewerkend voorwerp (COI)
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Passé composé (voltooid tegenwoordige tijd)
DE PASSÉ COMPOSÉ de voltooid tegenwoordige tijd.
Franse Les Les 1 Kennismaken / uitleg Uitleg methode Hoofdstuk 1a
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
-ir -er -re Regelmatige werkwoorden eindigend op:
Connaître (= kennen) présent ik ken je connais jij kent tu connais
Regelmatige werkwoorden op - er
Regelmatige werkwoorden op -er
Le futur proche et le futur
Le futur De futur is de toekomende tijd.
Ontkenning.
Le passé compose et l’imparfait
Qu’est-ce qu’on va faire?
Transcript van de presentatie:

Si tu ne manges pas ta soupe, je ne te raconterai pas les aventures de Lady Di…

LE FUTUR Je vais aller en France ce week-end. Si tu ne manges pas ta soupe, je ne te raconterai pas les aventures de Lady Di. Quand je terminerai mes études, je travaillerai en France.

Le futur Om de toekomende tijd in het Nederlands te maken, gebruik je het hulpwerkwoord ‘zullen’: Morgen zal ik komen. In het Frans bestaat er geen hulpwerkwoord ‘zullen’!

Le futur proche De Fransen gebruiken ALTIJD een toekomende tijd als ze iets zeggen dat nog moet gebeuren. Ze kunnen dan kiezen uit twee manieren: De toekomende tijd met het werkwoord ALLER. - (LE FUTUR PROCHE) of door de infinitief (het hele werkwoord) te gebruiken en daar een uitgang (- ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont) achter te zetten (LE FUTUR SIMPLE).

Le futur proche Als je iets wilt zeggen wat nog moet gebeuren, kun je een vorm van het werkwoord ‘aller’ gebruiken met daarachter een heel werkwoord. Je vais travailler. Ik ga werken. Lisa va acheter une carte. Lisa gaat een kaart kopen Waar staan de werkwoorden in zin 2? Ontkenning: Je ne vais pas travailler. Lisa ne va pas acheter une carte.

Le futur simple 2. Quand je terminerai mes études, je travaillerai en France. Je maakt de futur simple door de infinitief (het hele werkwoord) te gebruiken en daar een uitgang (- ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont) achter te zetten.

Le futur simple (- ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont) Regarder: je regarder – ai Manger: tu manger - as Parler: Il parler - a Travailler: Nous travailler - ons Acheter: Vous achèter - ez Aimer: Ils aimer - ont

Le futur simple Als het hele werkwoord eindigt op- -RE (apprendre, descendre) dan valt de ‘E’ aan het eind van de infinitief: Attendre: j’attendr - ai Descendre: tu descendr – as Vendre: il vendr - a Comprendre: nous comprendr - ons….

Le futur simple ONREGELMATIGE WERKWOORDEN: Aller j’irai ik zal gaan Avoir j’aurai ik zal hebben Devoir je devrai ik zal moeten Être je serai ik zal zijn Envoyer j’enverrai ik zal sturen Faire je ferai ik zal doen/maken Pouvoir je pourrai ik zal kunnen Savoir je saurai ik zal weten/kunnen Venir je viendrai ik zal komen Voir je verrai ik zal zien Vouloir je voudrai ik zal willen

Pour les VWO Als er in de Présent een aanpassing is vanwege de uitspraak, dan wordt dat in de futur voortgezet. 1: verdubbeling van een medeklinker: Il appelle: il appellera 2. Een accent Acheter: J’achète il achètera Geler (vriezen) Il gère il gèlera